[p. 186]

Profeten, Wonderdokters en Heiligen

Das Wunderbare oder Die Verzauberten. Eine Sammlung, herausgegeben von Rudolf Olden. - Berlin, Rowohlt-Verlag.

DE invloed van mensch op mensch, de aantrekking en afstooting tusschen menschen, de inwerking der eene persoonlijkheid op de andere - deze alledaagsche en allergewoonste processen zijn, ook waar er geen sprake nog is van wonderbaarlijke en irrationeele verschijnselen, reeds raadselachtig. Rudolf Olden constateert in zijn inleiding tot dezen bundel, dat in alle menschelijke omgang onverklaarde elementen werken. De hoofdstukken van dezen bundel houden zich bezig met die talrijke verschijnselen, waarbij de invloed van menschen op menschen het zgn. normale te buiten gaat, waar het raadselachtige in het oogspringend en sensationeel wordt, en waar menschen of menigten onder den invloed raken van een persoonlijkheid en zijn idee of methoden, op een wijze waar, zooals men zegt, ... het verstand bij stil staat. Met de wonderdokters, de profeten, de helderzienden en andere ‘magiërs’ en magische verschijnselen, die de rede nog niet tot den bodem heeft gepeild en in ordelijke classificaties thuisgebracht, worden we hier geconfronteerd. Verschijnselen en figuren, die de menigte onweerstaanbaar aantrekken en waar de wetenschap hooghartig aan voorbijgaat. Ten onrechte, want het bestaan dezer verschijnselen en hun voorloopige onverklaarbaarheid wijzen op het bestaan eener onkunde, die een nieuwe wetenschap althans denkbaar maakt op nog vrijwel ondoorzochte gebieden.

De meeste der hier ons uitvoerig en boeiend beschreven ‘magiërs’ blijken zelf minder merkwaardig dan hun aanhang, of liever dan hun invloed op de geloovigen, die zij aantrekken. Want veel interessanter dan een figuur als de wonderdokter Weissenberg is de omstandigheid, dat zoo een bigot warhoofd en platvloersche profeet zoovelen onder zijn suggestie brengen en zelfs tot een exaltatie van extatische krampen opzweepen kan. Het probleem der ‘wonderbare genezingen’ valt niet zoozeer tot den wonderdokter zelf te herleiden als tot de psychische krachten die door hem in werking worden gebracht; zij zijn denkelijk de resultante van zijn eigen geloof in zichzelf en het geloof der menigte aan zijn ‘magie’. Van de onverklaarde en daarom ‘magisch’ genoemde verschijnselen is de wonderdokter in den regel slechts de betrekkelijk toevallige middelaar - zijn eigen protesten tegen deze opvatting ten spijt, want meestal zijn het onontwikkelde menschen die het geloof in hun eigen ‘magie’ noodig hebben en niet intelligent noch beschouwelijk genoeg zijn om zelf naar een andere verklaring van hun ‘gave’ te vragen; een uitzondering was de Amerikaansche horlogemaker Quimby, bij wien Mary Baker, de grondlegster der Christian Science-beweging, haar wijsheid opdeed, en die, in tegenstelling tot deze hysterica een eerlijk en gezond menschenverstand bezat, niet aan wonderen geloofde en vol ijver trachtte de wetenschappelijke basis van zijn wonderbare genezingen te ontdekken. De meeste magiërs, profeten, wonderdokters, alchimisten en andere fantasten hier beschreven zijn enkel curieus en stellig psychiatrisch interessant (bijv. de nog voor kort met geld van den Duitschen keizer gesteunde uitvinder der ‘ruimtekracht’ Schappeller en de goudmaker Tausend, met wien Ludendorff zich associeerde). maar veel belangrijker is het verschijnsel van hun invloed. De hier opgenomen artikelen zijn voor een deel critisch, meerendeels echter een zakelijke en levendige reportage, waarbij de verslaggever zich aan geen verklaringen waagt en zich enkel tot de mededeeling zijner waarnemingen bepaalt. Met het veel belangrijker, onopgeloste vraagstuk van het succes van wonderdokters als Weissenberg en Zeileis houden ze zich niet op. Het quantitatief succes van hun grooten aanhang zal wel in een massapsychologische verklaring te ontraadselen zijn, maar moeilijker is het qualitatief succes van een aantal frappante genezingen. Misschien schept de aanhang, het geloof der velen ook de voorwaarden voor het qualitatief succes; vrijwel zeker komen de wonderbare genezingen niet op rekening van het in de meeste gevallen uiterst dubieuse genie van den wonderdokter, maar moet men de verklaring zoeken in de op bepaalde soorten ziekten genezend werkende macht van het geloof in het herstel, van het wondergeloof, waarvan de draagkracht nog niet onderzocht is. Opvallend is in elk geval, dat het met de wonderbaarlijke geneeskracht is gedaan, als het geloof zich tegen den wonderdokter keert, gelijk bij Zeileis het geval is geweest. ‘Die Wirkung ihrer Persönlichkeit auf die Menschen hängt im wesentlichen davon ab wie es ihnen gelingt Zuversicht und Gläubigkeit zu erwecken.’ Men komt hier een heel eind met het psychologisch onderzoek naar de draagkrachten van het geloof en van de reclame. Die twee liggen volstrekt niet zoover uiteen: neemt men de laatste in den ruimsten zin van propaganda, dan raakt de psychologie hiervan ontegenzeggelijk op verscheidene punten de psychologie van het geloof; het Christendom bijv. zou enkel met zijn monotheïsme en zijn hooge en zware eischen aan den mensch stellende ethiek nooit vat op de heidenen gekregen hebben, uit propagandistisch oogpunt waren de wonderen een

