Twee Schetsen
door A. Klinkhamer.

De Verbroedering.

Een vrachtauto stormt over de stille rijksweg. Full speed, chauffeur! klinkt het scherpe commando.

Als een wervelwind stormt de wagen voorwaarts, het geheimzinnig doel tegemoet. Geen sterveling was er op de straatweg te bekennen. Kun je niet harder rijden? klonk het andermaal. De bestuurder, die al zijn aandacht besteedde aan de weg met zijn zwakke verlichting, gaf geen antwoord.

[p. 75]

Zenuwachtig stond de bevelvoerende officier zich de lippen stuk te bijten. Af en toe hoorde je een gesmoorden vloek wanneer de wagen door een kuil reed.

Harder, man!

Het gaspedaal ging verder omlaag. De snelheidsmeter stond op ‘tachtig’. De officier keek op zijn horloge, goddank nog twee minuten.

Een heftig knarsen der remmen vertelde hem, dat ze gearriveerd waren.

Vlug uitstappen.

Geef acht! met vieren, links uit de flank marsch! 32 mariniers marcheerden naar de havenkant. Een vaartuig lag tegen de wal gemeerd. Het bulderen van de veiligheid, vertelde hen, dat 't schip op vertrek lag.

Aan boord mannen! Alles gereed?

Varen kapitein! Langzaam begint de schroef te malen. De hand van den kapitein rust op de telegraaf. Het vaartuig kiest het ruime sop.

Waar gaan we toch heen? vroeg een der mariniers aan den luitenant.

Bek houden!

Het schip sneed als een mes door het water, steeds meer knoopen.

Twee uur later: pijpen en cigaretten uit mannen, stilte. Het vaartuig minderde zijn snelheid. In de ochtendnevel doemde een schip op. De lichten waren gedoofd. Niets verraadde, dat er menschen aan boord waren. Langzaam kapitein! Stop, wees de telegraaf.

De geweren gereed, mannen, de rustpal los!

Steeds meer naderde men het schip. Rotterdam Ahoi! klinkt het plotseling door de eenzaamheid. De spanning was gebroken. Aan boord van de Rotterdam bleef alles rustig, eenige mannen leunden over de verschansing.

Laat de stormladder neer!

Eenige beroering aan dek, dan vliegt, met een reuze zwaai, de ladder over de reeling.

Tien man naar boven, klonk het bevel van den luitenant.

Eenige mannen grepen de stormladder, voorzichtig en bedacht op een aanval van boven, klauterden zij omhoog. Terwijl de luitenant zijn bevelen stond te brullen, beschermd door een haag van geweren. Drie man sprongen bijna tegelijkertijd over de verschansing, zelf verschrikt van eigen driestheid.

Goeden morgen, heeren! Wat zal het zijn, koffie of thee?

Nederlandsch glorie was verbluft. Alles hadden ze verwacht, maar dat niet. Na al die geheimzinnigheid van den luitenant, waren ze op alles voorbereid. Men vergat zelfs de geweren in aanslag te brengen.

Intusschen hadden reeds een tiental aan dek post gevat.

Zijn dat nu muiters? vroeg de aanwezige korperaal. Nou breekt mijn klomp.

De gesterde kraag van den bevelvoerenden officier verscheen boven aan de stormladder.

Héééé! waarom zijn de geweren niet in aanslag? Het zijn muiters!

Muiters? vroeg een der manschappen, zeker achter de koffietafel.

De tronie van den officier betrok.

Geef acht! Bij dit commando trof een donkere blik die weinig goeds voorspelde, de bemanning van het schip. De sterrendrager was teleurgesteld.

[p. 76]

De kapitein van de ‘Rotterdam’ verscheen aan dek. De luitenant meldde zich present.

We hebben opdracht ons onder uw bevel te plaatsen, mijnheer. Ik wacht uw bevelen.

In orde luitenant! Wilt u direct zorgen, dat iedere verbinding verbroken wordt tusschen machinekamer- en dekpersoneel?

Tot uw dienst, mijnheer!

Geef acht! Zes man naar de stookplaats. Korporaal, u neemt de leiding beneden! De rest blijft aan dek.

Zes man begaven zich naar de stookplaats. Het stokerspersoneel keek vreemd op, bij dit geuniformd bezoek.

Ha! die bokkeslingers, klonk het joviaal uit de diepte.

Wat komen jullie hier doen?

Jou kapot schieten! was het antwoord, dat met bulderend gelach gepaard ging.

Neem je zus in de maling, bokkepoot!

