[p. 197]

Het Nederlandsche ex-libris

XXIII. Van en voor Vrouwen

Eén oogopslag, één handdruk ... en de wereld gaat voor u open. Ge kunt vele dagen aaneen in den nevel der troosteloosheid hebben rondgeloopen, doof voor woorden van opbeuring van vrienden en verwanten om opeens den hemel te zien opklaren en die eene snaar van het gemoed te voelen aangeraakt door het wonder. Dan is er de stemming van poëtisch leven, waarin we met Van Eeden prevelen: ‘ik heb de witte waterlelie lief’. Nu wordt het onbegrijpelijke begrepen, het ongeloofelijke aangenomen, het onverbrekelijke opnieuw geëerbiedigd en gekoesterd. Dan is het om te juichen met Boutens:

 
En wat ik onbewijsbaar dacht
 
En onuitsprekelijk verbeurd
 
Breekt spraakloos uit en bloeit en geurt
 
Als witte rozen in den nacht.

Hoe, zal men mijmeren, vereenigt gij zulk een ontboezeming met de strekking van deze kroniek? Wel, ook in een ex-libris kan men het wonder beleven, kan men plotseling staan voor een openbaring. De kunst vermag hierin evenzeer te ontroeren als in een schilderij. Het intieme karakter van het ex-libris weeft dan daarenboven een band, welke meestal een liefde voor het leven is. Het gaat ook bij deze kleine stukken van grafische kunst niet om het onderwerp, maar om de wijze van behandeling. Want hóe talloos de nog niet gebruikte motieven ook zouden zijn, grooter is het aantal der nog niet gevolgde wijzen van uitbeelding. En al zouden zelfs alle onderwerpen in deze kunst reeds een plaats hebben gevonden, toch zullen alle nog te teekenen boekmerken met een oud beeld nieuw zijn, alle eeuwen door, wanneer de kunstenaars dit met hún stijl den nieuwen vorm verleenen.

Hoe is het dan eigenlijk mogelijk, dat iemand, die voor zich een ex-libris wil laten ontwerpen, tobt over een motief! Neem slechts een symbool van schoonheid; dit toch zullen velen zich wenschen. Ziet om u heen, in het dagelijksch leven, in de natuur. Het is alles één rijkdom van verbeeldingen. Een houding, een gebaar, een gestalte ... Ik zie een zilverreiger, die, den kop omhoog, den snavel richt in den geluidloozen sterrennacht, die donker zich spiegelt in het water. Hoe schoon zou een Verstijnen dit in beeld kunnen brengen, het zilverwit van den reiger tegen het fluweel van de duisternis.

Ik herhaal daarom: ook in ex-libris kan men het wonder beleven, het mysterie van de natuur, de magische werking van de kunst en wie dit eenmaal mocht ondervinden, neemt die beminnelijke stukjes grafiek telkens opnieuw ter hand om met ontroering te ervaren, dat een verzameling veredelt en gelukkig stemt. Zij brengt poëtisch leven en geeft troost in den dagelijkschen arbeid.

Geldt al hetgeen ik zooeven zei met betrekking tot de keuze van onderwerpen ook voor ex-libris van de vrouw? Wij zullen het nagaan. Op het gebied van ex-libris heeft zij steeds vrij veel van zich doen spreken, ook in de vorige eeuwen. Norna Labouchère liet zelfs in 1895 bij George Bell and Sons te Londen een geillustreerd handboek voor verzamelaars verschijnen, getiteld Ladies' Bookplates en het eerste, gedateerde Nederlandsche ex-libris behoorde, gelijk ik nog eens in herinnering wil brengen, aan een vrouw toe, Anna van der Aa (1597). Een foto van een oorspronkelijken afdruk van dit oud-Hollandsche boekmerk is in mijn bezit.

Het is niet mogelijk na te gaan hoeveel Nederlandsche vrouwen vóór 1880 een ex-libris in gebruik hebben gehad. Moge er later een onderscheid zijn geweest in de soort van voorstelling, door mannen en door vrouwen voor hun boekmerk verkozen, in de 17de en 18de eeuw waren de ex-libris nagenoeg uitsluitend van heraldischen aard. Daar bovendien de naam meestal niet erin werd vermeld, zullen de stukken uit dien tijd ongetwijfeld veeleer moeten worden beschouwd als familiestukken, die mèt de bibliotheek, na het overlijden van het hoofd van het gezin, overgingen op den oudsten zoon. Het waarmerken van de boeken met zulk een eigendomsbewijs zal daarbij dan wel eens in onbruik zijn geraakt.

Ongetwijfeld zullen méér vrouwen een eigen ex-libris hebben gebezigd dan alleen die, wier namen ons bekend zijn geworden, zijnde Pieternella Winninx (17de eeuw) en Gravin Geertruida van Randwijck (begin 19de eeuw).

