E. du Perron
aan
A.C. Willink

Gistoux, 6 september 1927

Gistoux, Dinsdag.

Beste Willink,

Veel dank voor de teekeningen, die mij tenslotte toch uitstekend van pas komen daar ik juist gisteren, bij Breuer zijnde, besloot de twee boekjes vóór mijn vertrek nog in druk te geven (de man met de roode knevels heeft n.l. een ‘combine’, voor wat de betaling betreft, aangenomen). Intusschen geloof ik niet meer dan één teekening van deze te kunnen gebruiken. De twee zijn allebei even aardig - en wat je nieuwe stijl betreft zou ik mij niet beter kunnen wenschen - maar het is jammer dat ze zoo ‘pedant-’ achtig aandoen. De juffrouw met duif en zeegezicht op achtergrond komt heel goed bij Poging tot Afstand zullen we zeggen, maar de ander? Ik heb lust haar achter te houden voor een toekomstig half-erotisch werk. Als je voor Bij Gebrek aan Ernst (de zeven verhalen nu dus) niets anders kunt teekenen (dit ‘kunnen’ staat in verband met je 'andere werkzaamheden) zend me dan nog maar eens het portret van de gravinne du Monceau. Maar we kunnen dit zaakje even goed of beter regelen als ik in Holland ben. Ik denk 14 Sept. in Rotterdam te zijn, en 15 Sept. 's avonds in den Haag, daar dan misschien een paar dagen te blijven, dus tegen 17 of 18 Sept. bij jou te komen. Ik schrijf je uit den Haag nader. Zal ik het portret van Duco Perkens voor je meebrengen? Schrijf me dit naar 21 rue St. Jean, en zend daarheen ook - als je 't doet - der gravinne beeltenis. - Ik heb eindelijk een in 't Nederlandsch geschreven roman in handen die aangenaam leest (voor ons), het is de eerste roman van den dichter van ‘'t Fonteintje’: Mau-rice Roelants.197 - Heb je het ontstellende schandaal gelezen veroorzaakt door het boek van juffrouw Alie Smeding, De Zondaar? Gruwelijke pornographie schijnt dat te zijn, en de arme schrijfster is als vrouw aangevallen in de bladen - ja - en een martelares gelijk wordt zij door iedereen door de modder gesleurd. Weliswaar hebben eenige brave harten als de heeren Van Eckeren en Pannekoek hun pennehouder voor haar in de weer gebracht, maar het ziet er toch hopeloos voor de juffrouw uit, want, zegt zij, nu is zij een eenzame en zal wel niet meer trouwen.* Men zou lust krijgen haar te logeeren te vragen om te zien of men haar inzake pornographie toch niet nog wat practische kennis zou weten bij te brengen. De heer Nijhoff, de Dichter, een van haar voornaamste belagers, heeft verkondigd dat haar pornographie ook als zoodanig niets waard, want niet vroolijk genoeg, was; hij, Nijhoff, hield best van pornographie - op z'n tijd - maar dan moest die ook vroolijk zijn: zooals, zegt de grappenmaker, in sommige boeken van Anatole France, en bij Pierre Louijs het geval is. Ze hebben toch een aardig idee van pornographie, die lulletjes rozewater... France?? En Louijs? Dat is voor hem: Aphrodite en Le Roi Pausole. Ik heb lust hem te vragen of hij met die vroolijke pornographie bedoelt: de verzen over kontneuken (die ik je heb voorgelezen), Les Trois Filles de Leur Mère, of misschien L'Histoire du Roi Gonzalve et Des Douze Princesses?198 - Je moet dat schandalige boek, De Zondaar,199 toch eens te pakken zien te krijgen; ik wed dat je er niet eens een krullende neus van krijgt. - Nu, mijn waarde, tot spoedig.

Steeds je EdP.

P.S. - Misschien is de teekening die je voor Een Bloempje aan 't Eind maakte, toch meer representatief voor de 7 verhalen van de nieuwe B.G.a.E. Zend me dus ook die teekening als je 'm nog hebt. Grooter geclicheerd is-i misschien ook nog beter. Het formaat van de cliché's zou ditmaal zijn: ± 16×10 c.M.

P.P.S. - Met het Drama van Huize-aan-Zee eindelijk een begin gemaakt. Het eerste deel is veel makkelijker te schrijven dan het eind. Maar het eind interesseert mij meer. Enfin, er zijn 15 pagina's geschreven op de ± 60; alles kan nog mislukken dus.

197Komen en gaan (1927).
*Maar toch, verbitterd, zegt zij, is zij niet.
198Of, wellicht! le Manuel de Civilité pour Petites Filles du Monde? (dat meesterwerk voor zeker soort oude heeren).
199Verschenen in 1927,2 dln. Voor de bespreking van G. van Eckeren en M. Nijhoff zie: DGW 26 (1927) 6 (juni), p. 131-134 en De gids 91 (1927) 8 (aug.), p. 316-318. Het interview van G.H. Pannekoek stond in hetzelfde nummer van DGW, p. 175-182. Daarin zei Alie Smeding o.m.: ‘Door het schrijven van De Zondaar, dat ik schrijven moèst, heb ik alles verloren en is de naam Alie Smeding erger geworden dan een gemeen woord. Als ik van plan was te trouwen had ik het boek niet geschreven, en als ik getrouwd was ook niet’ (p. 176) en: ‘Ik ben geen verbitterde oude vrijster geworden. Dat kan ik niet, ik ben niet verbitterd, al zoudt U dit misschien denken’ (p. 181).
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie