De Nazi's

Konrad Heiden, Geschichte des National Sozialismus. - Berlin, Rowohlt-Verlag, 1932.

De eerste wintersneeuw jaagt door de Berlijnsche Friedrichstrasse. Op het kruispunt met Unter Den Linden staat een grijze S.-A. man in uniform. De sneeuwvlokken nestelen zich in zijn afhangende snor. Voortdurend schudt hij zijn bus met munten heen en weer en roept daarbij: ‘Für die Hitler-Bewegung. Für die Hitler-Bewegung’. Het roepen klinkt niet overtuigd, niet geestdriftig doch mat en droefgeestig. En dat is geen wonder. In de eerste plaats hebben de Berlijnsche burgers op 't oogenblik meer interesse voor de Kerstmis-etalages en bovendien roepen de krantenverkoopers van de ‘Welt am Abend’ zegevierend ‘Hitler verliert 40% in Thüringen’.

De betoovering is verbroken en wie wéét, hoe zeer een groot deel van het Duitsche volk zich politiek heeft laten betooveren, kan voor de ‘Hitler-Bewegung’ nog slechts het ergste vreezen. Het verschijnen van Konrad Heiden's boek: ‘Geschichte des Nationalsozialismus’, met den veelzeggenden ondertitel: ‘Die Karriere einer Idee’ op dit tijdstip van algemeene ontnuchtering, verdient onze aandacht vooral daarom, waar het het eerste werk is, dat op grondige en gewetensvolle wijze den levensloop van de ‘völkische’ beweging verhaalt, zonder zich daarbij tot den persoon van Hitler te beperken.

Konrad Heiden heeft in dit boek een bijna onbegrijpelijke hoeveelheid feiten en bizonderheden uit de nationaalsocialistische geschiedenis bijeen gebracht, van de stichting door den nu reeds lang vergeten handwerker Anton Dreseler tot aan de honderden Rijksdagmandaten van 1932. Met een pijnlijke nauwkeurigheid vervolgt hij de dikwijls vrij twijfelachtige afkomst van de nu zeer bekende Nazi-leiders. De uit minderwaardigheidsgevoel naar de macht strevende steenensjouwer Hitler, die door een gelukkig toeval niet met den voor de politiek ietwat onmogelijke naam Schicklgruber de wereld in kon gaan. De klassieke Duitsche middenstander Gregor Strasser, die zijn goed floreerende drogisterij verkocht, om voor het geld van de dropjes en de pillen Hakenkreuz-insignes te laten slaan. De in de litteratuur mislukte Dr. Joseph Goebbels, die eenige onleesbare romans publiceerde, doch die in zijn Berlijnsche Angriff, zelfs de ‘jüdische Synagoge aus der Jerusalemer Strasse’ (Mosse) wat het brengen van sensatie betreft, overtrof.

Uitstekend is Heiden's verklaring van den eersten toeloop van de massa naar Hitler; Mussolini's marsch naar Rome in 1922: ‘de indruk, die de marsch naar Rome in Duitschland maakte, kwam grootendeels door de gladde en koele rust waarmede de machine van den Italiaanschen staatsgreep werkte. Geen straatgevecht, geen staking, geen schrammetje aan den kroon, geen buil aan iemands hoofd - dat was een revolutie naar den hartewensch van den Duitschen burger’, evenals zijn verklaring van den laatsten toeloop: ‘De N.S.D.A.P. was geen partij der uitgelezenen geworden, maar van de “groote hoop”. Ze kwam niet door het spel met de wapenen tot macht, maar ze moest deze door verkiezingen trachten te bereiken. Ze schiep niet uit Beijeren een revolutionair gebied, maar haar zwaartepunt werd naar het noorden getrokken. Ze veroverde niet de harten van de arbeiders, maar ze vond haar aanhangers bij het burgerdom en vooral bij het oorspronkelijk in het geheel niet in tel zijnde platteland. Hitler werd leider van de grootste partij in Duitschland, maar niet van de partij, die hij wilde hebben.’

[p. 237]

Tot zoover heeft Konrad Heiden's werk een goed recht van bestaan. Waarom het echter Hitler mislukte, de arbeiders achter zich te krijgen, waarom de nationaalsocialistische leer van klassenharmonie in het politiek uitstekend geschoolde Duitsche proletariaat geen ingang kon vinden, over deze dingen laat Heiden ons in 't duister! Evenmin besteedt hij veel aandacht aan de ideologie van het nationaal socialisme zelf. Hoe de verdrongen komplexen van de 19de eeuw, waarvan de middenstand de tragische drager moest worden, zich verzamelden zonder tot een kracht te worden, aan de eene zijde bedreigd door het zich onophoudelijk sterker concentreerende grootkapitaal, aan de andere zijde door het zich voortdurend meer van zijn macht bewustwordende proletariaat. Waarom deze ideologie overal waar zij aan de macht kwam, de zonderlingste en feodaalste reacties ten uitvoer bracht (het sluiten van het Bauhaus in Dessau). Over deze vragen zal het in Maart a.s. verschijnende theoretische werk van Dr. Karl August Wittfogel over het nationaalsocialisme waarschijnlijk meer uitkomst brengen.

J. GANS