Teirlinck over tooneel
Een interview

DE opvoering van ‘De Man zonder Lijf’ in de Fransche vertaling van Jean Tijssen, met decors en costumes van Frans Masereel, is een Brusselsch evenement geworden. Enkele dagen vóór de première stond Teirlinck aan een redacteur van ‘Le Soir’ een interview toe, waarvan hier een vertaling volgt:

De heer Herman Teirlinck ontvangt ons in zijne elegante woning op de Place Brugmann; temidden van waardevolle meubels zet een goede copie van Rubens' ‘Jacht van Atalante’ decoratieven luister bij. ‘Laten wij over het tooneel praten’, verzoeken wij den heer Teirlinck. ‘Het is nu een geschikt oogenblik om u over uwe theorieën op dat gebied te ondervragen, daar uw cursus over dramatische kunst voor het Instituut van Kunstnijverheid immers binnenkort aanvangt en het “Théâtre du Groupe Libre” uw “Man zonder Lijf” in het Fransch gaat opvoeren’.

‘Mijne theorieën zijn doodeenvoudig. Ik zou tot de oorspronkelijke elementen van het tooneel willen terugkeeren: ik bedoel de Dionysos-feesten in de oudheid, de opvoering der mysteriespelen in de kerken tijdens de Middeleeuwen en de tooneelstukken der negers. Het drama is in de eerste plaats spel. Door het individualisme is dat alles gedood.

Wat kunnen ons ook eigenlijk de lotgevallen, gevoelens of hartstochten van een bepaalde persoon schelen? Dat is geen tooneel; het is niets alge-

[p. 228]

meens meer, maar iets toevalligs, een anecdote, anders niet.

Ik vind, dat het tooneel monumentaal moet wezen, waaronder ik versta, dat het vooral collectief moet zijn. Het moet, evenals een monument, bouwkundige, beeldhouwkundige en schilderachtige kanten hebben. Dat zou ik het “cathedralisme” van het tooneel willen noemen. - De mis is een waarlijk dramatische handeling, waaraan alle geloovigen

illustratie
Decoor van Frans Masereel bij de vertooning van “L'Homme sans Corps”

door gezang en gebed deelnemen. Het voetbalspel is dat ook, want alle spelers doen eraan mee, als ze een “shot” geven. - Een aantal menschen in hetzelfde vertrek bijeen, ondergaan gezamenlijk dezelfde gevoelens; deze nu moeten door den tooneelspeler of -schrijver worden opgewekt.

In dit opzicht is de clown in het circus een kunstenaar in de beste beteekenis van het woord. Hij let op de stemmingen van het publiek, hij volgt datgene, waar het belang in stelt, en schikt zich naar diens smaak, terwijl hij improviseert en diens verlangens vertolkt, zoodat hij allen in zijn spel betrekt’.

Terwijl hij dit zegt en zijn oorspronkelijke denkbeelden ontwikkelt, wordt zijn toon levendiger. Het is alsof hij met zijn hand een decor opbouwt, of hij door gebaren het spel van een acteur tracht uit te drukken, alsof hij een tooneel uit een dramatische handeling volgens zijne opvatting tevoorschijn roept. - ‘Ik zou den tekst willen bekorten, er alle onnoodige literatuur aan willen ontnemen, meer poëzie, meer suggestief vermogen in een tooneelstuk willen leggen. Het ideaal zou zijn, dat de dichter den tekst onvoorbereid uitsprak en dien bij den gedachtengang der toeschouwers aanpaste, opdat er tusschen hem en 't publiek wisselwerking zij. De heer van de Velde, de nieuwbenoemde directeur van het Instituut voor Kunstnijverheid, vindt, dat het tooneel de opperste, de algeheele uitdrukking der decoratieve kunst vormt. Met het tooneel hangen samen de ateliers van decors, die van schilder- en beeldhouwkunst, zoowel als de costuums-, de modeateliers enz.’

‘Uw cursus voor het Kunstnijverheids-instituut vangt immers weldra aan?’

‘Begin October zal ik in mijn cursus de denkbeelden, die ik zooeven heb uiteengezet, nader ontwikkelen. Als ik b.v. Macbeth neem, dan zou ik die figuur willen behandelen met betrekking tot den tijd en den afstand, die ermee in overeenstemming zijn. Ik zou den nadruk willen leggen op het geweldige, dat er door hartstocht en misdaad in hem is. Dit zal men slechts met medewerking van den architect, van den decorateur, van den costumier en zelfs met die van den electricien kunnen bereiken...’

‘Het “Théâtre du Groupe Libre” zal binnenkort uw “Man zonder Lijf” opvoeren. Bent u het met hunne opvatting eens?’ - ‘Volkomen. Die jongelui zijn vol vuur, vol geestdrift!

Ik heb het grootste vertrouwen in hen. Mijn stuk zal misschien een wat abstracten indruk maken, maar door het zinnebeeldige, waarvan het uitgaat, zal het groote publiek het begrijpen. Want het groote publiek begrijpt gemakkelijker een zinnebeeld, als b.v. het teeken des kruises of de zegen, dan dat het de beteekenis van een anecdote vat, waar het dikwijls tegen opkomt’.

De heer Teirlinck wil ons niets naders omtrent zijn stuk mededeelen; hij laat het aan ons zelf over het naar waarde te schatten en er de noodige gevolgtrekkingen uit te maken.