[p. 73]

Spijkers met koppen

Vraag-en-antwoord-spel

Een vriend, die ergens op den Balkan woont, schrijft mij: ik zal je een verhaal doen en daarna een vraag stellen; wees zoo vriendelijk er duidelijk op te antwoorden. - Goed.

Het verhaal. Bij ons, ergens op den Balkan dus, heeft het tooneel een moeilijk bestaan en een schouwburgdirecteur mag geen enkele factor verwaarloozen, wil hij met eenigen kans op succes zijn artistieke zaken drijven. Juist toen het nieuwe seizoen begonnen was - de engagementen waren al lang geteekend natuurlijk, de troep was compleet, het programma vastgesteld - kwam de tooneelcriticus van het grootste dagblad ter plaatse (een naam zegt ons niets, want wij kennen de aardrijkskunde van de Balkan zoo onvoldoende) bij den directeur. Na een hartelijk praatje over het mooie weer en de talenten van den directeur en al zijn familieleden, vertelde de befaamde criticus dat zijn zoon, vrij onverwachts, uit Amerika was overgekomen, omdat hij heimwee had; dat hij nu aan het tooneel wilde en dat hij speciaal gaarne aan het gezelschap van dezen directeur verbonden wenschte te worden.

De directeur, schoon zeer vereerd met die voorkeur, dacht onderwijl aan zijn voltallige troep, aan het gebrek aan kennis en ervaring, misschien zelfs aan talent van den jongeling-uit-Amerika; en hij dacht ook, want hij was een goed zakenman, aan de macht van dezen criticus en aan den vèr-strekkenden invloed van ‘De Balkan-Bode’, diens dagblad, dat in de beste kringen een groot prestige genoot.

En, voer deze criticus voort: ‘ik heb geen zin om dien jongen tot mijn last te hebben; hij moet een behoorlijk salaris verdienen, waar hij zelfstandig van rond kan komen ... enfin, mijn waarde, denk er maar us over na en meld mij morgen je beslissing.’

De directeur, zeer uit zijn humeur, geleidde hem vriendelijk naar de deur; en sprak toen met zijn administrateur; en met zijn adviseur ... En schreef een mooie brief, meldende dat hij den jongelinguit-Amerika gaarne aan zijn gezelschap zou verbinden, tegen een gage van x munteenheden pro maand ... etc. etc.

De vraag. Hoe noem jij dat?

Het antwoord. Een vriendelijk, maar duidelijk misbruik-van-positie, niet héél ver verwijderd van dien eigenaardigen vorm van overreding, welke met een vakterm afpersing genoemd wordt.

Bijoverweging. Wat een zegen dat zoo iets alleen op den Balkan gebeurt en dat wij daar te netjes voor zijn. En wederom danken wij U, o Heer, dat wij, jongens van Willem den Zwijger en Jan de Wit, niet zijn gelijk alle deze Balkineezen.

 

J. GRESHOFF