Later, ik bedoel nu ongeveer een halve eeuw geleden, toonden de vrouwen voorkeur voor bepaalde motieven en emblemen, voor bloemen, interieurs, het beeld van een lezend meisje en meer in dien geest. Thans is, hoewel dergelijke onderwerpen bij haar toch nog wel met een zekere voorliefde voorkomen, het onderscheid wat vervaagd. Gewis moet dit worden toegeschreven aan de plaats, welke de vrouw in het maatschappelijk leven is gaan innemen. Zelfs kunnen we nu een

[p. 198]



illustratie
Afbeelding 1



illustratie
Afbeelding 2

60-tal vrouwen aanwijzen, onder wie verschillende verdienstelijke, die ex-libris ontwerpen, hetzij voor zichzelf hetzij o.m. voor haar geslachtsgenooten en alsdan motieven verwerken, welke een halve eeuw geleden niet voor haar zouden zijn gebezigd.

Vóór 1880 hebben Nederlandsche vrouwen vermoedelijk geen ex-libris geteekend; buitenlandsche wel, zelfs reeds in de 18de eeuw. Ik noem Louise du Vivier, van wie een boekmerk bekend is van 1737, Louise Le Daulceur, Thérèse Brochery, Charlotte Nonot, Mme. Jourdan, Melle. Fonbonne en anderen.

Voorts hadden in Engeland in de 17de en 18de eeuw verschillende vrouwen een ex-libris; alleen het aantal gedateerde ex-libris voor Engelsche vrouwen bedroeg in de 17de eeuw 10 en in de 18de eeuw 110.

Eenige door en voor vrouwen geteekende boekmerken van den laatsten tijd zijn bij deze regelen afgebeeld, allereerst een, in hout gesneden door de Amsterdamsche kunstenares Ina van Eibergen Santhagens-Waller, over wier werk ik reeds vroeger in deze rubriek heb geschreven (afb. 1). De woonplaats Woest-duin van de eigenares is hier passend als motief gebezigd.

De nog jonge jeugdige ontwerpster M. van Konijnenburg heeft voor zichzelf een ex-libris geteekend, dat weliswaar niet feilloos is, maar toch goed genoeg om, mede ter aanmoediging, te worden gereproduceerd (afb. 2). Zij heeft 2 jaren doorgebracht op het Instituut van Kunstnijverheidsonderwijs te Amsterdam, waar zij na het voorbereidend jaar de cursus plastiek heeft gevolgd. Thans is zij - zij is nog slechts 20 jaar oud - op het Rijks-instituut tot opleiding van teekenleeraren aldaar.

Toen de teekening van haar ex-libris was geclicheerd, ontdekte zij aan de afdrukken, dat er iets aan haperde. Aan den linkerkant ontbreekt namelijk een sluit-lijn. Zij heeft die lijn toen op alle afdrukken met de hand aangebracht. Ik vermeld dit vooral om het merkwaardige feit, dat ik het mankeeren van een afsluiting vaststelde bij verschillende ex-libris van andere ontwerpers, die het blijkbaar niet als een euvel beschouwden. Daarom deed het mij goed, dat mej. van Konijnnenburg zelf het gebrek erkende.

Het stuk is niet geheel evenwichtig ten aanzien van de verdeeling van licht en donker, maar de teekening getuigt althans van kunde en wat mij bovenal in het werk van deze jeugdige ontwerpster verheugt, is de duidelijke, welgevormde en smaakvolle letter. Moge zij haar gevoel voor de sierlijkheid en de decoratieve kracht van fraaie letters meer en meer ontwikkelen.

Mej. M.E. de Zaaijer bracht in een houtsnede de intuïtie in beeld door een vlinder, die naar een bloem vliegt (afb. 3). Een allereenvoudigst gegeven, dat toch altijd weer noodt om erbij te verpoozen, vooral wanneer het, als hier, eenigszins suggestief is vertolkt. Afdrukken in de natuurkleur groen geven versterkenden zin van het gegeven.

Ten slotte een boekmerk van de reeds vele jaren in Holland werkende Hongaarsche kunstenares Sári Góth (afb. 4). Zij heeft daarin iets zinnebeeldigs gegeven, een boom op een berg, waarop de zon schijnt. Een aanvankelijk wat duister aandoende inkleeding, maar een niettemin goede en

[p. 199]



illustratie
Afbeelding 3



illustratie
Afbeelding 4

opmerkelijke houtsnede van een begaafde artieste, die zich door haar werk in ons land een plaats onder ons heeft veroverd. De woorden van Rilke, die zij in haar boekmerk in randschrift aanbracht, mogen wijzen op den ernst van haar streven, om iets goeds en schoons te geven. Elders schrijf ik over haar vrije grafisch werk.

 

*

 

In mijn vorig artikel, opgenomen in het nummer van Juni 1931, heb ik reeds vermeld, dat Kees Koeman op de tentoonstelling van The Bookplate Association International, in Mei van dit jaar te Los Angeles gehouden, den William-Alanson-Bryan-prijs heeft verworven met zijn ex-libris voor Dr. Stibbe. Een afbeelding van dit boekmerk had ik reeds opgenomen in het November 1930-nummer van dit tijdschrift.

