Engelsche letteren

ONDER Bull Among China verstaat men in Engeland een woedenden stier, die in een porseleinwinkel danig huis houdt. Diane Boswell koos dezen ongewonen titel voor haar tweeden roman welke onlangs bij Cape het licht zag. Haar karakterschets van een aristocratische dame, die twee volwassen dochters heeft, is uitmuntend. Met haar oudste dochter Geraldine ligt zij overhoop omdat die haar eigen weg is gegaan zonder naar haar te luisteren. Haar tweede dochter Frances woont bij haar in met een der vele Russische prinsessen die door de revolutie haar fortuin hebben verloren en dient haar als secretaresse. Olivia's woning is zeer luxueus en in de puntjes; men durft nauwlijks op een stoel te

[p. 149]



illustratie
Photo van Rafael, London
DIANE BOSWELL,
echtgenoote van een der Directeuren van de uitgeversfirma John Lane, Mr. Ronald Boswell, die als R. Bussweiler, zijn pseudoniem, ook schrijft.


gaan zitten, maar haar trots is haar kostbare collectie Chineesch porselein. Zij bevindt zich in het z.g. ‘Gefährliche Alter’ en heeft als zoodanig rust noch duur. Zij wil reizen, zij verlangt naar den blauwen hemel van Italië en besluit haar woning te sluiten en haar kunstschatten te verkoopen. De handelaren die zij oproept bieden haar niet genoeg en ten slotte neemt Ondarson, een avonturier van Noorschen oorsprong, die journalist en kunstcriticus is geweest, de collectie over voor £ 800. Maar de cheque die hij afgeeft komt van de bank onbetaald terug, iets waarop in Engeland gevangenisstraf staat. En nu heeft de zotte vrouw den stoeren kerel in haar macht. Hij is veel jonger dan zij, dat laat haar koud; hij moet haar minnaar zijn en zij vernedert zich tot zijn maitresse. Als hij zich tegen haar wil verzetten dreigt zij hem met de gevangenis en zoo gaat het dan gedrieën naar Italië, waar een surrogaat ‘honeymoon’ aan Octavia een nieuwe lente brengt. Maar de woedende stier breekt ten slotte los, hij heeft er genoeg van en ten slotte wreekt hij zich op de moeder door met Frances te trouwen. Dat verhoudingen van oudere vrouwen met jeugdige mannen gewoonlijk niet tot veel goeds leiden, vooral wanneer de man afhankelijk is van een rijke vrouw, heeft het geval Zoobkoff nog onlangs bewezen. Diane Boswell geeft een ongewoon thema, dat zij echter geheel beheerscht.

Robert Keable is onlangs overleden, maar hij heeft nog zijn laatsten roman: The Madness of Monty kunnen voltooien. Hij had eens aan de firma Nash & Grayson toegezegd om een roman bij hen uit te geven en hoewel eigenlijk Constable zijn uitgever was, is zijn ‘Monty’ bij eerstgenoemden uitgever verschenen. Michael Sadleir heeft voor Constable een korte schets geschreven over dezen zoo vroeg gestorven romanschrijver, die net veertig was geworden. Er waren volgens hem twee Keable's: de eene was de man, eenvoudig van hart, een trouwe vriend - de ander, die welke op het monotone af steeds in opstand kwam tegen conventie en pruderie. En zoo is het ook in zijn boeken. Hij heeft daarin steeds naturen geschilderd, waarin conflicten sluimeren. Zoo ook Monty, een eenvoudige meester aan een ‘public school’ die op een gegeven moment losbreekt, ook al een Bull Among China. De stoot hiertoe wordt gegeven door het lezen van Wells' Outline of History. Hij breekt met de oude sleur op school en hoewel het hoofd der school niet afkeerig is van een nieuwen frisschen geest, gaat Monty hem wel wat al te ver. Als deze echter bij een socialistisch relletje met de rooden meedoet en het geval in geuren en kleuren in de dagbladen komt, wordt de positie van Monty hachelijk. Hij moet weg en gaat naar Africa, waar hij reeds lang naar verlangd had, naar den Garden of Allah, de groote woestijn. Een naief doend artistetje die met recht den naam Thais draagt, is zijn reisgenoote, maar hoewel hij dikwijls bij haar in de hut komt, blijft een liaison uit, omdat hij nog naiever is dan zij zich weet voor te doen. Ten slotte wijst een filosoof in de woestijn hem den weg. De verloren zoon keert naar de school terug en alles is vergeven en vergeten: hij kan zijn burgerbruidje, waarmede de sensatiebladen hem reeds hadden gephotographeerd toen het relletje hem in een impasse bracht, trouwen en wordt een even braaf huisvader als zijn medeschoolmeesters. Wel een der beste figuren is de humorvolle en humane Harrison de Headmaster van de Public School (H.B.S.), terwijl wij ook een goeden kijk krijgen op de gewoonten en gebruiken die in zulke scholen heerschen.

