Boekenfilm

Onder toezicht van H. van Laar bewerkte M. Neven voor Nederland Heelal, Aarde en Menschheid van R.H. FRANCE. Dit werk biedt ‘een reis door het wonderland der schepping’ en men vindt er o.a. in behandeld en met illustraties verduidelijkt het ontstaan van den mensch, vulkanen, diepzeewonderen, de mensch en de natuur enz. enz.

 

Krijgslectuur van ouderen datum biedt ‘Daer Slae Gheluck Toe’ door LETTICE U. COOPER, dat in Ned. vertaling verscheen, opgedragen is aan de ‘Cooplieden-Aventuriers van York’ en een episode uit den tachtigjarigen oorlog behandelt.

Het Leven aan een meisjesuniversiteit
Een Amerikaansche succesroman

Warner Fabian, De begeerde Vrucht. Vertaald door Annie de Beijer. - Amsterdam, A.J.G. Strengholt.

ER is oneindig veel wat de Amerikaansche auteurs onderscheidt van de Europeesche, o.a. hun meer practische kijk op de dingen. Ik bedoel hier niet zoozeer hun kijk op het leven - al verschilt die ook -, dan wel hun kijk op de aangelegenheden van hun beroep.

In alle Europeesche literaturen vindt men menschen die in menig opzicht interessante boeken schrijven, maar niet gelezen worden, omdat zij hun stof niet op een aantrekkelijke manier aan den man weten te brengen. Wel voelen zij zelf min of meer duidelijk waar de schoen wringt, maar gaan toch voort op den ingeslagen weg, soms omdat zij zich aan hun zwaar-op-de-hand-heid niet kunnen ontworstelen, soms omdat zij, in een superieur misprijzen verstard, het beneden hun waardigheid achten een stap van toenadering te doen naar den lezer. Zij verkiezen ongelezen te blijven boven een compromis te sluiten.

Nochtans hoeft zulk compromis niet altijd degradant te zijn. De Amerikaan Warner Fabian heeft het onderwerp van zijn roman ‘De begeerde Vrucht’ niet verlaagd door het in zulken luchtigen stijl, veelvuldig doorweven met levendigen dialoog, te behandelen. Of is het misschien verboden een ernstig onderwerp te behandelen op een wijze, die de saaiheid heeft weten te vermijden? Maar de vraag is nog probanter als men ze omkeert: Kan een succesroman nooit iets meer zijn dan tot ijdel schuim opgezweept talent?

Het boek van Warner Fabian is een succesroman, maar het geeft meer dan men gewoon is onder die lichtjes verdachte betiteling te verwachten. Het kan gelezen worden door de duizenden, die verzot zijn op de short stories van de magazines, door hen die alleen lezen om te weten, wat er gebeurt. Maar naast deze louter uiterlijke kwa-

[p. 305]

liteiten, naast den levendigen verteltrant, naast het zeer bewogen tempo van het verhaal, bevat het ook een ernstige kern, die den meer bezadigden lezer stemt tot nadenken. Niet zoozeer om wat er gebeurt, om wat zij doen, zijn de figuren uit dezen roman belangwekkend, maar wel om de redenen waarom zij het doen; om wat hen van binnen uit voortdrijft, om hun ziel is het, dat zij den lezer tot het einde van het boek blijven boeien.

De beschrijving van het leven aan een Amerikaansche meisjesuniversiteit is voor den niet-Amerikaan op zichzelf reeds interessante reportage. Zoo een campus of groot park, met de eigenlijke universiteitsgebouwen, de woningen van de professoren - mannelijke en vrouwelijke -, de tehuizen, waar de jonge meisjes onder een regiem van half internaat zichzelf regeeren, door middel van een Onderlingen Raad van Beoordeeling, vormt een zeer eigenaardig complex. Zonder onnoodige ruwheid, maar met groote vrijmoedigheid toont ons de schrijver, hoe de verschillende elementen van die campusgemeenschap op elkaar reageeren. We vernemen erin, hoe pedante professoren, door den al te jeugdigen overmoed van geprikkelde studentinnen worden beproefd, hoe al dat vrouwvolk elkaar onderling duvelt, hoe de meisjes, onbezonnen en wild, cynisch maar onervaren, zichzelf in een moeilijk parket brengen, hoe ze den aap houden met al te verwaande aanbidders, hoe ze in een avontuur verwikkeld geraken en tenslotte, hoe ze zich daaruit redden of niet redden.

