[p. 139]

Spijkers met koppen

De Hollandsche kliekjes

Wanneer in Nederland een tijdschrift, een serie. een bloemlezing uitgegeven, een genootschap of een club wordt opgericht; dan schreeuwen oogenblikkelijk de heeren, die er niet bij betrokken zijn, iets van kliekjesgedoe, cenacle-geest, onderonsjes, etc. Maar wanneer die heeren op hun beurt iets oprichten of stichten of publiceeren, dan zijn er weer andere heeren, buiten gebleven, die brullen van onderonsjes, cenacles en kliekjes ...

En aangezien er altijd wel iets - gezamenlijk - gegrondvest of uitgegeven wordt en er altijd dus heeren ergens buiten blijven, wordt er in de litteraire blaadjes eigenlijk voortduernd over kliekjes gekankerd!

Het zou dwaas zijn om het bestaan van wat men smalend ‘kliekjes’ noemt te ontkennen. Ik zeg - de naam is van geen enkel belang - gelukkig zijn er van die geestelijke kernen, van die saamhoorigheden, want zonder deze zou de litteraire samenleving als zand uit elkaar vallen.

Men vergist zich echter in 90 van de 100 gevallen wanneer men de persoonlijke relaties als primair aanneemt. In de kunst onstaan de relaties bijna altijd uit een bewondering, uit een gevoel van sympathie, uit de erkenning van een gemeenschappelijk streven. Bij twee menschen, die elkanders werk kennen, waardeeren, die er affiniteiten, verwantschappen tusschen gevoelen, ontstaat vanzelf en noodzakelijk het verlangen om in nader contact met elkaar te treden en persoonlijk kennis te maken.

Wanneer X. dus bewonderend schrijft over zijn vriend Y., dan is dat niet een vriendendienstje - ‘als de eene hand de andere wascht ...’ etc. - maar het getuigenis van een waardeering welke autonoom is. De bewondering is niet het gevolg der vriendschap; de vriendschap is gebaseerd op, voortgekomen uit de bewondering.

Wanneer de heer X. nu geroepen wordt om een tijdschrift te leiden, tot wie wendt hij zich dan om medewerking? Tot de menschen, die hij bewondert, waardeert, op prijs stelt, bruikbaar acht. Tot de menschen met wie hij in een geestelijke communicatie leeft. En met wie hij in de meeste gevallen, daardóór, ook in persoonlijke relatie staat. Kliekjesgeest? Welneen! Eerlijke, oprechte, openhartige Voorkeur. Zonder voorkeur, zonder keuze, is het niet mogelijk iets, wat dan ook, dat een karakter moet vertoonen, tot stand te brengen.

Een redacteur, een bloemlezer, een serieleider kiest. Hij laat de heeren, die hij geborneerd, ongeschikt, talentloos en ordinair vindt, met een volkomen rustig geweten, buiten staan, hoe ze ook schreeuwen mogen.

En hij heeft daarin gelijk. Hij heeft alleen te maken met zijn conscientie, met zijn oordeel. En, of wij het met hem eens zijn of niet, mag ons niet beletten om zijn houding te respecteeren.

Dus dagelijks schept ieder die kiest - hoe of wat dan ook - een ‘kliekje’! En aangezien het practisch onmogelijk is om niet te kiezen, worden er dagelijks nieuwe ‘kliekjes’ gevormd.

Het is niet te doen om zonder ‘kliekjes’ te leven. En daarom is het bot en kortzichtig, onoprecht en eigengereid om van het ‘kliekjes-vormen’ een verwijt te maken, wanneer men er toevallig niet ìn is er ìn zou willen zijn.

Elke periodiek, elke bloemlezing, elke vereeniging, elke tentoonstelling, elke partij, elke vergadering is een kliek: is een kern van geestelijk gelijkgezinden, gelijkwillenden, gelijkstrevenden. De een neemt de affiniteit in strakken zin, de andere in wat ruimer. Maar niemand is absoluut keuzeloos, als hem verstand en karakter gegeven is.

En bij dit alles is de persoonlijke vriendschap niet meer dan een secundair verschijnsel, een gevolg zonder groote beteekenis.

Leve de kliekjes, ondanks het blaten van de heeren, die er bùiten blijven!

 

J. GRESHOFF