[p. 296]

Gide zestig jaar
Zijn werk ‘dialectisch’ belicht

ZOO er één schrijver is over wien in het eigen land en daarbuiten (zeker niet het minst in Holland) veel verkeerde, ja dwaze meeningen bestaan, dan is het wel de Fransche schrijver André Gide, die in deze maand 60 jaar wordt. Zelden was een auteur door meer onbegrip en vooroordeel omgeven. Wanneer wij hier afzien van de verwijten, die tegen Gide's sexueele oriëntatie zijn gericht en ons bepalen tot hetgeen tegen zijn werk in het algemeen wordt te berde gebracht, dan kunnen wij wellicht de meeste, eenigszins serieuze bezwaren voor de eenvoudigheid en vanwege de plaatsruimte zóó samenvatten: men heeft op Gide geen vat. De gemiddelde mensch wil bij zijn auteurs weten waar hij aan toe is. Het succes van vele schrijvers is dan ook te danken aan het feit dat zij, zij het vaak in anderen vorm, tot in den treure dezelfde motieven herhalen.

De gemiddelde lezende mensch wenscht, dat zijn auteur kiest, dat hij zich op een of andere wijze tot enkele materies bepale. André Gide echter doet geen keus, omdat naar zijn meening kiezen verstijven en uitsluiting van levensmogelijkheden is. Iedere geestelijke fixatie wordt door hem als een verarming beschouwd.

Men moet zichzelf kunnen varieeren wil er ontwikkeling mogelijk zijn in geestelijken zin. Het leven heeft zóó vele zijden, dat het uit artistiek en menschelijk oogpunt als een zonde tegen den geest moet worden beschouwd, wanneer men enkele aspecten opzettelijk uitsluit.

De kunstenaar heeft tot taak het leven in al zijn vormen successievelijk te herscheppen en allereerst dan natuurlijk het leven van den mensch. Zoo is ook Gide's streven om in zijn werk, gelijk hij het in één zijner brieven uitdrukte: ‘assumer le plus possible d'humanité’. Vandaar de welhaast verbijsterende veelzijdigheid van Gide's oeuvre, dat in schoonen, beheerschten stijl geschreven in zijn neo-klassieken vorm in het tegenwoordige Frankrijk een tegenhanger is van de scheppingen van onbeheerschte naturen als Delteil en consorten.

Door Gide's veelzijdigheid en soepelheid nu is men gekomen tot de bewering, dat bij Gide de ware rust en het ware evenwicht ontbreken, dat slechts de uiterlijke verschijningsvormen van zijn werk in min of meerdere mate deze eigenschap bezitten. Hier wordt dus weer de oude fout begaan, die diversiteit en gecompliceerdheid met onrust verwart. Gide zelf heeft zich tegen dit wanbegrip herhaaldelijk uitgesproken ‘Diversiteit’, ‘gecompliceerdheid’, ‘onrust’ en ‘déséquilibre’ zijn niet synoniem.

Van eenig déséquilibre is dan ook geen sprake: Gide is een evenwichtig man, een ‘esprit sans pente’ gelijk Paul Claudel eens zeer juist heeft opgemerkt. Maar dit evenwicht wordt slechts bereikt, doordat vele tegendeelen, die ieder een eigen bestaan voeren, als gelijkwaardige grootheden naast en tegenover elkander staan. Het zij ons vergund in deze zaak Gide zelf even aan het woord te laten. Zoo schrijft hij o.a. in zijn Morceaux Choisis, waaruit wij vrij vertalen: ‘Ik heb nooit iets in mij kunnen laten schieten: ik heb in mij steeds het beste en slechtste tegelijkertijd beschermd. Maar hoe is het nu te verklaren, dat die cohabitatie van uitersten in mij geen onrust en smart teweeg bracht? De meest tegengestelde tendenzen hebben van mij nooit een gekweld wezen kunnen maken - want de smart vergezelt een toestand, waar men uit wil geraken en ik wilde allerminst ontsnappen aan wat alle vermogens van mijn wezen actief deed zijn; die voortdurende état de dialogue, die voor zooveel anderen welhaast onduldbaar is, werd voor mij een noodzakelijkheid. Hij schaadde niet aan de actie maar dreef mij integendeel naar het kunstwerk. Hij ging onmiddellijk aan de schepping vooraf en voerde naar evenwicht en harmonie.’

De lezer vergeve ons zoo wij eenigszins uitvoerig het voornaamste kenmerk van Gide's oeuvre,49 dat in zijn geheel slechts aan enkelen bekend is (velen die over Gide met min of meerdere aanmatiging oordeelen, kennen van hem in den regel slechts enkele boeken, vaak alleen ‘l'Immoraliste’ of de ‘Faux Monnayeurs’) hebben behandeld. Maar het was noodzakelijk op Gide's veelzijdigheid sterk den nadruk te leggen om den lezer te prepareeren voor het uitstekende, scherpzinnige, uitvoerige werk dat voor ons ligt: Charles du Bos' boek over André Gide (Le Dialogue avec André Gide par Charles du Bos, Au Sans Pareil, Paris 1929). Charles du Bos heeft zich de moeite gegeven zijn visie op het werk van Gide (met wien hij naar hij in de voorrede schrijft al zeventien jaar in ‘dialoog’ leeft) in vijf hoofdstukken (356 blz.) voor ons te kritalliseeren. Terstond willen wij constateeren, dat het hem, zonder critiek te sparen, wonderwel

[p. 297]

gelukt is de verschillende aspecten van Gide's oeuvre ‘dialectisch’ te belichten. Het doet goed na de door Massis, Souday en anderen beweerde eenzijdigheden hier in contact te komen met een geduldigen opmerker, die Gide's boeken haarfijn analyseert, zonder er voor ons, ondanks zijn scherpe critiek, de schoonheid van te bederven. Integendeel; wij moeten erkennen, dat door du Bos' subtiele belichting nieuwe schoonheden van Gide's oeuvre ons zijn bewust geworden. Daar defileeren dan zijn werken: ‘Les Cahiers d'André Walter’, de ‘Nourritures Terrestres’, ‘L'Immoraliste’, ‘Paludes’, de ‘Prétextes’ en zooveel andere bekenden.

Zeer belangrijk zijn de bladzijden die Charles du Bos wijdt aan Gide's ‘Numquid et tu ...’ (in 1926 te Parijs in beperkte, nu uitverkochte oplaag verschenen in de Ecrits Intimes, Editions de la Pléiade), aan de ‘Faux Monnayeurs’, bij welks bespreking het probleem van den modernen roman aan de orde komt en last not least hetgeen hij beweert over Gide's unieke autobiographie ‘Si le Grain ne meurt’, die in haar weergalooze oprechtheid symbool is van een tijd, waarin alle franje van het leven wordt verwijderd. Maar ‘zonder franje’ wil bij Gide niet zeggen ‘zonder geheim’: het leven blijft ook voor dezen auteur vol mysteriën, maar hij wil het niet vertroebeld zien door decoratie en rhetoriek. Gide's stijl, die naar den grootsten eenvoud en helderheid streeft, is van dezen tendenz een symbool.

Tenslotte dan nog eenige woorden over het karakter van het boek van du Bos, op wiens persoonlijke opvattingen en oordeel wij hier niet de aandacht zullen kunnen vestigen (het was - dit zij even gezegd - slechts ons doel er op te wijzen dat voor hen die zich voor Gide intensief interesseeren het werk van Du Bos door zijn uitstekende, veelzijdige belichting van Gide en zijn werk onmisbaar mag worden genoemd). Men houde dan in het oog, dat ‘Le Dialogue avec André Gide’ zich grootendeels - gelijk ook in verband met den titel begrijpelijk is - afspeelt op een plan waar de ideeën allereerst belangrijk zijn. Eenige aspecten (Gide als reiziger, als chroniqueur) krijgen daarom niet de volle maat. Belangrijke boeken als ‘Amyntas’,

illustratie
ANDRÉ GIDE

‘Le Voyage au Congo’, ‘Le Retour du Tchad’ - wij noemen de voornaamste titels - komen hier niet tot hun recht. Maar daartegenover staat, dat het boek van du Bos de in zijn verband belangrijke werken des te scherper ontleedt en dat zijn boek vele opmerkingen bevat die voortvloeien uit du Bos' jarenlangen, persoonlijken omgang met Gide. Zoo verrijst uit dezen ‘Dialogue’ (Gide als ideeënbron, als mensch, is ons inziens grooter dan als kunstenaar) de figuur van André Gide als een geestelijke grootheid, die zich ver boven haar tijdgenooten verheft.

 

Dr. J.F. OTTEN

49Men zie in dit verband het artikel van Dr. H. van Loon in het Juli-nummer van dit tijdschrift.