4269 (2869a). Aan L. Guilloux: Parijs, 20 maart 1936

Parijs, vrijdag.

Beste vriend,

Je beschuldigt je zo rijkelijk dat ik alleen maar in mijn schulp kan kruipen. Niet dat ik nog niet wat bitterheid voel - soms ben ik een beetje de ‘lichtgeraakte oosterling’ - maar wat geeft het, we gaan immers net doen of alles uit de wereld is. Laat ik mezelf maar voorhouden dat vriendschap nergens recht op geeft, evenmin als liefde. En je brief was erg aardig.

Blij te vernemen dat je de Greshoffs sympathiek vond en nog vindt en dat jullie een goed contact hebben gekregen. Greshoff is een ‘warmvoelend’ mens en een vriend op wie je kunt rekenen, dat staat voor mij al 9 jaar vast, en over 9 jaar zal jij dat misschien ook zeggen.

Mijn artikel was behoorlijk oppervlakkig, of kwam tenminste niet verder dan de buitenkant. Het ging erom de limiet van die 1½ kolom niet te boven te gaan en al helemaal niet het niveau van de lezers van dat weekblad. En ik was moe en totaal niet geïnspireerd. Ik heb dus getracht in dat ‘kader’ het zo goed mogelijk te doen. Ik heb niet de moed dat voor je te vertalen, maar daarvoor moet je echt bij Kees zijn. Hij kent Hollands en beter Frans dan ik, en hij zal

[p. 297]
je waarschijnlijk graag deze kleine dienst willen bewijzen. Stuur hem het artikel. Maar denk eraan dat, van alle kameraden in Holland, dat van Bep 10 × beter is en tot nu toe verreweg het beste artikel dat over Le S.N. in Holland is verschenen. Ik zeg het zonder echtelijke trots; eerder nederig.

Blijft nu nog de vertaling. Ik heb Greshoff geschreven en hij antwoordt me dat hij niet kan, gezien al het werk dat hij al heeft. Ikzelf sta tot je beschikking, zoals ik al zei, en Bep ook. Laten we afspreken dat we het samen doen en dat het er alleen maar beter van wordt. Ik schrijf met dezelfde post aan de directeur van de W.B. om hem te zeggen dat je nog over de rechten beschikt, dat je niets aan die Schoup hebt overgedragen en dat hij je moet schrijven.

Afgezien daarvan, heb ik geen nieuws. We hebben hier enkele grote lezingen over het socialistisch realisme gehoord, met als slotsom dat men in dat soort realisme precies kan vinden wat men wil. Het is een beest met een sociale kop, romantische poten, een zeer realistische buik en een lyrische staart; met dat al hoef je het dus alleen nog maar te berijden. Op het eerste gezicht laat het zich alleen maar berijden door schrijvers van links, maar je weet maar nooit en ik zou niet weten waarom Mauriac en Maurois niet, wel beschouwd, sterk socialistische realisten zouden kunnen zijn. Aragon was even belachelijk als gewoonlijk, André zeer wreed jegens het publiek - dat werkelijk met de tong op de schoenen liep na al dat gehol door alle kunsten aller tijden - maar zoals altijd consistent en briljant. Het speet me dat Benda er niet was, want voor de rest waren het alleen maar leraren. Het niveau van de discussie was betrekkelijk hoog, zei André; we merkten dan ook dat er heel wat geslapen werd in de zaal. Die arme Bourotte moest de volgende ochtend aan boord, terwijl hij helemaal niet had geslapen en dan ook nog gebukt ging onder al zijn twijfels over het realisme in kwestie.

Aanstaande maandag vertrek ik naar Lyon, waar ik ongeveer een week blijf om te proberen de vertaling van mijn zogenaamde roman met Pia to start, (hoe zegje dat in het Frans). Als hij er ‘vat’ op krijgt, kan hij het verder alleen wel. Hij is vol goede wil, bereid er 3 uur per dag aan te besteden, naast zijn werk, en maakt, dat ik me schuldig voel. Ik denk niet dat ik naar Le Roselier kan komen. Maar jij komt zeker naar Parijs en misschien dat je dan de weg vindt, tenminste telefonisch. Laten we dan over je nieuwe roman praten. Ik begrijp de angst; waarover je het had, volkomen, en ik ben

[p. 298]
verdomd nog altijd niet in staat mijn nieuwe roman te beginnen, die ik toch allang onder mijn schrijvershart draag.

Groeten tussen ons zessen, jullie

EduP.

Houd ons op de hoogte van de reacties van de W.B.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie