Johannes R. Becher voor de rechtbank

1.

DEZER dagen zal de jonge Duitsche dichter Johannes R. Becher voor de Duitsche Rijksrechtbank te Leipzig terecht staan, aangeklaagd wegens godslastering, hoogverraad, beleediging van Hindenburg en verschillende andere dergelijke delicten. Tegen deze aanklacht is door vele literatoren, waaronder Maxim Gorki, Upton Sinclair, Heinrich Mann, Alfred Kerr, John dos Passos en Romain Rolland geprotesteerd. Het is noodig - ook wanneer de problemen die in dit proces de aandacht vragen ten onzent nog niet acuut zijn - eveneens in ons land tegen een zoodanige behandeling van een dichter die niets anders deed dan de Waarheid verkondigen - te protesteeren. Het is broodnoodig dat dergelijke feiten ook ten onzent bekend worden. Wij weten nauwkeurig wat op letterkundig gebied tusschen Delfzijl en Terneuzen plaats vindt, dienen echter beter te weten wat buiten onze grenzen gebeurt. Onze oriëntatie op buitenlandsch gebied is eenzijdig en onvoldoende. Kolommenlange artikels worden gewijd aan den ‘balling’ (?) Léon Daudet. Aan de komende veroordeeling van een der belangrijkste jonge Duitsche dichters wordt geen enkel woord gewijd. Léon Daudet is een woordvoerder der ‘Action Française’ en Johannes R. Becher een revolutionair dichter, lid der Duitsche communistische partij. Zeker, deze factoren zullen medewerken op het lot van den ‘balling’ Daudet meer den nadruk te leggen dan op dat van den communist. Wanneer men echter ten onzent waarlijk buitenlandsch georiënteerd was - (men is dit echter niet) - diende men óók te protesteeren tegen de veroordeeling tot zeven jaren zware gevangenisstraf door de Horthyregeering van Ludwig Hatvany, een vriend van Romain Rolland - en een bekend ‘burgerlijk’ Hongaarsch literator, die als emigrant artikels tegen de hedendaagsche Hongaarsche regeering schreef en daarvoor na zijn terugkeer veroordeeld werd.

De oriëntatie ten onzent op het gebied der buitenlandsche literatuur is dus niet alleen eenzijdig, zoodat enkel op dergelijke feiten, wanneer ze literatoren eener bepaalde politieke richting betreffen, de nadruk wordt gelegd. Ze is in de eerste plaats onvoldoende. (Men denke slechts aan de veroordeeling van den ‘burgerlijken’ literator Ludwig Hatvany, waarover ten onzent niets geschreven werd).

Waarom protesteert de Vereeniging van Letterkundigen niet tegen deze aanklacht tegen Johan-

[p. 43]

nes R. Becher, waar het hier toch een wederrechtelijke aanranding van het Vrije Woord betreft? Zij zal goed doen aan de woorden van Alfred Kerr te denken: ‘Johannes R. Becher, das bist du und du und du; das sind morgen wir!

- Aber wir müssten, auch ohne selber gefährdet zu sein, einem edel glühenden Bruder beispringen, der am Werk ist, die sumpfige Stauung zu verhindern; oder der, mit hohem menschlichem Recht (wie Friedrich Hebbel sagt) ‘an den Schlaf der Welt rührt.’

2.

Johannes R. Becher werd als zoon van een rechter te München geboren en is thans 37 jaar. Enkelen zullen in ons land zijn eerste verzen kennen uit den tijd van den bloei van het expressionisme. Zijn eerste werken verschenen bij het Inselverlag - boeken van een jong medisch student die dadelijk onder de aandacht vielen. Terstond bemerkt men dat deze dichter niet zijn eigen persoonlijke wederwaardigheden, zijn leed en vreugde, zijn liefde beschreef. Hij schreef over de natuur, over dieren en planten, over de menschen die om hem leefden, hoe ze leefden en de wereld en het bezit onder elkander verdeelden. ‘Möge es mir gelingen’ lezen we in de eerste zin van zijn eerste werk - möge es mir gelingen, den lauen, mittelmäszigen und begnügsamen Geist eines armen, irrdischen Alltags aufzustachln, euch zu erheben.’ Deze woorden waren als het ware een program voor zijn geheele verdere oeuvre. Becher is drie-en-twintig wanneer de oorlog uitbreekt. Reeds lang had hij geweten dat deze oorlog komen moèst. Men kan zelfs zeggen, dat hij beter op dit alles voorbereid was dan vele bekende politici en diplomaten. Hij begreep waarheen dit alles voeren moest en had in zijn eenzaamheid dit alles met verbittering doorleefd. Hij was dan ook een der eersten die zijn stem verhief tegen dezen oorlog. Hoe gevaarlijker het in deze jaren in Duitschland werd tegen dezen oorlog te protesteeren, des te vaker liet de dichter zijn stem hooren. Zijn in den oorlog verschenen boeken ‘An Europa’, ‘Verbrüderung’, ‘Paän gegen die Zeit’ en ‘Zion’ brengen hiervan het bewijs. Het schijnt in den beginne eenigszins vreemd, dat deze boeken in deze jaren ongehinderd konden verschijnen. Heftiger dan één andere Duitsche dichter zijner generatie verklaarde Becher dezen oorlog den oorlog - geeselde hij het militarisme en de regeering. Zijn boeken werden echter niet verboden en passeerden steeds den censor. De oorzaak hiervan was eenvoudig, dat deze censoren zijn werken niet begrepen. Ze begrepen niet, dat deze boeken hen zelven veroordeelden omdat Becher in de onmacht zich van de tot dien tijd gebruikte versvorm en taal te bedienen - eenvoudigweg een zoo intensieve en onmiddellijke taal schreef, dat de censuur ze ongehinderd liet passeeren, daar ze deze verzen niet begreep. Het was in de dagen van het expressionisme. Johannes R. Becher was een hunner krachtigste woordvoerders (waar zijn de anderen gebleven, en indien ze nog bestaan: welke zijn thans de problemen die hen bezig houden?).



