Boekenschouw
Leo Ott, Muzikale Confectie. - Amsterdam, Andr. Blitz.
Grenzen in kunst zijn gevaarlijke lijnen. 'n Bepaalde indeeling laat zich slechts maken uit één gezichtshoek. Een mis is mooi, mits overtuigend, geloovig geschreven. Een stilleven fraai, indien juist iets meer dan een foto. Een gedicht schrijven terwille van de rijm; onzin. Een wals is tenslotte bruikbaar, of is het niet (Johann Strauss schreef op dit gebied betere dingen dan Beethoven).
Men zou - misschien - kunstproducties kunnen rangschikken volgens hun opzet van ontstaan, naar hun uitgangspunt. ‘Dienende’ kunst tegenover ‘op zichzelf-staande kunst’. ‘Tegenover’ is al vaak niet juist. Menige opdracht, b.v. voor een nationaal-volkslied is mislukt. Men koos echter spontaan zelf, of een bepaalde compositie werd later tot nationaal gepromoveerd.
Er is geen hooge en lage(re), ernstige of zware en lichte kunst. Deze rubriceering is niet uit een bepaalde richting door te voeren. Een geslaagde operette bevat meer kunstzinnigs dan een mislukte opera, een geestig spotvers van 4 regels meer wijsheid dan een opgcblazen lezing over ironie. Hier kan slechts de regel gelden: begrijpt uwe opgave, dus neemt een uitgangspunt dat u ligt, en werkt het volkomen en volmaakt uit.
Waarom alzoo laat de schrijver van Muzikale Confectie zijn overigens vlot met aardige typeering geschreven boek eindigen met de volgende regels:
‘Misschien’, zei Reuder ten slotte, ‘misschien had hij toch wel 'n echte componist ook kunnen worden. Het is nu 'n “Happy End”, dit weggaan. En eigenlijk had het een begin moeten zijn van 'n grooten strijd voor de echte muziek, voor blijvenden roem en niet voor geld ... Denk eens, met zijn talent.’
De Vette lachte bitter en schudde het hoofd.
‘Nee’, sprak hij beslist, ‘'t is beter zoo. Wat zou dat geven? Armoede, miskenning, 'n hopeloos gemodder, afhangen van 't toeval en intrigues. Ik zelf heb m'n uiterste best gedaan, dat 't zóó zou loopen met Waals! 't Is beter zóó ... Dit is geen tijd, om werkelijke muziek te maken ... Dit is geen tijd voor musici en muzikanten ... Er is al ellende genoeg op de wereld ... Dit is de tijd voor het werk dat Waals nu gaat doen ... het fabriceeren van Muzikale Confectie.’
Rino Waals (de held van 't boek) is dus ‘echte’ componist af. 'n Echte componist! Het typische meisjeswoord ‘echt’, - een ‘echte’ vent - hier dus iets à la Wagner, Mozart of Bach! Dus geen ‘echte’ componisten meer. Nee, alleen dan maar moppen. Lachen moeten de menschen; verstrooien zullen ze zich. Alsof ‘echte’ kunst niet verheft dus ontspannen kan, zij het in een hoogere zin van 't woord.
Waarom toch het eene (het bevattelijke-lichte, pikante) terwille van het andere (het zware, ernstige, degelijke) veroordeeld? Kan kunst niet ont- en inspannen, vermaken en verheffen tegelijkertijd? Kende men niet reeds veel vroeger in Europa naast de passiespelen de satyre? Zijn niet alle - later gestyleerde - dansrhythmen oorspronkelijke populaire bezittingen, d.i. door en voor het volk geweest?
Waals heeft gedaan, wat hij moest doen. Aan 'n goede song is behoefte, je kunt ze maken, dus ga aan 't werk. Niet hier schuilt de fout, maar in de geheele toestand van de kunst; meer speciaal in de verhouding productie en vraag. De smaak van het publiek is voor den scheppenden kunstenaar geen garantie. Gaat hij dus zijn peil hierop aflezen dan komt hij de massa tegemoet. Nu zou hierbij niets verwerpelijks liggen, ware het niet dat, cultureel gesproken tusschen den ernstigen kunstenaar en het groote publiek een diepe kloof aanwezig is. En het lachende geldstukje overbrugt dezen afgrond. Het publiek krijgt zijn muziekje dat het verlangt, en de maker zijn loon, waar hij even tuk op is.
Zoo komt de productie naar het publiek toe. De brug echter deugt niet. Dit geld stinkt (en niet alle, zooals men beweert). Komt het publiek tegemoet met uwe kunst. Uitstekend. Maar niet met een wagen met geldstukken als wielen, want utilisme behoeft - ook in de muziek - de schoonheid nog niet uit te schakelen. Of, met de titel van het boek meesprekende: ook confectie kan mooi zitten.
MAX VREDENBURG