Constable liet een herdruk verschijnen van Lighten our Darkness van denzelfden schrijver, waarin een Roomsch priester zijn gelofte breekt en op vijfendertigjarigen leeftijd een nieuw bestaan moet zoeken. Het heeft wel iets van Hichens' Garden of Allah. Ook hier zijn het weer twee naturen in één persoon die met elkaar in conflict komen. Ook hier speelt een vrouw een voorname rol en de opbouw en de verschillende aanwijzingen die ons het tragische einde doen voorvoelen, zijn meesterlijk. Het is te betreuren, dat zulk een talent zoo vroegtijdig is heengegaan.

In mijn vorig artikel behandelde ik in het kort Sirocco, een boek dat het Vreemdelingenlegioen tot achtergrond heeft. In den laatsten tijd is over dit corps meerdere malen in de dagbladen geschreven. Nu heeft Majoor Thacker, die in den oorlog in het Britsche leger heeft gediend, doch later, toen hij tot een der vele werkloozen behoorde, die in London aan de kost trachtten te komen, bij dat Legioen dienst genomen. Hij is er ten slotte levend afgekomen en zijn ervaringen stelde hij te boek in romanvorm: Into the Burning Blue (Stockwell). Hij noemt het leven in dit regiment: ‘One grinding Hell, leave it alone.’ Het is allerminst lectuur voor jonge meisjes en sommige scènes zijn bepaald walgelijk. Wij krijgen echter een idee hoe het er nu werkelijk toegaat en onbesuisde jongelingen die in een dolle bui zouden willen teekenen, doen goed met, alvorens dien stap te wagen, dit boek eens rustig door te lezen. Al wordt met dit boek alleen bereikt, dat velen zich na lezing ervan laten weerhouden om die hel in te gaan, is de uitgave daardoor reeds ten volle gemotiveerd. Wat mij het meest trof is, dat Fransche consuls (zij het dan ook misschien niet met opzet) aangaande de condities met de aanwerving verbonden, verkeerde inlichtingen verstrekken en dat is iets wat zeker niet door den beugel kan.

Als pendant een boek dat bij Nash & Grayson verscheen: My Life in the Foreign Legion door Prins Aage van Denemarken. Is Thacker ‘zum Tode

[p. 150]

betrübt’, Prins Aage is ‘himmelhoch jauchzend’, maar het is dan ook heel iets anders om als gewoon soldaat bij het Legioen te dienen dan als vertroeteld gedetacheerd officier, waarbij in een republiek als Frankrijk nog komt dat men er steeds nog een groote adoratie heeft voor koninklijke praedicaten. M.i. is het beeld dat Thacker ophangt heel wat juister dan de optimistische schets van den Prins.

Stacpoole's Roxanne is onlangs bij Cassell verschenen. Het opent met weinig vleiende woorden aan thuisvarende passagiers met een der booten van de ‘Nederland’. De wel wat afgezaagde erfoom speelt in dit boek een groote rol en het doet mij daarom wel denken aan Paying the Piper van Sophie Cole, dat ik elders heb besproken. Gedeeltelijk speelt het gebeuren zich af in de buurt van Zermatt en dat is wel het beste in het boek. Wat echter zeer onwaarschijnlijk aandoet is dat een man in de wittebroodsweken, om een kibbelpartij met zijn vrouw, waar hij dol verliefd op is, niet alleen in het holle van den nacht het huis verlaat, maar maandenlang wegblijft zonder iets van zich te laten hooren. Niet slecht geteekend zijn de verschillende bohemien types waarmede Roxanne omgaat en de zucht van den echtgenoot om het hooger op te zoeken, bij de ‘County’ of landadel. ‘Lieve’ vriendinnen en ‘beschermende’ vrienden vertroebelen de situatie, een babbelende oude vrouw, die veel van een papegaai heeft, sticht veel kwaad, maar ten slotte komt de verzoening weer in het kleine hotelletje in de bergen, waar de roman der echtelieden begonnen was. Alles komt weer terecht. Stacpoole is een te ver gevorderd schrijver dan dat hij ons iets bieden zou wat niet deugt, maar ik ben van meening dat hij in zijn Blue Lagoon ons indertijd iets gaf dat hemelhoog boven dit boek uitsteekt, al heeft het dan ook goede momenten.

