Georg von der Vring
MOEILIJK zich staande te houden in de overproductie der drukmachines is het. Helpende factoren meestal moeten zijn: luid-oppervlakkig reclame-geschreeuw, worpen naar de massa-populariteit, het concessies-doen aan de smaak van het publiek, etc. - Moeilijk-maken doet dit alles die enkele simpele figuren, in het besef levend geen overweldigendgroot kunstenaar te zijn, zich sympathiek onthoudend van elk minderwaardig gedoe en niet zonder eenige waarde zijnd; iets, wat vele populaire succes-schrijvers overtuigend moeten missen.
Een dergelijke, sympathieke figuur is Georg von der Vring. Herinneren deed ik mij hem bij het orde-herstellen van mijn boekenkast, drie boeken ‘Soldat Suhren’, ‘Adrian Dehls’ en ‘Camp Lafayette’ me in de handen kwamen.
Snel leven we. Razend-snel, beangstigend-snel. Wie herinnert zich de schrik, ons doorroerend bij Remarque's boek, bij andere als Martin Beradts ‘Schipper an der Front’, Ernst Glaesers ‘Jahrgang 1902’, Ludwig Renns ‘Krieg’, A.M. Freys ‘Die Pflasterkästen’ bij boeken van Barbusse, Duhamel, bij boeken als Roland Dorgelès' ‘Croix en Bois’, Joseph Jolinons ‘Valet de Gloire’, Radiguet ‘Diable au Corps’; wie herinnert zich de adem-beklemmende, keel-toesnoerende ontroering
van al die meer-of-minder-geslaagde bekentenissen? ... Wie herinnert het zich? ... Vergeten in onze boekenkasten liggen ze te samen, en bij het herlezen blijft vaak ontroering uit. Zoo lang voorbij is reeds die tijd, zoo ver ligt de herinnering.
Wie herinnert zich, in verband met bovenstaande, Georg von der Vring, schrijver van het eerste Duitsche oorlogsboek? Een stille, eenvoudige figuur was hij, debuteerend met ‘Soldat Suhren’. Oskar Maurus Fontana schreef hierover: ‘Georg von der Vring war einer der ersten in Deutschland, der den Krieg sah und schilderte, wie er war, der ihn ebenso aus der Kameradschaft wie aus dem Grauen heraus lebte. Sein ‘Soldat Suhren’ stand inmitten einer deutschen Korporalschaft, die so sein muszte wie sie war, in Dreck und in Blut, in der Bitterkeit eines dem Tod nahen Lachens. Sein ‘Soldat Suhren’ steht aber auch inmitten des deutschen Volksliedes. Das gibt diesem Bericht der Schrecknisse, des unverstellten, gar nicht heldischen, aber sein Schicksal mit zusammengebissenen Zähnen erwartenden Soldaten das heimlich Singende, das verschämt Innige. Es ist der schlichte unproblematische, blonde deutsche Mensch, der im ‘Soldat Suhren’ des Georg von der Vring aufsteht, der schaut und überschaut, was Unentschuldbares die Menschen einander tun im Namen irgendwelcher Grenzen. Dieser Mensch steht da und sieht die Front des Krieges, aber auch die andere in uns. ‘Neben mir schlafen die Kameraden, und wie ich sie reglos ausgestreckt sehe, ihren Atem und ihre kleinen Traumesworte höre, liebe ich sie alle. Sie sind fröhlich und entschlossen, haben alles verlassen wie ich und fahren mit mir ins fremde Land. Und ich komme an einem Knoten in meinem Gespinst, der heiszt: die Front. Das ist ein militärischer Ausdruck, mit dem die Zeitungen und der Heeresbericht herumspringen, als sei es ein leicht begreifbarer Gegenstand. Doch ist er es nicht. Denn in jener Front, die der Heeresbericht erwähnt, kämpft Gutes gegen Gutes, Böses gegen Böses, Gutes gegen Böses, Böses gegen Gutes. Und so ist er eine verworrene, eine tausend-fach verdrehte Front, deren Gestalt, niemand kennt. - Eine Front aber gibt es, die ist klar, eindeutig und gerade, und ich finde sie an heimlichem Orte - in meinem Gewissen finde ich sie. Und es ist die Front der guten Gedanken und der menschenwürdigen Taten, der Händedrücke und des treuen Glaubens.’
Karakteristiek-vinden van den schrijver von der Vring doet men in deze woorden, zoowel voor ‘Soldat Suhren’ als ‘Camp Lafayette’ en ‘Adrian Dehls’.
In een autobiographische notitie schreef Georg von der Vring: ‘Geboren 1889 in Brake an der Unterweser, Zeichenlehrer, drei Jahre im Krieg, zweimal verwundet, ein Jahr in amerikanischer Kriegsgefangenschaft, seit 1920 Zeichenlehrer in Jever, immer schwankend zwischen Malen und Schreiben. 1923 entstand “Suhren”. 18 Verläge, unter ihnen die bedeutendsten, lehnten ihn ab. - Meine Vorfahren waren Schiffbauer an der Weser. Aus diesem Stoffkreis kommt “Adrian Dehls”. - Meine Erlebnisse in der Kriegsgefangenschaft und meine Rückkher in das Deutschland der Revolutionszeit habe ich in dem Roman “Camp Lafayette” gestaltet.’
Noodzakelijkheid mist het, iets aan deze woorden toe te voegen. Officieele redenen, om over hem te schrijven ontbraken, geen nieuw boek verscheen, geen bepaalde leeftijdsgrens werd bereikt, geen van al die burgerlijke, droevig-banale redenen, gebruikelijk in onze literaire wereld, veroorlovend tijdschriftenruimte te vergen, was aanwezig. Enkel het toeval deed herinnering komen aan deze sympathieke, bijna-vergeten figuur. Waard herinnerd te worden is hij. Geen koel verstand is zijn werk, zooals dat van de technici onzer jongeren, doch dichterlijk gevoel geeft warmte, spontaniteit vaak, aan zijn boeken, gelijk zuiver-juist de journalistieke term luidt.
Wat zal stand-houden: het eerste, het tweede? Zal later von der Vrings werk nog eens weer opgediept worden, gelijk het werk van goede schrijvers wel eens vaker gebeurt, of zal het bedolven blijven onder de producten-stroom der would-bekunstenaars, reeds zoo vaak aandacht vorderend ten koste van kunstwerken, waarachtig groot, hoek-weggedrukt, door slechts den enkeling gewaardeerd en begrepen.
Noteeren wil ik, dat von der Vrings werk geen grootsche, diep-ontroerende, alles-omverstormende verschijningen zijn, eerbied-geboren-doend, ontzag-vervullend. Enkel dit is hij: Een dichter en vóór alles een mensch, in begrijpen meelevend met de medemenschen.
Mogelijk vergetelheid-overgeleverd blijft hij, maar recht gevend op herinnering doet dat mensch-zijn, rechtvaardigt dat wekken er van, sympathiek-boeiend als het was.
W.J. EELSSEMA