Hoe Van der Sleen Suriname zag
door Adekom.

De Heer van der Sleen die in zijn lezingen Indonesië als een aardsch paradijs en het Digoelkamp als de tuin van Eden pleegt voor te stellen, heeft thans ook over Suriname zijn licht doen schijnen.

Na een verblijf van 5 à 6 weken in de West verklaarde hij in zijn interview van 4 Sept. 1932 voor de K.R.O., dat een inlandsch gezin in Suriname best van ƒ 0.15 per dag rond kan komen. Verdient zoo'n gezin bij ongeluk 25 cent per dag, dan beteekent dat slechts weelde voor de slaven, ze kunnen best van 75 of 80 cent per week rondkomen.

De heer van der Sleen tracht daarmede de loonsverlaging der gekleurde plantagearbeiders goed te praten wier loonen van ƒ 4.80 per

[p. 121]

week voor mannen en ƒ3.60 per week voor vrouwen, teruggebracht werden tot ƒ 1.80 en ƒ 1.20 per week van 7 dagen.

Het initiatief tot deze loonsverlaging ging uit van den agent der Nederlandsche Handels Mij., den Heer Schnitzler, gouverneur Rutgers gaf er zijn Christelijk-Galvinistische zegen op en van der Sleen heeft tot taak de voorstelling te wekken alsof deze loonsverlaging door de arbeiders vrijwillig aanvaard werd.

Hij vertelt er niet bij hoe zij die weigeren het verlaagde loon te accepteeren, wegens onwil om te werken of werkverzuim, ingevolge het werkcontract, door blanke klassen- en rassenjustitie tot dwangarbeid aan de wegen worden veroordeeld.

Er is trouwens veel dat de Heer van der Sleen niet durft te vertellen. Hij zwijgt over het hongeroproer in Paramaribo toen de opgestane slaven de kerken in brand hebben gestoken.

Hij zwijgt over de geneeskundige dienst die arme boeren botweg de kinine, ter genezing van hun koorts weigert, omdat zij de 10 cent per persoon voor dat geneesmiddel niet op kunnen brengen.

Hij zwijgt over de ontbinding der Surinaamsche Algemeene Werkers Organisatie onder het schandelijk voorwendsel, dat deze vereeniging ‘zaken den godsdienst rakende op vergaderingen zou hebben behandeld’. Hij zwijgt over de hetse der blanke- en in het bijzonder der R K. pers die er sterk aanstoot aan nam, dat deze organisatie ook de vrouwen en het huispersoneel in den strijd voor lotsverbetering trachtte te betrekken. Hij zwijgt over het verbod der kol. regeering om zalen aan deze organisatie ter beschikking te stellen.

Wanneer de Heer van der Sleen den mond opent dan is het slechts om de blanke koloniale machthebbers te prijzen.

De Heer van der Sleen ziet Suriname door den kapitalistischen bril. Wie echter door proletenoogen kijkt die ziet in Suriname slechts toenemende werkeloosheid, toenemende honger en toenemend verzet.

Nauwelijks was de S.A.W.O. ontbonden of het S.A.V. (Surinaamsch Arbeiders Verbond) werd opgericht en was spoedig, ten spijt der heerschers, nog sterker dan de oude S.A.W.O.

Waar mooipraters als van der Sleen de arbeiders omtrent den toestand in Suriname misleiden is het de taak van proletarische schrijvers de ellende in het oude slavenland in haar volle naaktheid te toonen, opdat de strijdbare broederschap van zwarte en blanke proletariërs tot stand mag komen.