[p. 191]

het fascisme en de radio
door martien beversluis

de duitsche omroep moet het belangrijkste instrument zijn in handen van de regeering voor de nationale verheffing’.

Aan deze verheffing zal dan de auteur van deze uitspraak, de minister Goebbels, meewerken. Wij kunnen er van overtuigd zijn, dat deze medewerking niets te wenschen zal overlaten. Beter dan de socialistische leiders, die zich destijds, hoewel zij groote invloed kònden hebben, den kostbaren zendtijd lieten ontstelen door de burgerlijke groepen, heeft deze nieuwe leider de groote macht der radiopropaganda ingezien. En reeds hebben we met deze verheffing kennis gemaakt. De weinige resteerende socialistische uitzendingen zijn natuurlijk geheel verdwenen. De hoorspelen van pacifistisch en humanitair karakter zijn vervangen door drakerige heldenstukken, waarin generaals, graven, bankiers en dergelijk rapalje de hoofdrollen vervullen. Zelfs Hitler zèlf was reeds eenige malen de held van zulk een drama! Wat de muziek betreft, daarvan is de zuiver-Duitsche gehandhaafd. Strauss, Wagner Beethoven, Bach, Mendelssohn (of is dat een jood?)! Voorloopig kan men weer jaren vooruit; Strauss voor de wals, Wagner voor de opera en de sentimentaliteit, Beethoven voor den naam (de ‘Negende’ vervalt wellicht?) en Bach voor de Christelijke en gewijde dagen, waarvoor men Passions, Messiassen en religieuze hymnen prachtig kan gebruiken, zij het dan ook op de plaat, in doodelijke cirkelgang. Schrijvers als Brechstein, Ringelnatz, Johanszen Gobsch, Kisch, Bert Brecht enz. enz. kunnen hun stukken voorloopig wel opbergen en de dichters van ‘das proletarische Schicksal’ moeten zorgen hun compromitteerende handschriften te begraven of te verbranden. Wat blijft er dan verder over... voor de verheffing? Genoeg! Lezingen en voordrachten, waarin men tracht de arbeiders te overtuigen van de onhoudbaarheid van het Marxisme, brallerige toespraken over nationalisme, ophitserige korte speechjes over alle mogelijk verouderde en weer opgegraven theoriën over leven en staat, heerschende tijdens het keizerrijk, verheerlijking der nationale trots!... eer!... vaderlandsliefde!... heil! En deze voordrachten worden omrankt door Germaansche, echt Duitsche, Arische liederen, afgewisseld door klaterende fanfares en lawaai van donderende parades!

En daarnaast, voorzichtig en geraffineerd (men is niet alleen nationaal, doch ook socialist) kwezelt een vleierige doktor of onderwijzer over volksopvoeding en ontwikkeling, over eenvoud, idialisme en dit alles onder sanctie van den alten Deutschen Gott. Voeg daarbij de brutale en volkomen vervalschte berichtendienst, waarbij de omroeper zich niet ontziet razzia's aan te kondigen in (wij hoorden het voor enkele dagen) ‘joden- en communistenwijken’, alsof het een soort sportdemonstratie gold, voeg daarbij nog de leugenachtige berichten over de behandeling der proletaren, in de concentratiekampen en we hebben in grove lijnen een beeld van den huidigen Duitschen fascistischen omroep. Héél lang zal men dit gebral wel niet kunnen verwerken; eens begint het cadaver van den gestorven held kwalijk te rieken en eindelijk raken ook de nationale hymnen uitgeput. Talenten immers kweekt het

[p. 192]

kapitalisme niet meer. De kunst, de wezensechte bezielende kunst is nu eenmaal, met het kapitalisme uitgestorven. Enkele snorkende verzen en brallende marschen zullen het gemis, dat zich schrijnend zal doen gevoelen, niet vermogen aan te vullen. Zoo er kunst ontstaat, dan zal zij opstijgen uit het hevig bewogen en gemarteld gemoed van den verdrukten proletaar, dan zal zij groot worden op stinkende puinhoopen van een straks door de revolutie omvergeloopen wereld. Dan zal zij bloeien als de vlierboom met zijn vertrouwelijke bloemschermen, waaierend over een mestvaalt, en met haar wortels, brekende door het afval.

En dan te zien: het socialistisch radioblad, verschijnende in een vroolijk gewaad, keurig gedrukt, verlucht met foto's van allerlei aard! Volksfunk! (vroeger heette het Arbeiterfunk!) neue Vorschau! Illustrierte Wochenschrift für Funkhörer! Preis! 25 Pf. Op den omslag ziet men een lachende meisjeskop, als op elk burgerlijk Wochenschrift! Een vroolijke lachende, ietwat brutale bakvisch kijkt te midden dezer ellende ons aan! En er onder staat gedrukt: ‘Mit frischem Mut! in den Frühling! in die Zukunft! Berlin 1 April 1933’. U zegt? Inderdaad, het is het radioblad voor de arbeiders, geleid door socialistische leiders! Neen! 1 April wordt niet in Duitschland gevierd! neen! daarop beroept U zich niet! Mit frischem Mut! in Godsnaam! waarom en waarvoor? In den Frühling! Welke? in die Zukunft! welke? In de concentratiekampen maken de arbeiders rechts-omkeert, maken diepe kniebuigingen, in hun huizen treuren vrouw en kinderen, verlaten.... mit frischem Mut!

