E. du Perron
aan
P. van Ostaijen
Gistoux, 6 oktober 1927
Gistoux, Donderdag.
Beste van Ostaijen,
‘De akelige vent’ zal je zeggen, maar... ik zal de eerste dagen nog niet kunnen komen. Nu is dit weer niet helemaal mijn schuld, maar mijn moeder wil plotseling van hier weg, omdat er net een nieuwe meid is die ‘bedorven’ zou worden en omdat de chauffeur...enfin, om redenen van hoog-politiek-huishoudelike aard. Ik ga dus vanuit Brussel naar je toe, wat, after all, misschien ook veiliger is, gegeven de aansluitinkjes die ik 's avonds overal zou kunnen missen (hièrheen). Laat ik de dag dan ook maar vaststellen, en zeggen: Ik kom Vrijdag a.s., vanuit Brussel, dus over een week. Als het je niet schikt heb je dan nog alle tijd mij af te bestellen, naar de rue St. Jean 21. Hoor ik niets dan is het in orde en kom ik aangezet: ik neem dan een trein direkt naar Dinant, of zo mogelik naar Hastières.
In afwachting van mijn komst wil ik intussen nog wel proberen je wat te amuseren. Gelijk hiermee gaat een boekje: ‘Wat de Pers zegt over De Zondaar door Alie Smeding’ - iets verrukeliks, simpelweg.
Vooral als men zo achter elkaar leest hoe al die heren, ieder naar eigen trant, het verhaaltje navertellen. Het bespaart iemand meteen de moeite de 2 delen te lezen, of altans te kopen; ze kosten 7 gulden (of 9 gulden?) zoveel. Het boekje persbeoordelingen kreeg ik gisteravond door Willink toegestuurd; het heeft mij de volgende ballade ontlokt in de stijl van Tailhade - die ik als hors - d'oeuvre gaarne in een paar kranten verspreid zou zien. Daar is ook wel kans op, ik heb het ding meteen naar Greshoff gezonden. Anders druk ik hem op losse vellen en stuur die zo naar de redaktiebureau's.
Dus voilà:
Maar inplaats van het woord ‘lullen’ dat misschien wat sterk is (gegeven de omstandigheden!) zet ik: - v wat eigenlik ook vermakeliker is. Als je lust mocht hebben het ding naar Vl. Arbeid te sturen? met een begeleidend woordje dat ook afgedrukt zou kunnen worden? ik brand van verlangen het overal verspreid te zien, ik ben nooit misschien nog zo eerzuchtig geweest!211
Wat nu de opdrachten betreft van die vorige uitgaafjes: je m'en balance. Die waren gericht aan: Duboux, een Zwitser, met wie ik alle kontakt verloren heb; zijn zuster, dito-dito; mijn neef Suleyman die zich wel troosten zal, de Csse du Monceau, die niet genoemd wordt en die ik eens per jaar bij ongeluk ontmoet, en de maîtresse van mijn vriend Bas Tissing, die erbij genomen werd omdat ze in het bezit was van een overheerlike naam (Trijntje de Vos). - Er is nu nog een 7e verhaal bijgekomen (dat komt ervan als je de dingen persklaar maakt): het is een derde Nameno - dat is jouw schuld! - en het heet: Het Laatste Treffen. Het begint met een brief aan jou,212 die verdere kommentaar hier feitelik overbodig maakt. Je zult wel zien; ik neem het voor je mee. Als je het gelezen hebt moet je proberen een betere titel ervoor te vinden, nu je toch dagen lang doorbrengt op een chaise-longue.
Ik ben bezig aan een 5e verhaal voor Nutteloos Verzet, waarvan het schema geheel klaar ligt, en dat een ‘nieuw avontuur’ is van Alexis uit Zo leeg een Bestaan. (Ik bedenk daar dat je dit personage niet kent omdat hij nog niet voorkwam in de drie stukjes die in Het Woord werden afgedrukt.) Dit 5e verhaal zal heten: Voor Alle Zekerheid. Ik weet nog niet aan wie ik de bundel zal opdragen: hij komt verreweg het meest toe aan Pia, maar het is een beetje idioot Hollandse boekjes op te dragen aan iemand die grote lol heeft als hij op zijn Frans ‘brievenbus’ heeft gezegd en ‘posterijen’.
In de bloemlezing van Greshoff, die er een is voor schoolgebruik of iets dergelijks, zullen zeker geen 12 sonnetten staan van Van der Voorde. Ik denk dat de ‘beroemdste figuren’ er zes, zeven verzen in krijgen, hoogstens, maar ik heb er niet verder naar geïnformeerd omdat ik er zelf speciaal 12 gedichten voor wou schrijven en achteraf bleek dat ik helemaal niet was gevraagd. Greshoff is geen onaardige kerel: hij is uit Holland gevlucht omdat de geest onder de kollega's hem te bar werd, en schrijft soms dingen in een luchtige toon, die op zichzelf, in een Hollander, al ‘verblijdend’ werkt.
Intussen, de Mélopée hoef je niet meer voor hem over te schrijven; die heeft-i al in een nr. v. Vl.A. teruggevonden. ‘Het is een pràchtig gedicht’, heeft-i mij gezegd. Ikzelf zit me ook nog altijd in stilte te verheugen dat je er nog een stuk of wat zo zult schrijven en dat ik er dan eentje van cadeau krijg... Salmon schreef: ‘les poètes, lorsqu'ils sont pauvres, s'envoient pour leurs étrennes leurs derniers livres enveloppés de faveurs, afin de croire qu'ils recoivent aussi des bonbons.’ Het is een zin die diepe indruk heeft gemaakt op Malraux wiens verlangen het is dat-i onsterfelik worde. Ik help hem dus die gedachte te verspreiden en citeer ze de laatste tijd iedere week.
De rest praten we Vrijdag af, als ik geen tegenbericht ontvang. Je schrijft me niets van jezelf, moet ik daaruit opmaken dat alles goed gaat - redelikerwijs altans? Je moest je iedere week laten fotograferen op dezelfde plaats en in dezelfde belichting en die foto's rondzenden aan je vrienden, vooral aan vrienden als Herreman, die op je wedden. In ieder geval mijn beste wensen, nogmaals tot spoedig, en een ferme hand van je
EduP.