4147 (904a). Aan E. Bouws: Gistoux, 7 juli 1931
Gistoux, Dinsdag.
Beste Bouws,
Van Menno en jou tegelijkertijd ontving ik gisteren een verklaring. Het beste is inderdaad er verder niet over te correspondeeren. De zaak is en blijft voor mij een vervelende dreinhistorie,126 maar persoonlijke grieven heb ik tegen niemand, en zooals ik je zei, eenige scheiding tusschen ons, buiten de literaire regelarij, hoeft dit absoluut niet tengevolge te hebben. Vind jij van wel?
Schrijf me nu precies wanneer je hier komt. Als het eenigszins kan, kom je natuurlijk wèl hier, en niet in dat pension (hoe aardig dan ook).
Ik ben oneindig minder geduldig, geloof ik, dan Marsman. Ik had al lang gezegd dat ik niets meer voor het plannetje voelde. Wat mijn houding nu betreft (waar ik geen Marsman ben), ziehier: Ik wacht dus af of er iets van komt, en ben beschikbaar als jullie dat absoluut blijven wenschen. Liefst niet. Als ik, als toekomstig redacteur, een stem al uit te brengen heb, dan stem ik voor: Van Wessem wèl in de redactie; dit is zelfs een conditie van mij - en verder: jij in of naast de redactie, als secretaris, manager of hoe men het verder noemen wil, met adviseerende stem. Basta; meer schijn ik er toch niet van te begrijpen.
Ik zou nu graag alleen nog maar ervan willen hooren als er iets definitiefs gebeurd is: de knal van de abortis bijv.
Later meer en beter. Hart. gr. van je
E.