Donker en Greshoff zitten elkaar in het haar

Kleine Notitie (In aansluiting bij ‘De Groote Saneering’ - D.G.W. Jan. '30 blz. 4).

Zoo juist ontvang ik een vriendschappelijk bericht van dr. N.A. Donkersloot. Hij begint aldus: ‘B.J. Jij schrijft ook maar raak! Je kon toch heel goed weten dat ik geen mannetje ben dat graag leiding wil geven...’ Ik moet bekennen, dat ik er nu niets meer van begrijp. In het hygienisch manifest, dat op bladzijde 23 van het Januarinummer van D.G.W. is overgenomen, wordt allereerst geconstateerd: ‘De Nederlandsche litteraire kritiek geeft te weinig, of geen of verkeerde LEIDING.’ Daarna zegt de opsteller van dit geschrift: ‘Het Critisch Bulletin wil, door onpartijdige, samenvattende en bij voorkeur opbouwende kritiek, LEIDING EN VOORLICHTING geven.’

Nu zijn er twee mogelijkheden: A. Dit prospectus is niet door dr. Donkersloot geschreven. Maar dan heeft hij verkeerd gedaan om het niettemin met zijn naam te onderteekenen. B. Dit prospectus is wel door dr. Donkersloot geschreven. In dat geval heeft hij verkeerd, héél verkeerd gedaan met positief LEIDING te beloven, terwijl hij zelf duidelijk weet, blijkens bovenstaande mededeeling, dat hij ‘geen mannetje is om leiding te geven’.

Het komt mij voor, dat vriend Donkersloot, hetzij in zijn manifesten, hetzij in zijn correspondentie, ‘maar raak’ schrijft en niet ik!

Verder stel ik er prijs op om de bedoeling van mijn stukje tegen D.'s plannen nog even duidelijk aan te geven. Het werd mij ingegeven door spijt, toen ik zag, dat een onmiskenbaar hoogbegaafde jonkman, wiens karakter en persoonlijken omgang ik waardeer, zijn tijd, zijn energie en zijn vernuft ging verspillen in zoo'n zotte, nuttelooze, pedante, onbezielde en burgerlijke onderneming als dat Critisch Bulletin. Donkersloot is te goed voor die duffe schoolmeesterij. Wij hebben in onze letteren aan één Coster al genoeg en wij zijn er niemand dankbaar voor als hij een filiaal van die firma gaat stichten, hoezeer zulke ethische en aesthetische zaken zich ook in de gunst van de geachte clientèle verheugen mogen.

Laat Donker voortgaan met het schrijven van mooie verzen, laat hem essay's, romans en novellen publiceeren, tot ons aller verheugenis. Maar als hij zich in van die litteraire-opkamertjes-avonturen gaat begeven, dan is het vriendenplicht om hem, zonder omwegen, te waarschuwen

Of ... zouden wij ons in hem vergist hebben?

 

J. GRESHOFF

II

Deze notitie was al gezet en gecorrigeerd toen ik nog een nadere toelichting van dr. D. kreeg. Deze geeft weinig aanleiding tot commentaar, alleen begin ik meer en meer te vreezen, dat de vraag, waarmede bovenstaand stukje eindigt, een bevestiging wordt.

Een enkele opmerking echter.

Ik heb juist een zeer hoogen dunk van het intelligente deel van het publiek. Ik meen n.l. dat het dr. D. en zijn handlangers heelemaal niet noodig heeft om zich een zuiver en gemotiveerd oordeel over de

[p. 53]

litteraire productie te vormen. Niet ìk, maar hìj toont het publiek te verachten, door het als een troep imbecillen voor te stellen die op leiding zat te wachten; en het een reeks kleurlooze, kinderachtige recensietjes als geestelijk voedsel voor te zetten.

Voor het overige savoureere men aandachtig het proza van Donker, dat hier volgt.

GR.

III

Het verschil tusschen ons beiden is duidelijk: jij veracht het publiek hartgrondig, ja zelfs luidkeels. Ik veracht het volstrekt niet. Ik vind dat een verouderd artistenstandpuntje, dat mij bij den vriend van boer en bedelaar verbaast. Waarom zoo eenzijdig in je sympathieën? Waarom afgeven op ingenieur en dokter en koopman, als je boer en bedelaar bemint? Jij wilt de massa zich laten wentelen in haar vuil, of om het wat zachter uit te drukken dan jij, in haar sop laten gaar koken. Maar wat is die massa? Er bestaat geen massa, er zijn alleen individuen, en jij en ik kennen waarlijk menschen genoeg met een sympathieken en gedistingeerden smaak, die geen tijd hebben om uit den chaos van boeken het interessantste op te diepen en die graag zich door den vakman den weg gewezen zien. Dat te doen, komt mij hoegenaamd niet minderwaardig voor. Bij ontstentenis van een voetstuk behoeft men er ook niet van af te dalen. Want na aftrek van de prollen en protsen zijn er nog genoeg menschen over, die uiteraard in de herrie op de boekenmarkt den weg niet weten, nog minder door het gesis en gefluit en gefleem der kritiek. Jouw fout is, dat je iedereen over één kam scheert. Maar al het publiek heet toch niet Jan. Jij heet bijv. ook Jan!

In een groote stad, waar ik goed bekend ben, wijs ik iemand met genoegen den weg, als ik weet, dat hij er behoefte aan heeft. En als ik met hem meega om hem de bezienswaardigheden te wijzen, die hij anders nooit zou zien, ben ik daarom nog geen sight-seeërgids van confectietoeristen.

Den weg wijzen, is niet de taak der critiek, hoor ik je brommen. Toegegeven! Kritiek is de kunst zichzelf van een kunstwerk rekenschap te geven op een wijze het kunstwerk waardig. De criticus denkt bij het schrijven zoomin als de dichter aan zijn lezers. Maar waarom geen twee vliegen in één klap slaan, dat is toch niet verboden? Waarom een aantal critici, waarvan men weet, dat zij aan critiek deze hooge eischen stellen, niet bijeenbrengen tot voordeel van wie ervan profiteeren wil? Met musici stelt men een orkest samen, met critici een critisch tijdschrift. En het is toch niet verboden om een orkest samen te stellen, omdat ieder musicus in zijn hart solist is? Een goed voetballer weigert niet om in een elftal te spelen en evenmin hindert het hem als er publiek naar komt kijken. Het individualisme, het ware, de bron en voorwaarde van alle kunst, in eere houden, staat nog niet gelijk met afwijzing van iedere concentratie en uitroeping der anarchie. Waarom zoo'n alarm, wanneer men de doeltreffendheid der letterkundige kritiek door een practische maatregel tracht te verhoogen? Want dat is alles, en de verwarringen ontstaan alleen als de luchthartige ironicus zwaartillend wordt en eenvoudige zaken veel ingewikkelder opvat dan ze zijn. Je laatste boutade was zoo zwaar op de hand, dat ik met Critisch Bulletin en al er een lichtzinnige losbol bij ben. Komaan, ieder weer in zijn rol, jij boutades en ik bulletins. Chassez, croisez, Jan.

ANTHONIE DONKER