Het Nederlandsche boek 1932

Het jaarlijksche geschenk van den ‘erkenden’ boekhandelaar aan zijn ‘goede’ klant, de geïllustreerde fondsenlijst met volledige opsomming der typografische emissies in het loopende jaar, de indrukwekkend omvangrijke catalogus van uitgaven in 1932 verschenen, is door den Nederlandschen Uitgeversbond wederom bewerkt en ter beschikking gesteld voor alle belangstellenden in het Nederlandsche boek.

Het omslag in fotomontage is ontworpen door een leerlinge van de Haagsche Teekenacademie, Janneke Kroes. Het voldoet aan moderne eischen want het is scheef met pats zonder eenig organisch verband de titel erop gedrukt. Er blijkt uit, dat Janneke een litteraire boekhandel bezoekt, waar men een paar winkeldochters heeft staan. Toepasselijker ware geweest als voor die montage uitsluitend banden van in '32 verschenen boeken waren gebruikt, desnoods ondersteboven ten bate van het moderne.

Uit het voorbericht blijkt verkwikkend en bemoedigend, dat de ‘malaise’ ten spijt de oplage ‘geen tiende deel kleiner behoefde te zijn dan die van het vorige jaar, de grootste sedert de uitgave van ‘het Nederlandsche Boek’. De boekhandel ziet dus gelukkig zijn aantal klanten niet onrustbarend verminderen en de lezer of boekverslinder evenmin de productie der uitgevers naar blijkt uit den inhoud van het geschenk.

Prof. Dr. J. Huizinga schreef dit jaar het inleidend woord, de openingscauserie, de jaarlijksche loftuiting van de onmisbaarheid van het boek. Hij causeert wat van de hak op de tak springerig, maar met vriendelijke grapjes hier en daar en van veel omvattende kennis getuigende anecdotes en citaten. Daarbij geeft professor wijzen raad aan lezer en schrijver. Kortom Rijnbende kon zich geen solieder en degelijker propagandist wenschen in zijn orgaan dan de Uitgeversbond in zijn jaarlijksche cadeau aan zijn geachte consumenten.

Dan volgt de systematisch ingedeelde catalogus der in '32 verschenen uitgaven met register en mededeelingen van uitgevers. Ook ditmaal is de catalogus ‘verlucht’ met foto's van een aantal ‘schrijfsters en schrijvers op zeer verschillend gebied.’ Zij lieten zich op verzoek van den samensteller kieken ‘in een omgeving, die den beschouwer in staat stelt zich ook buiten hun werk om een beeld te vormen hunner persoonlijkheid’.

Den Doolaard opent, deze keer aangekleed, de rij, weer op een andere berg dan laatst. Het is laf en flauw grapjes te maken naar aanleiding van auteurs ‘bezig met hun liefhebberij’. Doch blijf eens ernstig bij het aanschouwen der beeltenissen der schrijfsters van kinderboeken!

Apart genoemd dient te worden het portret dat dr. Bernet Kempers afstond, een voortreffelijke karikatuur van W.A. van Konijnenburg. Moge dit de redactie van dit boek op de gedachte brengen een volgend jaar uitsluitend portretkarikaturen op te nemen - enkelen kunnen dan met hun foto al liefhebberend volstaan.

W.A.K.