E. du Perron
aan
G. Burssens
Gistoux, vermoedelijk 15 mei 1928
Gistoux, Dinsdag.
Beste Burssens,
Ik ontvang vandaag eerst - en zend je gelijk hiermee alweer terug - de proeven van Eerste Boek van Schmoll (zonder Het.) De tekst kan ik niet nakijken, omdat de kopie ontbreekt, maar ik vertrouw hierin op jou. De indeling daarentegen lijkt mij geheel arbitrair. De enige volgorde die wij ons kunnen veroorloven is een chronologie-se; probeer deze dus te herstellen. Boere-Charleston en Alpejagerslied en Paul's twee laatste gedichten; ook de Zelfmoord des Zeemans en wat hij nog meer in Miavoye geschreven mag hebben, moet natuurlik achterin staan. Ook heeft het appendix zoals het nu is, geen zin. Toen ik je van een appendix sprak, bedoelde ik daarin op te nemen alle ‘twijfelachtige’ gedichten die - ofschoon sedert lang geschreven - door Paul zelf nooit gepubliceerd werden. Alles wat Paul zelf gepubliceerd heeft mag natuurlik niet in de appendix gezet worden*. Als zijn ‘manier’ met de jaren veranderd is, doe je het best dit te doen uitkomen door de chronologiese volgorde alweer. In de appendix zou je dus alleen kunnen zetten de door Constant v.O. teruggevonden, ongepubliceerde, gedichten: de twee franse met die p's369; desnoods ook het kleine franse gedicht uit ‘Marie’370 (tegen Casteels, maar dit weet niemand), het grote gedicht Singer naaimasjiene (dat Paul in de Driehoek wou zetten) en de door jou teruggevonden poëtiese grotesken. Of maak je hiervan een apart onderdeel: grotesken? Dit zou mij liever zijn. Zet daarbij dan dat franse gedichtje uit Marie. En laat de appendix dan maar vervallen; dat lijkt mij nu veel beter (en ook minder pedant).
Nog wat anders: je zet bij de dik gedrukte zinnen: ‘kursief’, maar het kursief dat men voor dit lettertype heeft is afschuwelik; miezerig, ineengedrukt, onooglik. Laat het dus liever dik gedrukt blijven. Overtuig je maar eens van deze kwestie, en laat in ieder geval niet afdrukken voordat je dat kursief hebt gezien. (Ik zag het in de vorige proef en liet er vette letter van maken!!)
In Banlieue heb ik ‘Flaubert’ in ‘Flobert’ veranderd. Flaubert is een fout van Paul; hij dacht aan de franse schrijver; de geweerfabrikant schrijft zijn naam met een o.
In Oppervlakkige Charleston (ook achterin zetten, even vóór de Boere-Charleston) staat: ‘Oklahoma’. Dit moet, geloof ik, zijn: ‘Oklahoma’. Ik heb hier in Gistoux geen aardrijkskundig woordeboek of atlas; zou jij het even willen nazien?
In Facture Baroque staat: ‘Geen kent het S.O.S.-gesein geenzijds der zinnekim371’, Is dit goed? Ik denk van wel, maar men kan nooit weten, zoals de voorzichtige schoolmeester zich uitdrukt.
- Je kunt ook zetten: ‘Appendix: Grotesken’; of GROTESKEN, en in kleinere kapitalen eronder: (APPENDIX). Maar ik voor mij, nu de bundel vóór mij ligt, zou ‘appendix’ geheel laten vervallen. Men merkt n.l. werkelik niet dat die gedichten minder goed zouden zijn. Het Eerste Boek van Schmoll moet dus eindigen met Ogen en De Oude Man; liefst De Oude Man achterop. (In ‘Avontuur’ was de volgorde willekeurig en van mij: omdat ik rekening moest houden met het feit dat die 2 gedichten op één blz. zouden staan; wat hier niet meer het geval is.)
Nu, mijn beste Burssens, schrijf mij over dit alles uitgebreid terug, en geloof me, als steeds, gaarne je
EduP.
P.S. - Verifieer ook s.t.p. de korrekties van Oskar Jespers. Hij mocht enige schrijffouten willen herstellen!
Origineel: Antwerpen, Letterenhuis