Voorts heb ik medegedeeld, dat den talentvollen kunstenaar W.J. Rozendaal een eervolle vermelding ten deel viel voor één van zijn fraaie in hout gesneden boekmerken voor ir. E. Strens. Ter aanvulling diene, dat bekroond is het ex-libris met het masker.

Een eervolle vermelding verkreeg ook de bekwame houtsnijder en teekenaar G.P.L. Hilhorst voor zijn ex-libris voor Nora Quintus Bosz, dat bovendien in den door de Amerikaansche vereeniging uitgegeven en ditmaal typografisch vrij goed verzorgden catalogus is afgebeeld. Hilhorst is daarin vermeld als inzender van Java, waarvoor hij Honorary Vice-President van de B.A.I. is, gelijk ik dat ben voor Nederland.

Het aangenaamste van gebeurtenissen als deze is, dat Nederland op den voorgrond treedt. Men moge het niet altijd eens zijn met de Amerikaansche opvattingen en zienswijzen ook op het gebied van deze toegepaste kunst, het streelt het nationale bewustzijn, dat ons land wederom met lauweren uit den strijd is gekomen en dit te meer, wanneer men bedenkt, dat niet minder dan 21 landen waren vertegenwoordigd. Het doet mij daarom voor onze vaderlandsche exlibris-kunst genoegen, dat mijn streven ook in deze richting vruchtbaar was. Reeds voor de derde maal heeft ons land door mijn bemiddeling ingezonden.

Opdat een en ander beter kan worden beoordeeld, zij hier nog aangeteekend, dat slechts vier prijzen waren beschikbaar gesteld, namelijk één voor de beste ets, één voor de beste houtsnede, één voor de beste kopergravure en ten slotte één voor de beste teekening in eenige andere techniek. Het is laatstbedoelde prijs, welke den heer Koeman toeviel.

Negentien kunstenaars van negentien verschillende landen verwierven een eervolle vermelding.

De secretaresse van de B.A.I. heeft mij ten slotte verzocht in herinnering te willen brengen, dat in 1932 in Los Angeles de Olympische spelen zullen worden gehouden. Zij hoopt, dat de ontwer-

[p. 200]

pers voor deze gelegenheid, waar dit tepas kan komen, de sport in hun ex-libris zullen gedenken, aangezien zoodanige stukken dan op de in Mei 1931 te houden achtste jaarlijksche tentoonstelling van ex-libris in het bijzonder de aandacht zullen trekken. Het zal echter van de opdrachtgevers afhangen, of zij hieraan kunnen voldoen. Maar zeker zou, naar de secretaresse getuigt, de Amerikaansche pers het waardeeren.

 

*

 

De heer C.H. Beels te Maastricht heeft in Juni 1931 een tentoonstelling gehouden van een gedeelte zijner exlibris-verzameling en wel in het museum van den Limburgschen Kunstkring aldaar. Zij omvatte ongeveer 150 stuks, namelijk een aantal moderne boekmerken, enkele bladen uit de bekende mappes-Stols en eenige afdrukken, vervaardigd voor de Belgische vereeniging A.B.C.D.E.

 

*

 

De verzamelaar ir. E. Strens heeft dit jaar de bekende Duitsche exlibris-verzameling van Hanns Heeren aangekocht. Hierdoor is ons land een zeer belangrijke collectie rijk geworden. Later volgen hierover nadere bijzonderheden.

 

*

 

Op 18 Mei 1931 is te 's-Gravenhage overleden de wapenschilder van H.M. de Koningin en den Hoogen Raad van Adel, de heer J.E. van Leeuwen, die ook verschillende ex-libris heeft geteekend.

Te Leiden geboren op 7 December 1855, was hij als schilder autodidact. Van 1880-1895 was hij leeraar aan de Ambachtsschool in Den Haag, waar hij sedert 1899 de eerstgenoemde functie vervulde.

Hij werkte reeds vroeg voor de genealogische en heraldische archieven van wijlen den heer A.A. Vorsterman van Oyen.

Ex-libris heeft hij geteekend voor W.J.J.C. Bijleveld, P.C. Bloys van Treslong Prins, H.H. van Dam C.Hzn., L.C.W. Ekering, Jhr. Mr. A.F.L. Hora Siccama, S.W.F. Margadant, Dr. H.G.A. Obreen, H.C. Obreen en W.H. Obreen.

 

*

 

Aanvulling op de lijst van verzamelaars (Den Gulden Winckel van Augustus 1930, November 1930, Januari 1931, Maart 1931 en Juni 1931):

95. P. ten Have, Herv. Predikant, Ootmarsum.

96. J. Wolthers, Laan de Riemer 13, Batavia C, N.O.-Indië.

Correspondentie over ex-libris aan mijn adres: Zuid Binnencingel 23, Den Haag.

 

JOHAN SCHWENCKE