Over dat alles heeft de schrijver met groote plasticiteit en veel humor - al is het soms maar Amerikaansche humor - verteld. Maar door de opeenvolging van deze groote verscheidenheid van meestal blijmoedige gebeurtenissen heen, loopt als een grijze, ernstige draad 't verlangen - in minder of meerdere mate bewust - van al deze jonge vrouwen, naar de begeerde vrucht. Diep in haar speurt men het borrelen en zieden, duister maar sterk, van hare ontluikende vrouwelijkheid. Daar is de plicht, de studie, het opdoen van kennis en het zich voorbereiden op het spelen van een rol, later in de wereld. Dat alles boeit haar geest en neemt hare aandacht in beslag. Maar daarnaast voelen zij den drang van hun instinct, hun lotsbestemming als gezellin van den man en toekomstige moeder, het haken om zich ook als vrouw volledig te kunnen uitleven.

Alle zijn zij vrij gevochten deze meisjes, en de Zeer Verstokte Maagden - het groepje dat de hoofdrollen speelt - het meest van allen; doch het is slechts in schijn en als het er op aankomt het innigste van hun wezen aan 't woord te laten, voelen zij, dat allerlei boeien haar nog kwellen.

Sommigen kunnen aan dien drang niet weerstaan en geven zich onmiddellijk over, anderen trachten hem met een nijdige koppigheid het hoofd te bieden. Voor Sara La Lond, bv. groeit de dualiteit des levens tot een tragisch dilemma, met aan den eenen kant toekomst en broodwinning, en aan den anderen kant de even broodnoodige liefde en teederheid; terwijl de schrandere Sylvia en Prof. Gifford een schier hopeloozen strijd aanbinden om hun schoon gevoel tegenover de conventie te doen zegevieren.

Door den dieperen ondergrond van zijn roman heeft Warner Fabian het boek opgevoerd van het zuiver Amerikaansche peil tot het algemeen menschelijk plan. Met grooten waarheidszin heeft hij het sexueele vraagstuk, zooals het voor vele jonge vrouwen wordt gesteld, op zijn eigen wijze belicht.

In het Kader der Wereldhistorie

Alfred Neumann, Dictator Guerra. Vertaald door C.F. van der Horst. - Utrecht, W. de Haan, uitgever.

‘Het wondere leven staat niet stil, maar soms verkort het zijn tred voor korter of langer tijd. Het noodlot, dat zich niet bij vijf- of tientallen van jaren telt, schenkt deze korte spanne van op adem komen zelden uit goedhartigheid en meestal daartoe bewogen uit een gril. Een wijle en zonder aankondigend gebaar, breekt de oude gejaagdheid zich weer baan. En eer men zich daarvan rekenschap gegeven heeft, hervat het leven zijn woeste vaart.’

Met dezen aanhef wordt de groote historische roman van Alfred Neumann ingezet. In een paar volzinnen geeft de schrijver aldus op wonderlijk treffende wijze de atmosfeer aan, waarin het gansche gebeuren van zijn lang verhaal zal verloopen. Van den aanvang af voelt de lezer, dat dit gebeuren boven de zuiver persoonlijke aangelegenheden der menschen uitrijst en zich afspeelt in het ontzaglijke kader van de wereldgeschiedenis. Hij voelt, dat hij te doen heeft met een geschiedkundige roman, een roman, waarin het tijdsbegrip veel ruimer wordt opgevat dan hij gewoon is te doen en waarin menschen optreden wier doen en laten met dit verruimde tijdsbegrip kadreert. Het zijn menschen, die tellen met tientallen van jaren, waar wij gewoon zijn te tellen met dagen en weken. Zij hebben den tijd doorpeild en hem aldus beter leeren kennen; zij hebben in hem een bondgenoot erkend voor hun plannen en weten, dat zij zich op hem kunnen verlaten. Zoo is dan ook over hen een rust gekomen, die zich veel minder dan de onze door de kleine voorvallen van het dagelijksch leven laat verstoren. Zij hebben den blik gericht op

[p. 306]

een punt vele jaren vóór zich uit; zij weten, dat hun dag zal komen, dat hun uur zal slaan; zij houden voor dat uur al de beschikbare krachten in voorraad en laten zich door niets afleiden. Zij zijn, zooniet de aanstichters, dan toch de scherpe waarnemers van het wereldgebeuren en terwijl de gewone stervelingen leven op het rhythme van hun eigen zwakken harteklop, luisteren zij slechts naar den polsslag van den tijd, waarvan zij ieder hoog en laag met dezelfde gespannen aandacht gadeslaan, schier zonder ongeduld.