[p. 187]

integreerend element en van groot psychologisch belang voor de verbreiding van het nieuwe geloof! Geloof en propaganda zijn bij de wondergenezingen naar alle waarschijnlijkheid zeer voorname factoren, de menigte is niet enkel object van den wonderdokter, zij werkt mede, zij is medeplichtig, de massapsychologische kracht van haar overtuiging, haar wondergeloof is voor de tot standkoming der wonderbaarlijke genezingen onontbeerlijk.

Opmerkelijk is ook, hoezeer de crisis, waarin Duitschland sinds den oorlog verkeert, voor den opgang van zulke magiërs bevorderlijk is. Olden merkt zeer terecht op, dat de nood niet enkel materialistisch maakt, maar vooral bijgeloovig. De nood is een vruchtbare bodem voor alle wondergeloof. Het nationaal-socialisme is een frappant bewijs, welk een groote aantrekkingskracht het wondergeloof in moeilijke tijden krijgt. Hitler vertoont, ook in zijn invloed, alle kenteekenen van den wonderdokter.

Over Gsell, den wonderdokter der economie en zijn Waera-beweging handelt een der artikelen, een ander, scherp critisch, over Christian Science, de gevaarlijke leer der genezing door gebed, van de heerschzuchtige en egocentrische, bigotte Mary Baker (men leze over haar Stefan Zweigs ‘Die Heilung durch den Geist’); over occultisme, helderziendheid (een onbetwijfelbaar reëel ‘magisch’ verschijnsel, dat de volle aandacht verdient); en over de leer van de vergeestelijkte onthoudende coitus, de carezza, waarvan de aanhangers in stilte over de geheele wereld verbreid zijn en talrijker schijnen te wezen dan men vermoedt. Deze carezza-leer is een van de vele, een van de ergste vormen van de degradatie van het lichaam, waaraan zich ook alle godsdiensten min of meer schuldig maken. Het lichaam, dat verrukkelijk instrument, wordt in godsdienstige en idealistische kringen altijd verloochend en miskend, idealisten en geloovigen insinueeren en intrigeeren tegen het lichaam en hebben den duivel en het hiernamaals noodig om ertegen te waarschuwen en den mensch aan te sporen zijn lichaam zooveel mogelijk in den steek te laten en den geest naar betere regionen te doen deserteeren of evolueeren. In alle geestelijk welgestelde kringen wordt het lichaam als stiefkind der schepping behandeld; ordeverstoorder, element van lager orde zoo niet vinding van den duivel. Het lichaam schijnt voor de meeste godsdienstige lieden alleen bestaansrecht te hebben als sparringpartner voor geest en ziel, als trainingsobject voor 's menschen vergeestelijking en zedelijke evolutie, schijnt er voor hen enkel te wezen om het te temmen - maar God beware het lijf, dien prachtigen mustang ervoor, het tamme rijdier te worden van dien vroom-slappen Zondagsruiter, een ‘verheven’ maar menschelijk verdunden geest. Het gaat binnen het door ons kenbare aardsche bestek om geest en lichaam beide, twee instrumenten die harmonieeren - of disharmonieeren - kunnen, twee danspartners die in het leven tot éen prachtig gelijk rhythme kunnen komen. Het is een brutaal onrecht één van beide in de schepping te negeeren of te disqualificeeren.

Een vernietigend artikel is er verder over Krishnamurti, den in overvloed levenden bezitlooze, den eleganten, tennissenden en tea-enden nieuwen heiland, die predikt, dat men zich met het leven vereenigen moet, maar dit zoekt te bereiken door alle levensproblemen uit den weg te gaan. Ook hij fascineert met zijn mooie donkere oogen en zijn vertroostende schijndiepzinnige fraseologie duizenden - en niet altijd de eersten de besten, daarbij zijn de Fransche beeldhouwer Bourdelle, Anker Larsen, de Engelsche oud-minister der Labourpartij Lansbury, en Elly Ney. Ik hoop de werken van dezen Boodschapper nog eens in handen te krijgen, maar wat in dit critisch onderzoek door den Indiër Ayi Tendulkar van de ideeën van den profeet wordt gepresenteerd, wijst op een beperkt intellect en wekt den indruk, dat hij inderdaad onder de ‘wonderdokters’ thuishoort.

