4240 (2610a). Aan A. ter Braak-Faber: Parijs, 13 juli 1935
Parijs, 13 Juli.
Beste Ant,
Dank voor je lange uiteenzetting,529 maar het meeste hiervan wist ik nu, zoodat ik je vnl. op je vragen moet antwoorden. Maar gisteren schreef ik weer een ellenlange uiteenzetting,530 na de 2 brieven van Menno die hier tegelijk aankwamen, zoodat ik moeilijk nog eens alles zeggen kan. Het beste is dus dat je met Menno samen mijn brief leest en mij daarna zegt wat er nog te verklaren overblijft.
In deze brief van je toch nog een paar punten.
Zelfs de karakterloosheid van Vestdijk heeft bepaalde grenzen niet te overschrijden - zelfs voor de vriendschapsgevoelens die ik hem toch werkelijk toedroeg. Natuurlijk heb ik nooit sterk op hem gerekend, al heb ik het hem bv. nooit kwalijk genomen dat hij als Forum-redacteur meteen publiceeren ging in De Stem.531 Ik zou het zelfs ‘begrepen’ hebben als hij lid van de Mij was geworden op een ander moment dan dit; maar niet nu, na die drastische vuiligheid tegenover Marsman?532 Een kind zou moeten begrijpen dat het hier over de grens gaat, voor iemand die dan toch ook nog de vriendschap opneemt in zijn ‘anale’ levensbeschouwing.533 En zoo niet, dan heb ik mij vergist; maar dat is dan een reden om aan die vergissing meteen een eind te maken.
Ik kan je niet 3 blzn. schrijven over mijn opvatting van vriend-
Menno had mij ook gezegd dat Vestdijk en Van Vriesland er eerst volstrekt niet over dachten om de inmenging van de vlaamsche redactie te dulden.* Hij had dus het volste recht om zich tot het uiterste tegen hun draaierij te verzetten. Niet alleen voor zichzelf, maar voor Greshoff en mij.
Greshoff noch ik konden Zijlstra en Van Vriesland schrijven, omdat zij ons terecht zouden gezegd hebben dat wij niet in de redactie zaten en dat de redactie nog geen beslissing genomen had.536 Maar ik heb Menno wel 4 ½ gezegd dat ik eruit zou gaan als de Vlamingen Virginia wegdrukten. Hij heeft mij hierover een verklaring gegeven: dat hij niet begrepen had dat dit ook van kracht bleef als hij uit de redactie ging. Dat is dan het misverstand geweest.
Nu nog die kwestie van de fl. 1000.; waar Vestdijk ook zijn heil in zoekt! Ik vind dit iets absoluut anders dan lid te worden van die Mij. Die fl. 1000. zijn een prijs die uitgekeerd wordt door het lijk van een
Je schrijft: ‘Ze hebben zich alle drie gewoon door de Vlamingen laten overrompelen‘ - maar dààr wringt hem voor mij de schoen. Dààrvoor heb ik Menno altijd gewaarschuwd, en Greshoff ook; dàt dat niet gebeuren zou was voor ons de eenige conditie om de samenwerking met die heeren te verdragen. Als door mijn onaangenaam, dictatoriaal, imperialistisch, abrupt, querulantistisch, enz. optreden deze ‘overrompeling’ nog in iets anders veranderd kan worden, dan vind ik dat wij er tenslotte maar allemaal blij om moeten zijn. Aan mijn vriendschap voor Menno zal het niets veranderen, al moet je één ding niet vergeten: dat ik met eenig recht zéér teleurgesteld was en zéér gegriefd toen ik die brieven schreef die hem dan zoo griefden en die nu dan op mijn schaduwzijde gezet (mogen) worden.
Ik hoop van harte dat Forum nu barst,* voordat die vlaamsche lummels met of zonder roomsche contrôle het heelemaal ‘overrompeld’ zullen hebben. Maar ondanks ons optreden, ik vertrouw geen snars op Vic van Vriesland, die een even ruggegraatloos iemand is als Vestdijk; wat er voor behoorlijks uit hem komt kan mij alleen maar meevallen. De eenige op wie ik vertrouw is Menno. Ik geloof dat voor Menno alle verhaaltjes van solidariteit met zijn mederedacteuren enz. voorbij zijn, waar die mederedacteuren in het begin ook zoo positief neen hebben gezegd tegen de Vlamingen en nu gedraaid zijn; ik geloof dat het er voor Menno nu op aankomt om zoo scherp mogelijk te kiezen: òf Vriesland en Vestdijk, òf Greshoff en mij.
En àls die Vlamingen het toch nog ‘winnen’, op de een of andere manier, dan stel ik Menno dit voor: hen met Greshoff en mij te bestrijden, in Gr. Ned. of waar dan ook. En mijnheer Vestdijk mag dan de partij van Vlaanderen kiezen. Ik zie heusch nog altijd geen enkele reden om zich klakkeloos door die lieden uit een blad te laten drukken dat aan Menno en mij zijn naam dankt; en dat, terwijl zij dat blad oneindig meer noodig hebben voor hùn prestige en hùn naam, dan wij. Maar ook hierover schreef ik gisteren uitvoerig aan Menno zelf.
Nog één ding: als je denkt dat ik met plezier zulke brieven schrijf aan Menno en deze eindelooze uitleggingen ook nog, dan veronderstel je het ongerijmde. Maar ik ben nu heelemaal bang geworden dat men zich niet kan laten verstaan, ook als men iets 4 keer herhaalt, en met de uitvoerigheid van een gepensioneerd overste.
Als ik mij nu toch nog verklaren moet over iets wat je onduidelijk is gebleven, of ‘onzuiver’, zeg mij dat dan toch zonder aarzelen.
Met Bep en Alain gaat het best.538 Wij hopen allen jou ook nog eens gauw terug te zien; jammer dat je laatst niet meekwam. Ducroo ken je toch al voor een groot deel uit het MS., is het noodig om die turf nog eens heelemaal te lezen? In ieder geval vergt ‘de vriendschap’ dat allerminst van je!
Hartelijke groeten van ons beiden, natuurlijk ook voor Menno,’ en geloof me, zuchtend van de geleverde verklaring, je
Eddy