illustratie
JOHANNES R. BECHER

Het was Becher onmogelijk zijn gedichten in een taal te schrijven, waarin ook de leugenachtige frontberichten, de regeeringsverklaringen en Rijksdagreden geschreven werden. De expressionistische gedichten uit deze periode waren productief, omdat Becher niet anders dichten kòn - het hem onmogelijk was anders te schrijven. Voor zoover deze taal echter bewust geconstrueerd was (men zie ‘die neue Syntax’ in ‘An Europa’) beging de dichter een fout - de fout van zoovele expressionisten uit deze periode. Het getuigt echter van de beteekenis van Johannes R. Becher, dat hij deze fout heeft ingezien en langzamerhand langs natuurlijken weg heeft overwonnen.

Tusschen 1918 en 1923 verschenen talrijke werken: ‘Gedichte um Lotte’, ‘Gedichte um ein Volk’, ‘Um Gott’, ‘Hymnen’ en ‘die heilige Schar’, werken, die den weg teekenen dien deze dichter aflegde om te komen tot wat hij heden ten dage is: - de revolutionaire dichter der groote Massa. Terwijl alle andere expressionisten op den weg dien ze gekomen waren, terugkeerden, was Becher de eenige die bewust verder ging. Hij werd niet alleen een rebel - doch een bewust revolutionair dichter en legde er den nadruk op, dat hij voortaan de dichter was van een klasse

[p. 44]

‘deren geschichtlicher Kampf die Umwälzung der kapitalistischen Produktionsweise und die schlieszliche Abschaffung der Klasse ist - das Proletariat’ (Marx). Natuurlijk werd zijn plaats in de moderne Duitsche literatuur thans een andere. Literatoren, die vroeger zijn werk prezen vonden thans, dat het aan waarde verloren had. De censor, die vroeger zijn werken ongehinderd liet passeeren, verbiedt thans keer op keer het verschijnen er van. Men noemt hem een landverrader - een oproerling - een godslasteraar. Ondertusschen verschijnen steeds nieuwe bundels - proza zoowel als poëzie. ‘An Alle’, ‘Vorwärts du Rote Front’, ‘Arbeiter, Bauern, Soldaten’, ‘der Leichnam auf den Thron’, ‘die Hungrige Stad’, ‘der Bankier reitet über das Schlachtfeld’ - geen bundels van tien of vijftien pagina's, die slechts in enkele exemplaren verschijnen, doch breedaangelegde werken, die getuigen hoe diep deze dichter in den nood van zijn tijd was doorgedrongen - met welk een kracht hij de sociale crisis dezer dagen doorleefde - hoe hij streed en aanspoorde tot een nieuwe toekomst - vaak ook opriep tot een sociale revolutie.

Natuurlijk is Becher meer dan enkel een letterkundige. Hij is lid der Duitsche Communistische Partij en als zoodanig steeds op zijn post. Hij is onafscheidelijk met deze partij verbonden en voelt steeds door dit verbonden-zijn met de arbeiders zijn krachten toenemen.

Nimmer zal ik zijn vreugde vergeten, toen hij in November bij de herdenking der Russische Revolutie met een delegatie (waartoe ook ik behoorde) voor de eerste maal de Russische grens passeerde; zijn blijdschap bij het zien van den eersten soldaat van het Roode Leger - van de eerste torens van het Kremlin.

Deze dichter zou veroordeeld moeten worden wegens hoogverraad en godslastering?