Het gaat niet op hier de samenvatting te geven van een levensloop, waarvan het noodlottig einde gekend is en waarvan de schrijver zelf alleen de schitterende momenten heeft belicht. Men kan wel denken, dat Neumann, wanneer hij twintig jaar van de Italiaansche geschiedenis wilde samenvatten in een geromanceerd verhaal van twee honderd vijftig bladzijden, zijn helden niet stap voor stap kon volgen. Hij heeft zich bepaald bij de groote momenten in geschiedkundig en in menschelijk opzicht, evenwel zorgvuldig vermijdend, dat zijn werk een fragmentair karakter zou krijgen. Deze roman is volledig, omdat men de gapingen niet merkt.

Het is vooral de menschelijke kant van de hoofdfiguur, die deze roman zoo belangwekkend, zoo waarlijk boeiend maakt. Wel voelen wij bestendig, hoe de adem van een roerigen tijd over deze bladzijden heenscheert en hoe de held met vasten tred zijn tragische lotsbestemming tegemoet gaat, monumentaal en nietig tevens, onverwinnelijk en tegelijk zoo kwetsbaar. Maar meer nog dan de indrukwekkende Guerra uit de geschiedenis, boeit ons Guerra-de-Mensch, de dichter, de fijngevoelige, de minnaar van het leven, die wegvlucht als het eerste bloed van den gefolterden stier het zand verft van de Arleziaansche arena, die wegzinkt in mijmering van onzegbare zaligheid, als een Arleziaansch meisje hem de kleine Maria Pia te binnen roept, die hij in de laatste tien jaren niet heeft gezien, maar met bestendige teederheid heeft liefgehad. Merkwaardig, hoewel vluchtig, maar toch volkomen begrijpelijk, is ook geteekend de verhouding van Guerra tot zijn zuster Madda, deze geheimzinnige Madda, die het bed deelt van vele mannen en van allen die kunnen helpen als haar broeder in nood verkeert. Vol spanning is ook de verhouding tusschen Guerra en zijn tegenstander, den groothertog, zijn tegenstander niet alleen op politiek, maar ook op menschelijk gebied, wegens de vrouw die tusschen de beide mannen staat, vorstin Corleone, Guerra's gewezen vriendin. Pathetisch zijn vooral de laatste bladzijden van het boek, als Renzo, de man van Maria Pia, na dagen lang met moordplannen te hebben rondgeloopen tegen den eersten geliefde van zijn vrouw en dien zij nog niet heeft vergeten, Guerra komt halen, omdat deze de eenige is die het arme vrouwtje, dat in een rampspoedig kraambed aan 't doodbloeden is, door bloedovertapping van den dood kan redden. De kleine Maria Pia, die in stervensnood verkeert, weet het niet, maar voor Guerra is het een schier bovenaardsche zaligheid en alsof alles ten spijt hun huwelijk toch voltrokken wordt. Door de onverbreekbare banden des bloeds is hij voortaan met de kleine geliefde verbonden. Wat deert het hem, dat zij naar den lijve Renzo toebehoort en dat Renzo met moordplannen tegen hem rondsluipt? Zijn leven heeft toch tot iets gediend en zal niet enkel geteerd hebben op dat van anderen. Velen zijn voor hem in den dood gegaan, maar één leven heeft hij toch kunnen redden. Nauwelijks terug uit de armzalige woning, waar Renzo hem heeft buitengeduwd met geweld nog voor de zieke ontwaakte en haar redder kon erkennen, valt het verraderlijke schot, dat een einde stelt aan dit nobel leven, nobel door het verheven ideaal waardoor het werd gedreven en door de schoone menschelijkheid van wie het droeg.

Het is de groote verdienste van dezen roman de historische figuur van Guerra dermate volledig te hebben uitgebeeld, dat wij ons aan het einde van het boek waarlijk verrijkt voelen.

 

KAREL LEROUX