2398. Aan R. Brulez: Parijs, 19 februari 1935

Parijs, 19 Febr. '35.

(17 bis rue Erlanger)

Geachte Heer Brulez,

Veel dank voor het nr. van Cassandre,495 voor de moeite die u zich gegeven hebt om zoveel goeds over mij te zeggen, en nog meer misschien voor deze goede opinie zelf. Ik heb met meer plezier gelezen hoe u mij samenvatte en weergaf, dan hoe ik mijzelf uitdrukte (de citaten). Mijn argumenten lijken, zo losgemaakt, wel erg platvloers en plompverloren; de franse lezers zullen denken: ‘voilà qui est encore bon pour les Pays Bas’ ...

[p. 234]

Wat uw konklusie496 betreft: ik ben niet meer, maar ook niet minder ‘kommunist’ dan aan het einde van De Sm. M. Als het kommunisme inderdaad leidde naar een klassenloze en staatloze maatschappij - zoals beloofd wordt - dan zou ik het wschl. geheel zijn.* Maar voor een diktatuur van het proletariaat voel ik precies even weinig als voor een diktatuur van het fascisme (dat zich trouwens ook socialisties noemt). Dit alles is natuurlik een kwestie van ‘incompatibiliteit’; maar wat doe je daaraan als het zo is?

Ik zal u over een paar maanden graag mijn ‘roman’ zenden, die ook bij Querido uitkomt.

Met vriendelijke groeten, gaarne uw dw.

EduPerron

495Van 16 februari 1935 met daarin ‘Edgar du Perron ou le dernier des individualistes’ van Brulez, die met deze zending het eerste schriftelijke contact legde.
496Brulez legde sterk de nadruk op DP's uitspraak: ‘Als wij het werkelijk zouden moeten zoeken in een collectieve actie [...] dan is het énige dat wij kunnen aanvaarden [...] het enige dat niet logisch een aanfluiting voor onszelf wordt, het communisme.’ (Vw 2, p. 727-728).
*Ik ben het nl. in de grond geheel met u en Benda eens dat de clerken niet verraden moeten, maar geloof aan de andere kant niet dat ‘onpartijdig’, of werkelik ‘niets’ zijn in deze tijd niet gewoonweg op een leugen neerkomt.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie