[p. 204]

Tijdschriftenschouw

Van Eeden en mevr. Roland Holst

In DE NIEUWE TAALGIDS wijdt S.M. Noach een studie aan Frederik van Eeden en Henriëtte Roland Holst, waarin hij de meening uit, dat de toekomstige geschiedschrijver onzer letteren, die de politieke dogmatische geschillen van onzen tijd met perspectivische wijsheid heeft leeren bezien, wellicht grooter overeenkomst tusschen deze twee dichter-figuren zal vinden dan de tijdgenoot. Doordat de fijnere gradaties van ‘Tachtigers’ en ‘Negentigers’ hem zullen ontgaan, zal hij deze dichters als van één generatie beschouwen.

Op fijngevoelige wijze worden in dit artikel de sociale idealen van deze twee figuren voor zoover deze in hun litterair werk naar voren kwamen vergeleken, waarna schr. zijn artikel als volgt besluit:

Artistiek zijn er natuurlik ook grote verschillen tussen hun dichter-physionomieën. Beider organies volgroeide persoonlikheid kenmerkt zich door een eigen geluid.

 
‘Niet mijn de makkelijke en onbenepen
 
wellende sprakingen’

heette het al in een harer eerste sonnetten; haar stem:

 
‘zoo diep en zwaar voor een vrouwe-stem.’

Het overmachtig uitstromend gevoel doorbreekt telkens het richtende metrum. Ritme en strofenbouw zijn soms van buitengewone vrijheid, vergeleken met Van Eeden's meer bezonken melodieuse ritmen en overwogen strofenbouw.

Naast zijn verwikkelde zielstruktuur en overbewustheid haar zuivere klaarheid en argeloosheid. Zijn occultisme verwerpt zij, maar ze erkent het Mysterie. Humor en satire, zoo karakteristiek voor Van Eeden, die als knaap Multatuliaan was, ontbreken in haar werk, zijn onbestaanbaar met haar ethies, vaak profeties pathos.

Maar bij deze en meer verschillen: grote, volle menselikheid. Ook de cultuur-historicus der toekomst zal, als alle dogmatiese geschillen en persoonlike animositeiten lang vergeten zijn, beiden eren als rusteloos strevende geesten, tragiese representanten van een moeizaam worstelende tijd.