Ford Madox Ford heeft de rij zijner Tietjens Novels gesloten met: The Last Post. (Duckworth). Hier vinden wij een uitmuntende karakterschets van een Die-hard, een conservatief in hart en nieren, die, omdat de Engelsche staatslieden een wapenstilstand sluiten welke Frankrijk geen voldoening schenkt, het verdraait om verder een woord te spreken, ook niet tegen zijn Fransche vrouw, die vroeger zijn amie was. Het is evenmin lectuur voor een jonge meisjesschool als Thackers boek, dat ik hierboven noemde. Het is zeer vermoeiende lectuur, maar sommige hoofdstukken zijn bepaald schitterend geschreven. Er komen uitdrukkingen in voor, die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaten, die bepaald kras zijn te noemen, maar Ford is er wel in geslaagd om ons te geven: een Tory door en door, een geslacht dat aan het uitsterven is.

In twee boeken vinden wij zeer goede karakterstudies over de jonge vrouw en over jonge meisjes van dezen tijd en wel in Broken van Ruby Ayres (Hodder & St'oughton) en in The Mandeville Club (John Lane). In Broken speelt de St. Bernhard een groote rol en dit boek is wel een der beste dat ik in den laatsten tijd heb gelezen. Ik wil van den inhoud noch van het eene noch van het andere iets vertellen, omdat dan de ‘clou’ voor beide boeken verloren gaat. Broken is een der beste boeken die deze bekwame schrijfster ooit heeft geschreven, het is diep tragisch in sommige passages, de natuurtafreelen zijn voortreffelijk geschilderd, het is een lust om dit boek te lezen. In de Mandeville Club van Kathleen O'Brien krijgen wij een goeden kijk ook op een soort dameshotelclub en de verschillende regels die door de leden in acht moeten worden genomen, zijn de steunpunten waarop de opbouw van deze vlotte novelle rust. De ‘flapper’ die haar eigen brood moet verdienen, haar omgang met kameraden en lotgenooten komt in dit boek ter sprake.

Ver boven alles steekt echter uit de roman van Ronald Fraser: The Vista (Cape). Hier is een boek, dat van begin tot eind den lezer boeit. Een jonge geleerde, Verney, verlaat niet alleen de wetenschap maar ook zijn ouden mentor Professor Wheatley. Hij komt bij een O.W.er in dienst, die in den oorlog Sir geworden is. In diens staalwerk neemt hij een bijzondere plaats in, omdat men in hem niet alleen een bijzondere kracht heeft gewonnen, maar ook omdat men in hem den toekomstigen meester ziet, die zal trouwen met Julia, Sir Henry's dochter. Julia is een van die naturen, die door en door verdorven zijn door de moderne tijden, door den geest, ontstaan door en na den oorlog; zij is van een ziekelijke perversiteit en zoo geheel anders als de dochter van Professor Wheatley, Helen. De auteur legt in de geheele intrigue een geweldigen knoop, zoo dat men denkt: hoe zal hij dezen chaos ontwarren. Hij slaagt daarin echter volkomen en zelfs op een wijze, die zeer natuurlijk en logisch is. Dit is wel een der beste Engelsche romans van den laatsten tijd.

Kort na het overlijden van Thomas Hardy gaf Macmillan in een zoogenaamd Omnibusboek uit: The Short Stories of Thomas Hardy. Het is niet wel doenlijk om daar een eenigszins uitvoerige bespreking van te geven. Het is trouwens niet noodig. De naam Hardy zegt ons genoeg en zeker is, dat ons voor weinig geld hier zeer veel wordt geboden. Kaarten van Hardy's geliefd Wessex verduidelijken den tekst. Er hangt over al zijn geschriften een zekere tragiek, die wel het meest uitkomt in zijn Tess. Ook in deze korte verhalen domineert de ongehuwde moeder, zijn de situaties die hij schept vol moeilijkheden, zijn er verscheidene doodvonnissen waarvan één bepaald luguber is en doet denken aan Alraune van Ewers, hoewel het er niets mede gemeen heeft en ook niet zoo gemeen is.

ETTY-LEAL