Wanneer Johannes R. Becher veroordeeld wordt (en hij zal veroordeeld worden), wordt hij veroordeeld wegens zijn hartstochtelijke liefde voor zijn medemenschen en de hartstochtelijke haat waarmede hij dengeen die dezen medemensch tracht te onderdrukken, haat. ‘Ueber ihn - schreef onlangs niemand minder dan Maxim Gorki - werden Menschen zu Gericht sitzen, die Christus anbeten, der getötet wurde für seine Liebe und seinen Hasz. Nach meiner Auffassung (nach Ansicht eines Atheisten also) liegt hierin ein kleiner Widerspruch, ihr Christen!’

3.

Een eerste aanklacht tegen den dichter Johannes R. Becher werd in Juli 1925 ingediend wegens voorbereiding tot hoogverraad en beleediging der republikeinsche staatsvorm. De uitingen, waartegen deze aanklacht zich richtte, zijn te vinden in ‘der Leichnam auf den Thron’; - ‘Arbeiter, Bauern und Soldaten’ en ‘Vorwärts du Rote Front’. De dichter werd aanvankelijk in hechtenis genomen, doch na de zoogenaamde Hindenburgamnestie in vrijheid gesteld. Ondertusschen was een nieuw werk verschenen, de roman (C.H.CI.CH)z As. (Levisite) oder der einzig gerechte Krieg’ - een werk dat zich vooral richt tegen een komenden gasoorlog. In Januari 1926 liet de politie te Berlijn het boek in beslag nemen en een aanklacht tegen den dichter indienen. Dit boek, dat door de rechters als een poging tot voorbereiding eener revolutie wordt beschouwd, is in wezen een dringende waarschuwing tegen een komenden gasoorlog. Uit de officieele aanfklacht citeer ik hier enkele der door de justitie uitgezochte gedeelten - citaten dus door deze rechters uitgezocht, om een veroordeeling van den dichter te bewerkstelligen.

Pagina 8. ‘Es geht um das, was ist.’

Pagina 9. ‘Gewidmet der kommenden Deutschen Revolution.’

Pagina 203. ‘Es lebe der Kamf, es lebe die Revolution.’

Pagina 283. ‘Und dies Kommandowort, das die Geschichte der Werktätigen aller Länder zuruft, heiszt: Klassenkrieg.’

Pagina 311. ‘Revolution bedeutet auch kleine, zermürbende Parteiarbeit.’

Pagina 358. ‘Schreit: Sovjet-Deutschland entgegen.’

De aanklacht wegens godslastering berust vooral op het volgende citaat:

Pagina 278. ‘und er, der Herz dieser aller blinzelt und schmunzelt und saugt, wohl ein wenig zu wollüstig schlürfend, die narkotischen Düfte des Weihrauchs ein und räkelt sich, dasz der ewigkeitsschwangere Leib beinahe aus dem Leim kracht, auf seinem himmlischen Plüschsofa ...’ (Daarbij dient te worden opgemerkt, dat vele dezer uitspraken citaten van anderen zijn, enkel door Becher in den roman verwerkt om den indruk te versterken).

Niet alleen dat de rechtbank dergelijke uitingen vervolgt is bedenkelijk voor het aanzien der Duitsche rechtspraak - bedenkelijk is ook, dat de werken van Johannes R. Becher reeds veroordeeld zijn in het bekende proces tegen Duitsche boekhandelaren, die er van beschuldigd werden in hun winkels revolutionaire werken te verkoopen. De groteske situatie doet zich dus voor dat men - inplaats van den Dichter gelegenheid te geven persoonlijk zijn werk te verdedigen -

[p. 45]

zijn werk in een vóórproces reeds veroordeelde. De dichter Johannes Becher is dus reeds veroordeeld alvorens hij voor de rechtbank verschijnt.

 

* * *

 

Het gerechtshof te Leipzig vergist zich wanneer het meent dat boeken revoluties teweegbrengen. Revoluties worden door geheel andere gebeurtenissen teweeggebracht. De rechters die thans de werken van Johannes R. Becher lezen (doen ze het werkelijk? N.R.) zouden goed doen daarna de zelfmoordstatistieken en verslagen der arbeidsloozencommissies te lezen, na te gaan welke vonnissen zij zelve en andere rechters uitspreken. Daardoor ontstaan revoluties.

Wordt het vonnis over Becher geveld - en het zal waarschijnlijk worden uitgesproken - dan zou het dus in komende tijden in Duitschland verboden zijn tegen een komenden oorlog te waarschuwen. Leven wij dan in tijden, waarin een dergelijke toekomst tot de onmogelijkheden behoort? Leven we dan in een Paradijs?

Wanneer een dichter als Johannes R. Becher een der meest talentvolle jongere Duitsche dichters wegens zijn politieke gezindheid door de Duitsche rechtbank veroordeeld wordt, beteekent dit voor degenen, die hem aanklagen, een zoo verpletterende aanklacht, dat deze aanklagers reeds veroordeeld zijn alvorens het proces tegen Johannes R. Becher begint.

Berlijn.

NICO ROST