4300 (3783a). Aan Het vaderland: Amsterdam, 3 oktober 1939762aant.
Geachte Redactie,
In het vraaggesprek betreffende mijn verblijf in Indië, dat in uw blad van Zondag jl. werd afgedrukt en dat mij eerst heden onder de oogen kwam,763 heb ik met eenige bevreemding gelezen, dat overal waar ik het woord ‘Indonesiër’ had gebruikt, dit door ‘Inlander’ vervangen werd. Waar dit woord nu mij in den mond wordt gelegd, zie ik mij genoopt tot een nadere uiteenzetting.
Vermoedelijk werd het woord ‘Inlander’ door u gebezigd als zijnde het duidelijkste, en om de vele lezers niet in verwarring te brengen die, van ‘Indonesiërs’ nooit gehoord hebbende, daarbij noodeloos verontrust zouden zijn geworden door bijgedachten aan exotische, half-patagonische, half-papoeasche volksstammen. Het feit blijft er echter niet minder waar om, dat in Indië, door ieder hoffelijk Nederlander, het woord ‘Indonesiër’ meer en meer gebruikt wordt. Ik zelf schreef in ‘Het Land van Herkomst’ doorloopend over Inlanders (de hoofdletter is dan ook een niet zeer verantwoord versiersel); maar dat was conform de mentaliteit van nu bijna 20 jaar geleden. Menschen, die men tot zijn vrienden rekent, nu nog Inlanders te noemen, komt vrijwel neer op: hen te beleedi-
De regeering zelf, de behoorlijke Indische bladen, hebben ‘inlandsch’ en ‘inlanders’ laten vallen, om te spreken over ‘inheemschen’ (meestal ook met hoofdletter). Dit is een halfslachtig woord en een diplomatieke omzeiling van het woord ‘Indonesiër’, dat door de Europeanen alleen niet gebruikt wordt omdat het - ten onrechte - vereenzelvigd wordt met politieke, nationalistische of ‘communistische’, in ieder geval gezagsvijandige bedoelingen. Maar er zijn genoeg Nederlanders, die hun ‘inlandsche’ vrienden zonder politieke bijoogmerken den naam geven dien zij zelf wenschen; uit hoffelijkheid, zooals ik reeds zeide; uit vriendschap; zelfs om redenen van elementaire beleefdheid; uit een niet meer dan normale behoefte om, in een verhouding van gelijke tot gelijk, iedere vooropgezette superioriteit te doen verdwijnen, zelfs waar deze zich nog slechts zou voordoen in versleten termen. Versleten is deze term immers maar voor één van de partijen, en zoolang men rasonderscheid maakt, zou alleen logisch zijn wanneer men niet ‘Hollanders’ plaatste tegenover ‘inlanders’, maar de eersten aanduidde als: geimporteerden, uitheemschen, buitenlanders.
Van ‘inlanders’ spreken in Indië alleen nog maar menschen tot wie ik mij vlei niet te behooren. Met politieke overtuigingen heeft dit niets uitstaande.
U dankend voor het plaatsen van deze rectificatie,764 teekent,
Hoogachtend,
E. du Perron
Amsterdam, 3 Oct. 1939