Huisuitzetting
door Carel van Oeveren.

 
Morgen om tien uur - zoo klonk het bevel -,
 
Gaan we je boel verkoopen.
 
Zes weken huurschuld - de man trekt van 't steun -
 
Honger en droefheid drenzen hun dreun -!
 
De mensch durft niets meer - dan - hòpen -!
 
 
 
's Morgens om tien uur - de straat zwàrt van volk -
 
Toonend hun solidair zijn -
 
Deurwaarder komt met z'n knechies en blaat:
 
‘Is dat rapaille tot zóó iets in staat?!
 
Werkelijk - kàn zooiets wáár zijn?!’
 
 
 
Vlak voor de deur staan kam'raads - kop aan kop:
 
Mènschen -, die niet verwikken.
 
De trappen, de ramen - kijk goed! - puilen uit -!
 
Dàn - snerpt een felle politiefluit -,
 
Hartstochtelijk laaiende blikken -!
 
 
 
De menschen zijn tot het uiterst bereid -,
 
Eén in hun strijd -, één van zinnen -!
 
Marcheerend in ren - komen knuppelaars aan -
 
Zien dan een strijdbereid leger staan,
 
En -, durven niets te beginnen -!
 
 
 
‘Rapaille’ - het stáát - geeft de daad - stil - bewust -,
 
Minachtend politieparade -!
 
d' Agenten staan wat te grijnzen - ziet -
 
Maar de makkers - de kérels - ze deinzen niet -
 
Zóó moet het zijn - Kameraden!