[p. 90]

Spijkers met koppen

Litteratuur en Journalistiek

Een mijnheer, die een enquête houdt, wenscht het verschil te weten tusschen litteratuur en journalistiek. Wanneer ik die meneer niet zoo goed kende en zoo hartelijk genegen ware, dan zou ik op zijn enquête natuurlijk niet antwoorden. Niemand antwoordt voor zijn plezier op enquêtes. Dat doet men alleen wanneer men er met goed fatsoen niet buiten kan. In dit geval kan ik mij er nief aan onttrekken. En dus:

Ik weet het niet ...

Wel meet ik het verschil tusschen een ‘schrijver’ - een echte, de eenige die tèlt - en een ‘journalist’. Een schrijver namelijk denkt, al schrijvende, alléén aan zich zelf: aan wat hij te zeggen heeft, aan de manier waarop hij dat zoo juist en zoo scherp mogelijk formuleeren kan en aan het plezier dat hem dit doet. Een journalist denkt, al schrijvende, alléén aan zijn publiek, aan de qualiteit, de gezindheid, de neigingen van zijn lezers. Een sinistere quibus, maar die het ‘vak’ door en door kende, heeft eens tot een andere quibus, van het verstopte genre, de grondslagen der journalistiek in enkele woorden aangegeven. Deze definitieve uitspraak van Arthur Meyer tot Clement Vautel dient hier aangehaald te worden. De Belgische beroepsleukerd, die concierges, chauffeurs en naaimeisjes de hoogste zedelijke verrukkingen verschaft, had aan den held van het duel met Drumont een proeve van zijn waar gebracht. En toen antwoordde opgemelde held:

‘Qui, Monsieur ... Mais vous auriez dû y songer plus tôt: un bon journaliste doit toujours penser à la qualité, à l'éducation, au genre d'existence du public auquel il s'adresse ... C'est, l'a, b, c de notre profession, et même de toutes les professions. Souvenez-vous en, jeune homme, et faitesmoi autre chose!’

Wanneer men zich van de strekking van deze beginselverklaring goed doordringt, dan is het onmogelijk, dat men zich nog ooit vergist tusschen een journalist en een behoorlijk schrijver.

Met andere woorden:

Een schrijver is het te doen om de waarde van zijn overwegingen, om de intensiteit van zijn gevoelens en, om den vorm, waarin die het volledigst en het directst tot uiting komen. Een journalist is het te doen om een effect. Hij heeft maar één taak: hij moet lezers stichten, inlichten, behagen, vermaken, prikkelen, aansporen, opporren, in slaap wiegen ...

Kortom:

een schrijver is een Heer;

een journalist is een Knecht.

Maar, o aardige meneer van de enquête waar ik niet buiten kan, het verschil tusschen litteratuur en journalistiek zou ik niet zoo maar positief kunnen aangeven en vooral niet in het algemeen. Misschien dat ik u met een voorbeeld dienen kan:

Het proza van Dirk Coster, die bij alles wat hij schrijft, als gepatenteerde padvinder voor het beschaafde publiek van gematigde liefhebbers, aan zijn ethische lezers en hun zielsbehoeften denkt, is, ietwat omslachtige, journalistiek.

Het proza van Du Perron, die lak heeft aan opvoedkunde, aan voorlichting, inlichting, oplichting, verlichting, die schrijft voor zijn pure plezier, is, ik kan het niet helpen, litteratuur (en van de beste qualiteit).

J. GRESHOFF