E. du Perron
aan
A.C. Willink
Brussel, tussen 3 en 27 november 1925
Beste Willink,
Je briefkaart komt zoo in mijn handen (ook je brief ontving ik.) Ik zal Breuer opbellen en over afdruk cliché spreken; de prijsvermeerdering zal niet groot zijn. Wat △ 5 en 6 betreft, Peeters had je die reeds kunnen zenden; ik weet niet waarop hij wacht; hij heeft sedert lang al die nrs. in z'n bezit. (Intusschen zal ik er je ook nog wel een ex. van opsturen, ik moet er nog enkele hebben.)
Het Bloempje96 kan je goedkeuring dus niet wegdragen. Tant pis. Als ik me zou moeten verdedigen zouden de argumenten me niet ontbreken, maar waar dient zooiets toe? De schrijver is niet de lezer, zou Peeters zeggen. Bennie's alleenspraakjes kunnen bijv. m.i. niet gemist worden omdat men zich er anders geen rekening van geeft hoe het jongemens, zich geregeld analyseerend, tot plannen geraakt die hij nooit (of alleen per ongeluk, als in de laatste scène met Charlotte) tot uitvoering weet te brengen. Wat het knal-effektje betreft van den trein - hoe kinderachtig van je om daar nog aanstoot aan te nemen. Natuurlijk is je grief meer dan gegrond! - Ik zal er een noot bij zetten: ‘Dit flauwe grapje dat het misnoegen van alle “modernen” moet wekken is uit een zeker respekt voor passeïsdsche methoden onvernietigd gebleven’.97
En waarom de ernst van m'n schrijverschap? Door het kwantum van m'n geschriften? Doch tenzij men ophoudt met schrijven, wat ik van plan ben (zal ik als Bennie niet slagen?) is een dergelijke groei onvermijdelijk.
Ik ben nog altijd niet weg kunnen gaan om verschillende redenen. De ongewone lastigheid van mijn vader. Een nieuwe griep, hoewel sluimerend, in eigen cellen. Geldgebrek veroorzaakt door het wegzenden en onderhoud van Simone,98 (dit kan nog vier maanden duren maar stommiteiten moeten GEBOET worden). Tenslotte een nieuwe ‘verovering’ die een en ander met een balsempje schijnt te overgieten. Punt; maar misschien komt er meer.
Misschien vertrek ik toch nog wel: begin December of zoo. Vertrek ik niet dan vervalt hoogstwschl. Windstilte uit m'n ‘oeuvre’. Wanneer denk jij de plaatjes te maken? Ik vraag me af of ze niet zóó gedrukt zouden kunnen worden:
Dus op de losse vellen zelve die als titelblad buiten den eigenlijken tekst staan, met opschrift en opdracht boven en beneden. Maar misschien zou jij dan het opschrift erbij moeten teekenen? Schrijf mij hier nog over, dan krijg je de teekening die hier reeds is, terug.
Nu m'n beste, tot ziens. Als steeds je
D.P.