‘Es ist eine Philosofie die zu keinerlei Kampf auffordert, und die keine Opfer oder Risiken in sich schliesst. Sie verneint dann all die Probleme, die uns in der heutigen Welt umgeben. In geschickter Art liefert sie uns ein Argument für den menschlichen Drang zur Trägheit, und da sie, im Gegensatz zur Theosofie, ein zukünftiges Leben und den Lohn für Arbeit und Kampf in dieser Welt verneint, ist sie von höchster Anziehungskraft. Was noch schlimmer ist, sie bringt einen gewissen Trost für die Müden und die Erfolglosen, führt zu Lethargie und sorgt dafür, dass die Menschen in einen Zustand der Versunkenheit und der gerechten Entrüstung ihren Mitmenschen gegenüber verfallen.
Krishnamurti ist gefährlich weil er diese Philosofie vertritt, weil er sich geschickt für sie einsetzt und weil er ein redegewandter, hübscher Mann ist und deshalb nicht gefährlich aussieht. Er ist raffiniert in der Ableugnung des Wunsches, eine neue Religion gründen zu wollen, weil er so der gerechten und berechtigten Ablehnung seitens aller vernünftigen und denkenden Menschen ausweicht. Er unterstützt kein bestehendes Dogma und entgeht dadurch der Aufmerksamkeit der entgegengesetzten Dogmen. Er führt keinen Krieg gegen irgendeine der bestehenden Institutionen oder Glaubensbekenntnisse und hat sich dadurch eine bequeme Position gesichert.
Krishnamurti hat keinen Kontakt mit der heutigen Welt, er steht ausserhalb von ihr und redet süsse Worte, die keinen Sinn haben. Die wenigen nicht gerissenen und naiven Seelen, die zu schwach sind, um den Kampf mit dem Leben aufzunehmen, scharen sich um ihn auf der Suche nach dem “Wunderbaren”, und er gibt ihnen auf ihre Kosten ein Fest in Ommen, wo er abends in der Nähe eines Schlosses, das einst einem Grafen gehörte, ein Feuer anzünden und schüren lässt, dessen Flammen zum Himmel emporlodern, an dem
[p. 188]
der Mond im Silberglanze steht und die Wolken dahinziehen.’

Deze andere Indiër besluit met de scherpe conclusie, dat Indië zulke wereldleeraars niet kan gebruiken en door zulke zielenredders niet in discrediet gebracht wil worden; naar deze dient men zijn voorstelling van Indië in geen geval te vormen.

Een lange file van profeten, reddende boodschappers, wonderdokters en andere magiërs trekt hier langs ons heen - voor alles valt uit dit boek op te maken hoe stuurloos het menschdom is, hoe hunkerend naar houvast, en hoe bijgeloovig; een groot element primitief bijgeloof is trouwens zelfs aan het geloof, hoe religieus doorvoeld en doordacht het verder moge zijn, van alle vromen inhaerent. En verder verscherpt dit boek het besef, hoe weinig wij van den mensch afweten, hoeveel onverklaarde verschijnselen er nog met het nauwelijks ten halve gekende phaenomeen mensch samenhangen.

De geschiedenis van Therese Neumann verdient beter, dan hier opgenomen te zijn tusschen de kwakzalvers Weissenberg en Zeileis. Het artikel over de wonderbaarlijke verschijnselen van Konnersreuth behoort intusschen tot het belangwekkendste van dit boek. Het geval van Therese Neumann onderscheidt zich van alle andere hier behandelde ‘magische’ verschijnselen door het element der belangeloosheid. Hier ontbreken de propaganda, de aanhang, de baten, de beloften, hier gelden enkel de feiten zelf, die tot geen ander doel worden aangewend. Deze feiten, die zeer gestreng wetenschappelijk werden gecontroleerd en onderzocht, kan men in geen geval lichtvaardig loochenen. Men kan er zich op geen enkele wijze van afmaken, er valt alleen van te zeggen, dat de feiten bewezen maar een gefundeerde verklaring ervan nog niet gegeven is. De mededeelingen en boeken erover, van Pfarrer Naber, Dr. Fritz Gerlich, Kaplan Fahsel, en Dr. med. R.W. Hynck zijn volkomen betrouwbaar. In Therese Neumann is het raadsel van Franciscus' stigmata opnieuw actueel geworden.

Van de vele onverklaarde krachten, die den mensch bewonen, en verschijnselen, die zich aan hem openbaren kunnen, in dit boek besproken, getuigt de geschiedenis van Konnersreuth het klemmendst. Dat men er ten opzichte der psyche van den mensch en haar veelsoortige faculteiten niet komt met de van ouds geldende, simpele, simplistische trias gevoel, wil en verstand, kan alleen nog een kortzichtig rationalist loochenen.

 

ANTHONIE DONKER