Correspondentie

Den Heer J. Greshoff.

Mijnheer,

Met genoegen heb ik gezien, dat U te velde trekt tegen het exploiteeren van schrijvers door Uitgevers. Sedert het contract-Veraart met succes een beroep deed op het egoïsme van drukkersgezellen en drukkersbazen ten koste van de schrijvers heeft men ingezien, dat door vereeniging van de uitgevers al wat tot nog toe onmogelijk scheen, mogelijk is geworden. Niet alleen wat U aan de kaak stelt is onbehoorlijk. De uitgevers zijn al veel verder gegaan. Voor ongeveer een jaar kreeg ik toegezonden eenige schrifturen betrekking hebbend op een overeenkomst tusschen uitgevers en boekverkoopers. Het doel van die overeenkomst was een poging om ongestraft de schrijvers verder te kunnen plunderen. Er stond in, dat de boekverkoopers zich verbonden geen boeken in voorraad te hebben of te verkoopen, die niet door erkende firma's waren uitgegeven. Wat volgt daaruit? Dat als een schrijver zich niet wenscht te onderwerpen aan de verregaande eischen der uitgevers en dus de uitgave zelf bekostigt en het boek wil verkoopen, de boekverkoopers daarbij geen tusschenpersonen mogen zijn.

Bij die schrifturen was gevoegd een lijst van erkende uitgevers. Ik heb mij toen tot het bestuur der uitgeversvereeniging gewend, met de vraag, hoe het gaan moest als een schrijver zich om de een of andere reden teleurgesteld vond bij het zoeken naar een uitgever en dus genoodzaakt was de uitgave in eigen hand te nemen?

Ik ontving geen antwoord.

De toeleg was trouwens ook duidelijk genoeg. Men zou hebben moeten antwoorden: mijnheer, in Nederland is geen behoefte aan boeken, waaraan de erkende uitgevers niets verdienen. Egoïsme ten top gevoerd ten nadeele der intellectueelen!

Hoogachtend

Uw dw.

 

P. GOEDHART

 

Oud-dir. H.B.S. 5.