[p. 249]

C.A.J. van Dishoeck † door Herman Teirlinck

ONDER de Hollandsche uitgevers die de Vlaamsche letteren in Noord-Nederland hebben binnengebracht, bekleedt C.A.J. van Dishoeck een eereplaats.

Hij was niet de passieve kunstmakelaar, die zijn risico's om zuiver-commerciëele redenen waagt. Hij was een bezielde en bezielende ontdekker van jonge, nieuwe schoonheid, en bood het rein profijt, dat hij na elke ontdekkingsreis oogstte, aan zijne landgenooten, met gulle gretigheid en kinderlijken trots.

Ik kan spreken over hem. Ik was zijn eerste Vlaamsche vondst. Hij was mijn eerste uitgever. Het was door Marie Metz-Koning dat ik kennis maakte met hem. Zij had hem een paar kleine versjes van mij voorgelezen. En seffens aanvaardt hij mijn ‘Wonderbare wereld’. En lange jaren hebben wij dan samengewerkt ...

Hij was een fijn mensch, fijnbesnaard en gevoelig. Hij kon kiezen, op eigen kracht. Hij was heel gauw in harmonisch contact gekomen met de Vlaamsche eigenheid. Hij was trouwens een Zeeuw, half een Vlaming en met verre Zuidersche affiniteiten. Hij hield daarom onmiddellijk van Vlamingen, en kwam graag bij ons, en wist wat wij waren. Hij kende de bevende mystiek die onder onze kermisplunje leeft. Hij glimlachte om ons veel gebaar en luid rumoer: hij onthield maar de hartelijke volheid van onze overgave.

En zoo stilaan ging hij Vlaanderen liefkrijgen, naarmate hij er geestelijk en zinnelijk in vergroeide. Het was zoo een tweede huis voor hem: met even liefderijken haard en even vriendelijken drempel; - vreemder? neen, iets vager alleen, gelijk van een droom, die dan ook weer mooier is dan de werkelijkheid.

En hij was telkens onder ons gelukkig, en rijk aan dingen die men toch niet elken dag genieten kan.

In den aandoenlijken grond van deze betrekkingen ligt wel de oorzaak van litteraire gebeurtenissen, die in meer nuchtere omgeving niet hadden kunnen ontstaan. Dat hij Cyriël Buysse uitgaf is, van uit een zuiver uitgeversstandpunt, vanzelfsprekend. Dat hij Sabbe op de markt bracht, is ook door de leesbaarheid van dezen schrijver

[p. 250]

te verrechtvaardigen. Maar de uitgave van Vermeylen's Wandelende jood en Kritische opstellen was al een grooter waagspel. En om Toussaint's boeken te publiceeren moet ge al vergeten hebben dat ge op slot van rekening een zakenman hoeft te zijn. Doch hoe wijders dien ijver uit te leggen ten opzichte van onzen wonderen Karel van de Woestijne?

Hij had ze allemaal lief. En let wel: de beste onder hen, de minst als de meest gelezene, had hij onvoorwaardelijk het liefst.

Maar een heerlijke daad van toewijding en litteraire vereering werd door hem gesteld, toen hij besloot het tijdschrift ‘Van Nu en Straks’ voort te zetten onder de nieuwe benaming ‘Vlaanderen’. Hiervoor zullen alle Vlamingen hem altijd dankbaar zijn.

C.A.J. van Dishoeck heeft gestaan, als vlijtige arbeider, midden in het actieve Vlaamsche leven. Hij behoort eenigszins tot de geschiedenis van Vlaanderen's litteratuur - want hij heeft, op een moeilijk moment van de litteraire evolutie in Vlaanderen, de verspreiding van onze letteren in ruime mate mogelijk gemaakt.

En wanneer men van de hedendaagsche vermenging en interpenetratie der Noord- en Zuid-Nederlandsche letterkunsten spreekt, kan men daarbij den naam van dezen dierbaren en betreurden lettervriend niet verzwijgen.