[p. 47]

Welkom vreemdeling!
door Maurits Dekker.

Enkele weken geleden werd te Amsterdam het wereldstrijdcongres tegen den oorlog gehouden, als inzet eener internationale actie tegen den imperialistischen oorlog. Een basis voor de samenwerking tusschen arbeiders en intellectueelen van verschillende landen werd op dit congres gelegd, vroegere ‘vijanden’ verbroederden zich en werden het er over eens, dat zij de wapens in de toekomst niet meer op elkander zouden richten, maar dat zij deze, wanneer hen weer een oorlog zou worden opgedrongen, zouden keeren tegen hun werkelijken, gemeenschappelijken vijand: het kapitalisme. Men kwam tot de overtuiging, dat er zoolang er nog kan gesproken worden van een ‘vaderland’, het internationale proletariaat slechts één land als zoodanig beschouwen kan: het land van de socialistische opbouw, de sovjet-unie. De revolutionnaire dagbladen en tijdschriften gaven van dit congres reeds uitvoerige verslagen en het is daarom dus van weinig nut, over het verloop van het congres nog eens in ons blad na te praten. Met de strijd tegen de oorlog echter, zal L.R. zich niet alleen voortdurend moeten bezig houden, maar het zal in de naaste toekomst ook de actie van de anti-oorlogs-comité's krachtig moeten ondersteunen. Eén gebeurtenis echter moeten wij dadelijk, ook al kunnen wij, omdat wij thans pas verschijnen, niet anders dan met de trekschuit komen, in ons blad ter sprake brengen, n.l. de weigering der Nederlandsche regeering, om Maxim Gorki ter deelname aan dit congres in ons land toe te laten. Op gronden van recht of rechtvaardigheid tegen deze weigering te protesteeren, laten wij rustig aan den Don Quichote over, die van een kapitalistische, reactionnaire regeering rechtvaardigheid meent te kunnen verwachten. De Nederlandsche regeering maakte in deze aangelegenheid eenvoudig gebruik van een vorm van recht, dat door Plato reeds ‘Het recht van den sterkste’ werd genoemd. Dat zij dit doen kon, vindt zijn oorzaak in machtsverhoudingen, die wij, revolutionnairen, zoo spoedig mogelijk hopen om te keeren. Onze regeering heeft zich echter, geleid door dezelfde gevoelens van angst en kortzichtige vijandigheid, die geheel haar houding tegenover de Sovjet-Unie kenmerkt, belachelijk gemaakt. Men heeft in ons landje steeds de mond vol over onze nationale vrijheid en gastvrijheid en daarom konden de redacties der burgerlijke bladen, terwijl zij er hun afkeuring over uitspraken, dat het congres in ons land gehouden zou worden, niet nalaten zich met een protsig gevoel van trotsch op het blanke frontje te slaan en de houding van de regeering een te ver doorgevoerde opvatting der gastvrijheid te noemen. Het was niet zonder een gevoel van fierheid en moed in hun vrije Nederlandsche harten, dat deze betaalde verdedigers van datgene wat men hier vrijheid en cultuur noemt, wezen op de juiste houding der Zwitsersche regeering, die het houden van het congres in haar land van pensionhouders, hoteliers en vreemdelingenexploitanten verboden had. Men voelde zich, ondanks de vuile onderbroek en trillende handen, tenslotte toch zonen van een volk dat ‘tachtig jaar voor zijn vrijheid gestreden had’. De heeren in Den Haag lachten: de schijn was gered, de traditie hoog gehouden en veilig kon men thans de tactiek gaan

[p. 48]

toepassen, die de regeering van dat andere kaaslandje een beetje minder geraffineerd in praktijk gebracht had. Het congres mocht in Amsterdam gehouden worden, maar gedelegeerden die men gevaarlijk achtte, moesten aan de overzijde van de grens blijven. Gevaarlijk was natuurlijk iedereen, die uit het door god en het kapitalisme verlaten Rusland kwam. De beroemde Hollandsche vrijheidszin eindigde daar waar de proletarische belangen begonnen.

