Boekenschouw

C.F. van Dam en Is van Mens, Marrakech. - Maastricht, N.V. Leiter-Nijpels.

 

De heer C.F. van Dam zou een luchtig en frank stukje kunnen schrijven, wanneer hij maar niet aldoor zoo'n verschrikkelijke last van leukheid had. Hij stelt er te veel prijs op om te laten uitkomen, dat hij een toffe Amsterdamsche jongen is en niet op zijn mondje gevallen. Daarom noemt hij een inlandsch arts een ‘landgenootlijke geneezerik’. Als ik zoo'n term te lezen krijg, voel ik een krachtige zeeziekte opkomen en moet ik naar het dek snellen om een beetje frissche lucht in te ademen.

Voor het overige is dit boekje ‘Marrakech’ een vlot reisverhaaltje van een vlotten journalist, die een paar heldere oogen in zijn hoofd heeft, waarmede hij niets méér ziet dan een makelaar in granen, een inspecteur van politie of de secretaris van een voetbalclub. Waarmede ik maar zeggen wil, dat van de schoonheid van het land, van het verborgen mysterieuze leven der bevolking in dit babbelboekje niets essentieels terug te vinden is. Het verhaal culmineert in de beschrijving van een gezellig avondje in een gastvrije woning waar, ten behoeve van ongeletterde vreemdelingen, eenige jonge vrouwen slecht maar bloot aan het dansen slaan. Zoo'n schamel vertooninkje hebben we allemaal wel eens gezien, in Noord-Afrika of in Genua! Er is niet veel aan, maar het kost dan ook niet veel. Dit geldt slechts gedeeltelijk voor Van Dam's proza. Dit kost namelijk wèl veel.

Of zijn het de plaatjes die men betalen moet? Ook in dat geval is men bekocht. Journalistiek, en in den slechten zin des woords. Wanneer men de armoede van dit (ook al weer zoo vlotte en joviale) geteeken wil herkennen, dan moet men het bekijken naast de dikwijls meesterlijke plaatjes, waar Jo Spier zijn dagblad mee opsiert.

Spier is: zóó, Van Mens: zoo nièt!

Zoodat dit ‘Marrakech’ toch wel een nuttig, leerzaam boek is, als men het op de juiste wijze weet te gebruiken.

GERARD DE GROOT