4183 (1436a). Aan H.F. Bieling: Voorburg, 11 januari 1933

Voorburg, 11 Januari.

Geachte Heer Bieling,335

Van een aanwezigheid van enkele dagen in Holland maak ik gebruik om u persoonlijk te antwoorden. De reddende waarheden

[p. 114]
waar ik om vroeg,336 heeft noch uw brief, noch het ingesloten papiertje, noch zelfs het epigraaf van Kurt Schwitters mij gebracht - maar wellicht was het ook niet uw bedoeling mij die zoomaar ineens te verstrekken. Het leitmotiv van uw brief was: ‘Het begrip van slagen deugt niet’. Het begrip van slagen is inderdaad iets bizonder ingewikkelds, en verreweg de meesten komen er niet aan toe. Uw ernst is wschl. oorzaak dat u zich bezorgd maakt over allerlei dingen die heusch wel vanzelf terecht zullen komen, en waarvan het door de eeuwen heen juist karakteristiek was dat het er niets toe deed als er niets van terecht kwam. Ik denk dat ieder met zijn eigen ‘begrip van slagen’ nog het verst komt, verondersteld altijd dat hij talent genoeg heeft om èrgens te komen, überhaupt.

Geloof mij, met vriendelijken groet en de beste wenschen voor penseel-en-palet,

Uw dienstw.

EduPerron

335De Rotterdamse schilder Herman Friederich Bieling (1887-1964). Hij had deelgenomen aan de openbare discussie van Ter Braak en Van Vriesland over ‘Schoonheidszin en persoonlijkheid’, zie 4181 n 4; vgl. ook Bw TB-DP 1, p. 392 en p. 528.
336In het panopticum ‘Noodkreet om voorlichting’ in Forum 2 (1933) 1 (januari), p. 77-78 (niet in Vw), reageerde DP op het verslag van de bijeenkomst. Bieling had de avond ‘grappenmakerij’ gevonden en n.a.v. zijn verdere opmerkingen had DP vijf vragen aan Bieling geformuleerd en hem uitgenodigd zijn ideeën op papier te zetten. Het epigraaf van Schwitters was vermoedelijk bedoeld als antwoord op DP's vraag 4 over de dadaïsten.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie