E. du Perron
aan
J. van Nijlen

Brussel, 3 april 1928

Beste Van Nijlen,

In afwachting van Greshoff's openingsdicht heb ik het volgende sonnet335 in een mij zoo deftig mogelijken toon (daarom niet minder gemeend) voor je bundel geschreven. Zooals Gr. zeer terecht zegt, kunnen er verschillende gedichten van je vrienden in staan, b.v. twee vóór en twee achter, als bij de 17e en 18e eeuwsche dichtbundels. Deze verzen worden dan cursief gedrukt. Wat denk je van het geval? en kan je, zonder jezelf te veel geweld aan te doen, dit mijn sonnet aanvaarden?

Tot Vrijdagavond.

Je EduP.

13 rue Lesbroussart

Dinsdagavond.

335‘Bij een bundel van Jan van Nijlen’ met de beginregel:‘Beminnelijk poëet, ontgoochelde Van Nijlen,’. Opgenomen in de bundel Parlando (1930); Vw 1, p. 56.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie