E. du Perron
aan
P. van Ostaijen

Brussel, 26 juli 1925

Brussel, 26-7-25 (Zondag)

Beste Heer van Ostaijen,

Gisteren stelde ik me ‘ter plaatse’ (de mij eindelik geopende drukkerij Breuer) op de hoogte van wat we het Ongeval van de Trust mogen noemen. Ik kwam dan te weten dat inderdaad de verzending van 300 gewone ex. naar Peeters en van 30 luxe-ex. naar u, op 18 Juli l.l. had plaatsgevonden.

Hier dus een zeer dikke streep achter.

Of nog dit: Wanneer krijg ik een exemplaartje van u? Ik ben er zeer benieuwd naar. Naar het definitieve uiterlik, en naar de overgebleven fouten.

Ik zend u morgen een ex. Filter: de kwatrijnen.73

Nu het volgende in uitgebreider antwoord op uw schrijven:

Het zou mij veel genoegen doen u binnenkort te spreken. We kunnen over verscheidene dingen dan sneller en doeltreffender ‘handelen’, om de fraaie Nederlandse term te gebruiken die zelfs op de minne van toepassing blijft; we zouden het artikel ook in elkaar kunnen zetten dat u, als ik goed verstaan heb, dus liever door mij zag getekend. Maar aan de andere kant: wanneer u in Peeters niet de goeie God ziet, waarom hem zoveel gewicht toe te kennen dat u zich, om zijnentwil, uit de △ terug zou trekken? Peeters latend voor wat hij is en de verantwoording latend voor wat hij schrijft, kunt u, dunkt me, beter rustigweg uw eigen stem doen horen. Geef toe dat wanneer juist onze beste medewerkers het veld ruimen, Peeters, vanzelf en zelfs zijns-ondanks, een te groot overwicht gaat krijgen. Intussen, ik ben bereid mijn handelwijze in deze kwestie naar uw houding te regelen.74 Dus, als u het ‘interview’-systeem prefereert, mij wel.

Ika Loch blijft dus in de serie: wat mij plezier doet. Zoals gezegd, indien u groter druk wenst, geven we deze groteske alleen uit en laten de Stad der Opbouwers voorlopig vervallen.75

Nu over de Duitse fantasten. Ik vond te Utrecht, bij de Jood Cohen, geheel ongezocht Hoffmann's Gesammelte Werke in 5 dikke banden, als ik deze anders laat binden komt er nog een vrij behoorlike editie van. Dat is dus afgedaan. Dezelfde Jood Cohen beloofde me moeite te zullen doen voor een aardige, geïll. editie van Peter Schlemihl Andere verhalen heeft Chamisso bij mijn weten niet geschreven.

Van Achim von Arnim vond ik niets. Als u daar dus nog iets van ontdekt -, gaarne.

Heeft u de brief met foto's in Duitsland nog gekregen? Zoniet dan kan ik natuurlik nieuwe afdrukken bestellen.

Ik heb gedurende uw zijn in Duitsland voornamelik gewerkt aan een nieuwe verzameling van wat u voor 't gemak poëziën noemde, en die ik ter uwer eer Proza met Wit zal heten.76 Ik zou ze u zelfs, met een fraaie zin, op een apart blaadje voorin, willen opdragen. Wanneer u hier is en het bundeltje doorgekeken zult hebben vertelt u me wel of u die opdracht aanvaardt.

Ik denk me zo gauw mogelik van deze ‘uitzonderlikheid’ zoals u zeide te genezen. Ik besef volkomen mijn te laat komen in de strijd, mijn te laat protesteren tegen de rebellen, en mijn te laat overlopen naar hun zijde. Hoe het zij, voor 't ogenblik ben ik nog met hart en ziel ‘rebel’. We zullen afwachten welke wijzigingen de toekomst brengt. Indien het waar is dat ‘pour un homme de lettres, mourir à trente ans, c'est mourir au berceau’, dan heb ik zelfs nog tijd te verspillen. En dit is, voor het minst, een aardige bezigheid.77

Met hartelike groeten

uw D.P.

73Filter. Negen-en-veertig kwatrijnen werd geschreven van 28 januari tot en met 17 maart 1925 en was kennelijk zojuist in druk gereed gekomen.
74Reeds spoedig na de oprichting van De driehoek en nog vóór het verschijnen van het eerste nummer ontstond er onenigheid tussen Jozef Peeters en Van O. De eerste was gekant tegen medewerking van de door Van O aangetrokken Floris Jespers en weigerde tevens Van O's ‘Huidegedicht aan Singer’ op te nemen, waarin Jespers genoemd werd. Toen Peeters niet van houding wilde veranderen, trok Van O zich uit het tijdschrift terug. Peeters noch DP konden hem bewegen alsnog mee te werken.
75Van O was wel bereid mee te blijven werken aan de Cahiers van De Driehoek. Een volgend nummer zou de grotesken Het bordeel van Ika Loch en De stad der opbouwers bevatten. Vanwege het gebruik van een grotere letter kwam de tweede, reeds gepubliceerde groteske te vervallen.
76Deze bundel is nooit verschenen.
77Deze laatste alinea is een reactie op Van O's recensie van Het roerend bezit en Kwartier per dag in Het overzicht, waarin deze geschreven had: ‘De dichter Duco Perkens, bevindt zich in de lamentabele toestand van iemand die besloten heeft moderne gedichten te schrijven en nu met dit voornemen in de Groene Aap is gelogeerd. Waar wij tans naar een consolideren van het in een anarchisties élan veroverde zoeken, is het tragikomiese geval van het verlangen naar het uitzonderlike, van geen praemisse uit, nog interessant’. De Franse uitspraak is niet achterhaald.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie