Jeugdpoëzie
(Een herhaalde oproep)

MIJN oproep voor jeugdpoëzie heeft vele, echter geen groote gevolgen gehad. Ik wist dat het rijm velen in ons land verleidt. Maar zóóvelen! En zóóweinigen, die zichzelf en mijn bedoeling begrepen!

Ik vroeg om jeugdpoëzie, helder en verfrisschend, als een teug bronwater; levenselixir, zooals een inzender, dien ik zeer erkentelijk ben, het noemde. Maar men stuurde mij allerlei kinderdrankjes, flesschenmelk en ranja.

Sommigen zochten merkbaar een laatsten uitweg naar een reeds allerwegen gebarricadeerde publiciteit. Het zij mij vergund hun het laatste hek te sluiten. Anderen dank ik voor de onbedoelde vroolijkheid die zij mij verschaften.

Wat ik gehoopt had, is nog niet gebeurd. Wel is mijn kleine verzameling met enkele voortreffelijke en verrukkelijk jonge verzen verrijkt, en ondervond ik reeds groote belangstelling van de zijde der uitgevers. Maar de meeste inzendingen bleven ver beneden het, in de voorbeelden aangegeven, peil van jonge, levende, nog weinig gestyleerde maar rasechte poëzie. Behalve van hen, die ontijdig zwegen, verwachtte ik vooral jeugdpoëzie van onze dichters; de namen springen mij naar de lippen, maar ik wil bescheiden zijn; des te eer zullen zij mij verhooren, en aan de verrukkingen hunner jeugd en de argelooze of roekelooze stoutmoedigheid hunner eerste droomen alsnog recht doen door het hunne te zenden aan Anthonie Donker, Spoorsingel 11, Rotterdam. Zij verzekeren zich de dankbaarheid van allen, die met spanning verwachten, wat verzamelaar en uitgever voorbereiden.

Een voorbeeld ter kenschetsing laat ik nogmaals volgen:

De landsknechten
 
De slag begint. Onze hoofden duizelen
 
van wijn en nachtgelag in de taveernen.
 
En 't dronkenmakend zingen van de deernen
 
hooren wij steeds weer in onze ooren ruizelen.
 
 
 
Wat is een vijand? Deze dag wordt prachtig.
 
De zon komt op. De nevels waaien henen.
 
Wij knielen neer en bidden God-almachtig
 
ons de gerechte zege te verleenen.
 
 
 
Wij weten niet voor wie van beide zijden
 
de lucht zoo flakkert en zoo feestlijk schuimt.
 
Klaroenen spreken helder-op en bij de
 
ruiters weerklinkt een psalm die 't hart verruimt.
 
 
 
De mist is weg. De kim brandt ros en rood.
 
Waar is de vijand? - Onze slapen branden.
 
De wapens sidd'ren niet meer in de handen.
 
Vooruit, bij God! maak baan!
 
sla dood! sla dood!

THEUN DE VRIES