De Nederlandsche gastvrijheid is een zeer bizondere, een dom berekende, een buitengewoon laffe en eenzijdige gastvrijheid. Zij geldt voor iedereen die aan de kant van de geldzak staat; voor den proleet en voor allen die de proletarische zaak tot de hunne maken, bestaat zij eenvoudig niet. Wilhelm II, koning en keizer aller Duitschers, heldhaftige nakomeling van Frederik de Groote en regisseur van het bloedige oorlogsdrama, dat aan millioenen menschen het leven kostte, vindt in Nederland gastvrij onderdak en zijn leven wordt, als dat van een koninklijk-keizerlijke zuigeling, angstvallig behoed en zorgvuldig beschermd door politiemannen, die betaald worden met het geld der Nederlandsche belastingbetalers. De moordenaar van Karl Liebknecht, Rosa Luxemburg, werd hier met open armen ontvangen en leefde jaren lang gezellig in het Haagje; vreemdelingen als de fascisten Patzig en Janke, mogen rustig de Nederlandsche onderdanen tegen elkaar ophitsen; Hitleriaansche vlegeltjes, die uit Duitschland naar het Amsterdamsche Waterlooplein komen, om Nederlandsche Joden te beleedigen en rassenhaat te zaaien, worden door de politie, die de gesarde Joden op de gummiknuppel tracteert, in bescherming genomen. Voor een schrijver als Maxim Gorki echter, iemand wiens leven gewijd was aan de verdediging van de rechten der verdrukten, die nimmer volksmassa's in paradepakjes in de dood joeg, die nooit zijn hand ophief om een medemensch verraderlijk te vermoorden en die zijn leven lang streed voor de verzoening der rassen, voor dezen Maxim Gorki is in dit landje, waarin wij ‘vrij en blij op dierb'ren grond leven’, geen plaats. De regeering van dit land van Colijns, Deterdings en Philipsen weet in betrekking tot een schrijver van wereldreputatie niets anders te doen dan zich belachelijk te maken, omdat...... deze schrijver onderdaan is van een land, waar de oude rekening met het kapitalisme eindelijk wordt vereffend. Nederlandsche belangen zijn de kapitalistische belangen der olie-, suiker-, rubber- en lampenkoningen. Met de proletarische belangen veegt deze regeering rustig haar ware aangezicht af, ook al komt zij door dit te doen in haar naakte achterste te staan. Deze weigering der Russische delegatie, waarbij zich mannen als Gorki en Radek bevonden, past volkomen bij de houding van een regeering, die de belangen van haar troetelkinderen, de kapitalisten, meent te kunnen dienen, door met kinderachtige hardnekkigheid te doen alsof er van zooiets als een Sovjet-Rusland heelemaal geen sprake is. Het is overigens best mogelijk, dat er voor deze regeering werkelijk geen Sovjet-Unie bestaat: de moderne psychologie geeft een duidelijke verklaring van dit ‘wegdenken’, als een gevolg van angst of gevoel van onlust. Sir Henri werd gedwongen zijn Russische olie weg te denken en de Nederlandsche regeering volgde gedwee met het wegdenken van de rest van de Sovjet-Unie. Inplaats van de gelegenheid aan te grijpen om door export naar Rusland althans te trachten éénige verbetering in de binnenlandsche economische toestand te brengen, schudden de heeren

[p. 49]

in Den Haag hardnekkig hun zeer harde, zeer wijze hoofden en zeggen: de Sovjet-Unie bestáát niet. Maxim Gorki moest buiten blijven: men dacht hem eenvoudig weg. Maar de arbeiders zullen er voor zorgen, dat het deze heeren niet lang meer gelukken zal de geest van Lenin weg te denken, de communistische gedachte negeeren, waarvan Radek, op de Nederlandsche regeering doelend, zei: Men kan de personen buitensluiten, maar voor de geest van Lenin, voor de proletarische revolutie, bestaan geen grenzen.