[p. 179]

brief uit een concentratiekamp door

Waarde Vriend!

 

Waarschijnlijk ontving je de mededeeling, dat ik gearresteerd was. Je zult misschien denken, dat deze arrestatie op last der politie, door de justitie of een andere gerechtelijke instantie geschiedde. Maar de laatste weken kunnen alle Stormafdeelingen zelfstandig iemand arresteeren. Men behoeft slechts te zeggen, dat iemand Marxist is of Jood. Meestal is dat voldoende om iemand in hechtenis te nemen. Ik persoonlijk werd op straat door een voorbijkomende troep S.A.-lieden, vastgepakt en op een transport-auto geladen. Men fouilleerde me, zocht een revolver, die ik niet bezat en bracht me naar een der vele provisorische concentratiekampen. Je begrijpt, dat ik dat kamp in deze brief niet nader beschrijf. Nadat mijn naam was opgeschreven, bracht men me in een stal, waar nog een jonge Reichsbannerman uit een der omliggende dorpen zat. Nooit zal ik zijn tragische begroeting, toen ik binnen werd gebracht, vergeten. Freiheit, Genosse! Maar beide waren we in een stal opgesloten. Zonder licht en lucht. Zijn gezicht bloedde, zóó had men hem geslagen. Zijn naam, de naam van het dorp en van de stormafdeeling, die hem zoo had toegetakeld, verzwijg ik liever. Je begrijpt waarom. Een paar uur later werden ook de andere arrestanten binnengebracht. Sociaal-democraten, communisten en leden van de Reichsbanner. Een paar intellectueelen, redacteurs van provinciale sociaal-democratische bladen, doch meestal arbeiders: communistische of sociaal-democratische gemeenteraadsleden uit omliggende dorpen. Velen van hen waren bij hun arrestatie door de S.A. en S.S., die hen in hechtenis namen, geslagen en anderen den eersten dag, toen ze hier werden binnengebracht. Ik heb met deze arbeiders uitvoerig gesproken, zag hun kwetsuren en wonden en hunne namen. Dergelijke nauwkeurige mededeelingen zou-

[p. 180]

den - als ik in staat was ze in het buitenland te publiceeren - veel meer nut hebben dan de meeste fantastische verhalen, die de correspondenten der buitenlandsche bladen berichten. Als ik je de naam van een arme Joodsche koopman, die lid der S.P.D. was en daarom zóó werd geslagen, dat hij met twee gebroken ribben in het ziekenhuis werd gebracht - kon noemen, was dit veel nuttiger dan onjuiste mededeelingen over verkrachte Joodsche vrouwen en doodgeslagen baby's. Maar voorloopig ben ik daar niet toe in staat, al heb ik alle bijzonderheden genoteerd.

Martelingen? Ik deel je alleen mee wat ik uit den mond der gemartelden zelf hoorde. Hun wonden constateerde ik 's nachts bij het licht van een lucifer. Twee arbeiders hadden striemen op hun rug en dijbeenen, daar ze met geweerkolven en gummiknuppels waren geslagen. Een S.P.D. man kon niet loopen, daar men, na hem eerst afgeranseld te hebben, hem steeds opnieuw met zware soldatenlaarzen op zijn voeten had getrapt en daarbij bevolen in de houding te gaan staan. Vier Joden waren een dag te voren in het ziekenhuis gebracht en de meeste gevangenen beefden nog van opwinding, angst en verontwaardiging als ze aan deze mishandelingen, waarvan ze getuige geweest waren, dachten. Mishandelingen kwamen vooral voor als de S.A. en Hulppolitie van een bepaald dorp andersdenkende inwoners van datzelfde dorp arresteerde. Meestal werden die bij hun arrestatie geslagen. Een communist vertelde mij, dat hij in een auto was gezet en men hem naar het bosch, een paar uur van zijn dorp, had gebracht. Hier moest hij uitstappen en voor de anderen uitloopen. Na een wandeling van een half uur in het donker liet men hem alleen. Hij vluchtte echter niet en gaf de anderen dus geen gelegenheid hem ‘op de vlucht neer te schieten’. Na een kwartier bracht men hem toen in de auto terug en werd hij naar het concentratiekamp gebracht.

Steeds werden dien nacht nieuwe gevangenen binnen gebracht. We lagen op stroo en er brandde geen licht in deze stal, zoodat we steeds door het schijnsel van electrische zaklantaarns opnieuw gewekt werden. Om vijf uur moesten we opstaan. (Ik heb nooit begrepen, waarom men arrestanten en gevangenen zoo vroeg laat opstaan). We waschten ons op de binnenplaats; kregen toen koffie en een snee brood met Schmalz en moesten toen marcheeren. Looppas! Nogmaals looppas. Gaan liggen! Opstaan! Je zult begrijpen, dat ik er gauw genoeg van had en pijn in mijn zijde beweerde te hebben. Maar de Nazi's, die ons in groote getale met de bajonet op het geweer bewaakten, hadden er plezier in om de arbeiders te laten marcheeren, al waren onder de Nazi's ook enkelen, die nu reeds ontgoocheld waren en andere daden van het nieuwe regiem verwacht hadden. Nadat we een paar uren geëxerceerd hadden, moesten we houthakken. Je begrijpt, dat we dit al weer langzaam deden. Telkens werd een van ons verhoord. Velen werden na een paar dagen vrijgelaten. Deze arrestaties dienen immers hoofdzakelijk om de arbeiders te ontmoedigen en bang te maken, zoodat ze elke poging het nieuwe regiem te bestrijden, opgeven. Na een paar dagen werden ze dan opnieuw gearresteerd. Maar, hoewel velen overliepen naar de Nazi's, blijft het meerendeel zijn ideeën trouw.

Ik weet niet, of je in staat bent in het openbaar te protesteeren tegen hetgeen hier gebeurt. Protesteer tegen de onderdrukking van de Joden, tegen de onderdrukking der revolutionaire pers, tegen vele, vele andere

[p. 181]

maar denk bij je protesten vooral aan het lot van den ‘onbekenden arbeider’.

 

Ik hoop je spoedig nog meer te kunnen schrijven.