Corona

Een nieuw tweemaandelijksch tijdschrift Corona verscheen onder leiding van Martin Bodmer en Herbert Steiner bij de ‘Bremer Presse’ te München-Zürich.

Het typografisch fraai verzorgde eerste nummer opent met een romanfragment uit de nalatenschap van Hugo von Hofmannstal, door dezen in de jaren 1912 en 1913 geschreven.

Dan volgen eenige gedichten van Rainer Maria Rilke, waarbij zich aansluit een rede over Rilke door Rud. Alex. Schröder te Frankfurt gehouden.

Herbert Steiner vertaalde in het Duitsch eenige aanteekeningen van Paul Valéry uit zijn ‘Cahier B 1910’.

Van Thomas Mann volgen dan eenige ‘Jaakobsgeschichten’.

Helene Weyl vertaalde een essay van Lytton Strachey over Hume. De volgende afleveringen zullen essay's van denzelfden schrijver bevatten over Gibbon, Macaulay en Carlyle.

Op een ‘Lichterblickungslied’ van Rudolf Borchardt volgen een studie over den modernen Spaanschen tooneelschrijver Jacinto Benavente van Karl Vossler en een beschrijving van Ottobeuren door Josef Hofmiller.

Een weldadige typografische eenvoud is gehandhaafd in de ‘Anzeigen’, die dit waardevol eerste nummer besluiten van een tijdschrift, dat niet een bepaalde moderne tendens schijnt na te streven, doch blijkbaar wil steunen op reeds gevestigde reputaties.