Hang jullie je spuit maar in de hoek, we komen juist een mannetje te kort met petoeten.

Een kort moment van aarzeling, men keek naar den korporaal.

Deze deed of zijn neus bloedde, zette zijn spuit weg en draaide een sigaret.

Nou, hoe zit het, vroegen de stokers, schiet een beetje op, of durf je niet?

Het ijs was gebroken. Vijf minuten later vlogen de kaarten over de tot tafel gepromoveerde kist. Kwinkslagen werden verkocht. Een doosje sigaretten deed de ronde. De verbroedering was tot stand gebracht. De kaarten gaven de doorslag. De bourgeoisie had misgerekend.

Het proletarische gevoel zegevierde bij deze mannen. De gehate uniform viel weg. Een bladzijde in de revolutionnaire geschiedenis.

Rood, zwart, blauw merk.

Hallo, morri Bets! Je bent zeker nog niet op de koffiezolder geweest?

Neen, wat is er dan aan de hand?

Moet je zelf maar gaan lezen!

Bets, die reeds sedert 5 jaar werkte bij de Firma van Nelle, Koffie en Thee Bedrijf, Schiedamschedijk en daar een poover bestaan leidde, ging terstond naar de voor haar bestemde afdeeling. Zij was benieuwd, of liever beangst; er gingen zulke rare geruchten, men sprak van rationalisatie-ontslag, enz.

Boven op de trap ontmoette ze een goede kennis. Wat is hier te doen?

Weet je dat niet?

We gaan verhuizen naar de Schie! Gisteravond stond het in kleuren en geuren in de kranten: Modern bedrijf van van Nelle geopend, een heel relaas werd er bij verteld. Zooveel millioen gekost, moderne bouwkunst, veel glaswerk, voldoende licht en lucht, appartementen voor het personeel. Teveel om op te noemen, afijn lees zelf maar, wat ze aangeplakt hebben.

Haastig ging Bets naar boven. Met groote letters op een stuk wit karton liet de directie bekend maken: dat vanaf morgen het personeel, werkzaam in de pakafdeeling, zich aan het nieuwe bedrijf moest vervoegen. Verder lieten ze doorschemeren, dat het nu gedaan was met

[p. 77]

dat eeuwige te laat komen. In het nieuwe bedrijf waren prikklokken en Bets wist bliksems goed wat dit beteekende, vooral op haar was deze zinsnede van toepassing. Ze kwam nog al eens te laat. Moeder was ook altijd ziek, en vader trok er reeds vroeg op uit, teneinde hier of daar een paar centen te kunnen verdienen. Steun kregen ze niet; zij verdiende immers?

Zoo, dus morgen gaan we deze vergifzolder verlaten. Vlug ging ze, teneinde niet beboet te worden, naar de voor haar bestemde werkplaats. Een geroezemoes van stemmen kwam haar van de pakkamer tegemoet. Iedereen was vol van de nieuwe fabriek. Ook Bets' gedachten werden onwillekeurig meegesleept. Ze begreep die meiden niet, je werkte hier toch dicht bij huis en ze mochten hier praten en zingen. Hoe zou het daar aan de Schie zijn? Nieuwe heeren, nieuwe wetten. Afijn afwachten, morgen zou ze het zelf wel ondervinden. Automatisch deed ze dien dag haar werk. Vouwen, omslaan, dicht; vouwen omslaan, dicht. Steeds weer het zelfde eentonige gedoe, nooit een verandering. Waar zou de directie toch dat geld vandaan halen? Millioenen kost het bedrijf, stond in de kranten. Er wordt zeker veel verdiend aan koffie en thee.

Door haar gedachten vloog de tijd om. Vijf uur was het afnokken. Ze spoedde zich naar huis om het groote nieuws bekend te maken. Dat ze morgen naar het nieuwe bedrijf moest beteekende eenige afwisseling in haar eentonig bestaan.

Den volgenden ochtend was ze reeds vroeg op stap. Op de Mathenesserbrug ontmoette ze een vriendin. Van verre kon men het groote moderne bedrijf reeds zien. Wat een pracht fabriek hé, zei haar vriendin. Bets antwoordde niet, ze was in het geheel niet in de wolken met deze verandering. Steeds maar spookte het door haar hoofd: hoe komen ze toch aan die millioenen? Men naderde het portiershuisje, waarin een vroegere pakknecht als portier stond.