 

En in Holland?

 

Daar is het beeld schijnbaar anders, nòg anders. Wie echter als auteur dagelijks de arbeid aan de omroep meemaakt, weet het, weet het: ook wij drijven langzaam en zeker naar rechts! Tot heden heeft de soc. omroep nog verlof tot drie dagen zenden per week, doch welke waarde zal deze vergunning hebben, wanneer er een radio-contrôle bestaat, die alles wat eenigszins opstandig getint is met één potloodhaal zal wegkrassen? Hiervoor moesten heel wat goede ideeën reeds zwichten. Voor dit stomme hekwerk liep zich veel reeds dood. Wat voor een jaar geleden nog werd doorgelaten, wordt thans door eenige artistiek volmaakt ongeschoolde betweters, veelal omgewend en verboden. De eerbied voor een literair werk is volkomen zoek; men heeft zelfs den moed in een vers pardoes enkele regels te omlijnen. Een telegram volgt dan ‘regel zus en zoo vervalt’. En welke regels zijn dat dan? Dat zijn regels in het vers van T. de Groot als bijvoorbeeld:

 
‘Geschouderd makkers naast elkaar,
 
De tijd gaat van een opstand zwaar’.

Dat is een vers als ‘Bezuiniging’ van Franke, dat zijn de verzen van van Iependael, van Freek van Leeuwen en grootendeels van Jef Last. Naar de maatstaf gerekend van bovenstaande geïncrimineerde regels, die òf ‘onzedelijk’ òf ‘staatsgevaarlijk’ zijn, is het immers onmogelijk geworden nog een goed socialistisch, sterk lied te doen hooren. Elke regel, waar de woorden ‘opstand, opstandigheid, verzet, revolutie, weigering’ etc. in voorkomen is gedoemd te vervallen. Is dit dan een fascistische terreur of niet? Natuurlijk is 't een terreur. Het zal 't meerendeel der luisteraars ontgaan, doch de meeste socialistische kunstbroeders zullen het begrijpen, welk een moeilijke en haast ondoenlijke taak het

[p. 193]

nu wordt voor een socialistische literair adviseur, texten te zoeken en te schrijven, die door de mazen van dit hekwerk kunnen doorglippen. Welk een bête, welk een zinloos gedoe. Is het werkelijk 1933, anno onzes Heeren? Een bijna neutraal geschreven hoorspel ‘de laatste minuut’ van Maurits Dekker, waarin slechts wordt stelling genomen tegen de doodstraf (een lievelingsontwerp van Colijn, Kersten c.s.) ondergaat hetzelfde lot, weigering. Op welke gronden geschiedt dit alles, op wettelijke? Neen! indien de geïncrimineerde passages en stukken werkelijk zouden worden berecht, dan zouden er geen termen aanwezig kunnen zijn, deze te weigeren. Dit weigeren berust slechts op een bevoegdheid, die aan enkele personen, op last der regeering Ruys, is gegeven. Een doodgewone, dood-ordinaire noodverordening is dat, en we noemen het ‘radio-contrôle-commissie’, dat klinkt een weinig zachter. In wezen echter, en vooral na het zegevieren van Hitler in Duitschland in sterken mate, heerscht ook hier te lande op radiogebied reeds de fascistische machtsterreur. Wanneer men niet over de strijd en de ondergang der proletaren meer mag spreken en zingen (zelfs Duitsche gramofoonplaten worden reeds opgevraagd) wanneer men zelfs niet meer mag ‘treuren’ over de werkeloosheid, hoe ver zijn we dan in Holland reeds weggezonken in dit verderfelijk en verraderlijk moeras, dat fascisme heet?

De kunstenaar heeft zich nooit willen bemoeien met politiek! Dit was hem te lastig en te onartistiek. Doch de tijd is er nu, dat de politiek zich met hem bemoeit. Waar blijft die ‘God in 't diepst van ons gemoed’? Zij wordt minder waard dan een lieveheersbeeldje van 25 cent voor alle ordinaire winkels te koop gesteld.

De kunst in de radio is geworden tot een weerzinwekkend castraat. Waar blijven de letterkundigen, de vaardige essayschrijvers, de kibbelende scribenten van ‘standpunten en getuigenissen’? Men zwijgt over deze schande, ook hùn aangedaan. Want standpunten in de radio worden draaipunten en getuigenissen, schoolopstelletjes, die een benepen schoolmeestertje zal corrigeeren. Ook hier verder ‘mit frischem Mut’? Inderdaad, maar nièt op papier!