Hallo! riep Bets. Je bent al aardig ingeburgerd. Ze kreeg van dezen tot portier gebombardeerden pakknecht een snauw tot antwoord. Schiet op! Jullie bent bijna te laat. Dat mag hier niet gebeuren; begrepen? Op te laat komen staat boete.

Vlug liet de gewezen pakknecht hen zien hoe ze de kaart moesten prikken.

Wat een ellendeling, sprak haar vriendin. Nou kent hij ons niet meer in dat mooie apepakkie. Zijn ze allemaal zoo veranderd?

In het trapportaal hing ook al een kennisgeving van de directie:

‘Het mannelijk personeel is verplicht te wachten wanneer een of meerdere vrouwelijke employé's de trappen op of af gaan’.

Bets keek haar vriendin aan. Nou! nou! Ze zijn toch zeker niet bang, dat hier gescharreld wordt? Van alle kanten kunnen ze je zien. Wat een stel idioten. Ik heb nou m'n buik al vol van dat nieuwe bedrijf.

In de kleedkamer hingen ze haar hoeden en mantels op de voor hen bestemde plaatsen.

Sjonge, jonge, wat een fijne boel! Wat dat betreft zijn we een stap vooruit gegaan, vergeleken bij de ouwe vergiftkist aan de Schiedamschedijk. Ze begaven zich naar hun nieuwen chef. Afdeeling 12 werd hun medegedeeld. Bets werd aan een machine geplaatst, waar de koffie in zakjes werd gestort. Rood-, groen- en witmerk. Rood was het duurste. Binnen enkele oogenblikken had ze den slag te pakken. Voortaan bestond haar werk uit: inzetten, uithalen; inzetten, uithalen. Om gek

[p. 78]

van te worden. Steeds weer het zelfde. De gevulde zakken plaatste ze achter zich op de transportband.

Twee maanden deed Bets als een machine haar werk, hersens had je niet noodig, alles hing van het vlugge grijpen af. Inzetten, uithalen; inzetten uithalen. 's Nachts was ze er nóg mede bezig.

Menige schafttijd werd besteed om het bedrijf te leeren kennen, nog steeds waren haar gedachten er mede bezig te onderzoeken hoe men uit koffie en thee millioenen winst kan maken.

Plotseling werd het geheim door haar ontdekt. Tijdens een defect aan haar machine, liep ze naar de stortkamer en daar zag ze tot haar verbazing, dat alles in één trechter ging, terwijl beneden alles verschillend geprijsd en gemerkt was. Bets vroeg een der knechts hoe dat kwam Deze lachte haar uit. Dacht je nu werkelijk, dat bij jullie beneden verschillende merken gestort werden? Het is alles een pot nat, of je groen of rood merk koopt!

Dit was dus de reden waarom de bezoekers nooit in de stortkamers toegang kregen. Geen wonder, dat ze millioenen verdienden. Bah, wat een zwendel; zoo betaalde men dus het nieuwe bedrijf. Zoo maakte men winst, terwijl hun loonen verlaagd werden. Diverse soorten, verschillende prijzen en toch dezelfde koffie. Nu wist ze het.

Langzamerhand deed ook de crisis haar intrek in het nieuwe bedrijf. Ontslagen volgden elkaar steeds sneller op, loonsverlaging op loonsverlaging werd ingevoerd. Het tempo van arbeidsprestatie had haar hoogtepunt bereikt. Ook Bets zag de toekomst somber tegemoet. Wanneer zij 's avonds de Mathenesserbrug passeerde en de fabriek haar grootsche reclame had ontstoken, welke mijlen in de omtrek zichtbaar was, dacht Bets: het kan er vanaf. Drinkt van Nelle's koffie! Tien verschillende merken, tien verschillende prijzen, en toch maar één soort. Wij zullen wel betalen. Bah! wat een rot maatschappij, wat een zwendel en bedrog. En haastig stapte ze door.

Eenige weken later werd ook zij ontslagen. Weg gerationaliseerd. Ze vervloekte het bedrijf, verwenschte de machines, die zooveel arbeiders werkloos maakten. Ze begreep, dat deze in verkeerde handen waren en wat het beteekende: de productie in handen der gemeenschap!

Ada Wright, Scottsboro, Onrecht....... Recht en onrecht, moraal en plicht, schoonheid en waarheid zijn woorden van evenwicht in de betrekking tussen eenling en gemeenschap en dus ledig van zin, zolang zij niet gedragen worden door het gemeenschapsbesef der eenlingen, door het gemeenschapsbesef der onderdrukten, door het klassebesef van het proletariaat.
G. MANNOURY.