1e Tooneel.
Ober, daarna Leo.
Leo op, door portières, welke de slaapkamer afsluiten.
Hij, pas gehuwd en op de huwelijksreis, is een slanke, jonge man van ± 36 jaar, mat van gelaatskleur en zeer gesoigneerd. Man van verfijnde psyche.
Goeden morgen, mijnheer.
Dank je!
2e Tooneel.
(Renée, volmaakt gelukkig, sedert gisteren Leo's vrouw geworden, intelligent kind-vrouwtje, ongev. 22 jaar. Heeft bloemen in het haar en op haar peignoir gestoken).
Goeden morgen, daar ben ik...
Ah!
Neen, neen ventje... alsjeblieft!! Eerst 'n
kusje.
Ja, ja...
Nu dan? Graag of niet?
Ja...
Nu?... Is er iets? Iets onaangenaams?
niets... kindje... Niets!
Jawel!
Toch niet.
Heusch?
Heusch!...
Jij ondeugd... Zeg 's... Biecht 's op! Hoe komt 't dan, dat je zoo moeilijk in beweging bent te brengen, vanochtend?
Och...
Och stumperdje... Of is m'n groote lieve jongen op den vroegen ochtend wat... lui uitgevallen... Kom 's hier. Je das zit niet erg netjes. Ik zal 'm eens overstrikken... Stoute man...
Ik heb wat hoofdpijn.
Toch! Arme jongen... Je moet ook niet zooveel redeneeren, 's avonds
Wel neen, niet noodig, mijn kindje.
Wel ja... Mannen met hoofdpijn kunnen we niet dulden, hoor
Renée...
SSt!... Zoet zijn!
Och neen...
Ssst... Kalm en bedaard zijn, zeg ik.
Nu, nu, niet zoo druk...
En jij niet zoo ondeugend, hoor! Je hebt nu niets te willen. Je weet 't. Gehoorzaamheid aan de vrouw strekt den man tot aanbeveling
Je bent toch nog zoo lief-kinderlijk...
Dus 't helpt? Dan zal je er ook van profiteeren
Renée, Renée... Wat ben je opgewonden...
Kan zijne Excellentie dat niet verdragen? Ja, dat komt er van, als je op je huwelijksreis 's avonds lange gesprekken over de... ‘absolute schoonheid’ met 'n leelijken vreemden mijnheer houdt... Ja, mannetje dat komt er van!... Ik zal je er aan moeten her-
inneren, dat je je vrouwtje op je huwelijksreis hebt medegenomen... Jij, met je ‘aesthetica’ en ‘absolute schoonheid’... je wil mij zeker jaloersch maken
Renée, Renée...
Is 't over? Geen hoofdpijn meer. Naar den drommel met je hoofdpijn!
Ja, heel goed.
Vindt je deze peignoir niet beeldig, niet heel mooi? Jouw lievelingskleur... Weet je wel?
Neen, heusch!
Jawel, er is iets! Anders zou je niet zoo verstrooid zijn... Toe, mag ik 't niet weten? Heb ik 't gedaan?
Jawel, jawel, ik zie 't aan je... Hè toe, mannetje! Eerlijk, heb ik 't gedaan... Zeg 't nu maar.
Als ik je nu toch verzeker...
Ik geloof je niet. Toe wees nu heel oprecht... Er is iets wat je hindert. Heusch, ik heb veel liever, dat je ronduit spreekt. Kom er nu maar vooruit...
lief van je, héél lief... maar ik zou toch heel graag hebben dat je er voor uit kwam... hé... Toe nu
Wat dring je nu aan... Ik zeg immers...
Ik vind je niets lief zoo... Ik ben zeker dat er iets is... dat je irriteert of onaangenaam heeft getroffen.
Renée...
Ja ‘Renée’... Al zet je nu nog zoo'n ongezellig gezicht... Ik weet absoluut, dat je ontstemd bent.
Renée, Renée, wat ben je coquet!
Coquet?...
Niet doen...
't Is toch voor jou, dat ik...
Ja... natuurlijk...
Waarom zeg je dat dan? Coquet... ik?
Ik ben niet coquet... 't Is toch voor jou, dat ik... enkel voor jou... Je hebt zelf eens gezegd dat je mij zoo graag in... 'n peignoir van deze tint zou zien... Ik heb haar expres zoolang verborgen gehouden, om... nù!
Dat is werkelijk lief bedoeld van je...
Nu dan...
Maar ik ben nog niet gewoon aan jouw... zoo lief bedoelde coquetterie... Nu niet boos worden... maar als je 't niet al te zonderling vindt... mijn stemming is soms wat stug... voor die eigenaardige... lieve dingen,... die 'n jong vrouwtje, wanneer zij getrouwd is, zich nu eenmaal veroorloven mag. Begrijp je?
Neen, niet goed, Leo... maar begrijpt jij, hoe... teleurstellend 't is... als je je man wil verrassen... en... en... hij haast geen notitie van je neemt, omdat hij niet in de stemming is 't intènse van je bedoeling te waardeeren... Als je eens wist hoeveel moeite ik gedaan heb om deze... deze peignoir te verbergen... Je wist niet eens, dat ik haar had... Niet?
Zeker...
Herinner je maar, toen we samen die mooie das gekocht hebben, met die teer mauve tint... en weet je nog hoe je in je schik was, dat ik het met jouw keuze eens kon zijn... en hoe prettig jij 't vond, dat ik 't dadelijk opmerkte als jij me met iets moois verraste... coquette man...
Zeker, zeker, maar dat is toch niet precies hetzelfde...
Neen?
't Mooie moet mooi blijven om het mooie zelf, maar 't moet niet uitsluitend dienen om te behagen alléén.
Te behagen alléén...
Daar is iets in, wat me altijd treft... Vooral de wije waarop het vaak geëxposeerd wordt, omdat men eenmaal getrouwd is...
Leo!
Heusch, dat verscheurt soms iets van het fijne, teere waas, dat 'n huwelijk... het dus vrije leven tusschen man en vrouw, juist omdat ze vrijer tegenover elkaar staan, omgeven moet... Dàt, wat de illusie geweld aandoet... Voel je?
't Kwetst mij,... wanneer het ongekunsteld schoone in de vrouw plotseling plaats maakt voor 'n behaagzucht, die eer deprimeert... dan... gelukkig maakt...
'n Behaagzucht die deprimeert?
'k Houd van het idiëele in je... het idiëele, dat door geen enkele psychische of physieke gebeurtenis is te veranderen... en zeer zeker niet door het huwelijk!
Hoe meen je?
Als jong meisje is het immers dat onschuldige, dat ideale, dat je zoo'n aureool van zuiverheid en hoogheid geeft...
Ik meen 't goed, heusch!
Renée!!
3e Tooneel.
Mijnheer!
Ober, breng mij de ochtendbladen even, wil je?
Direct, mijnheer... Zal mijnheer hier ontbijten?....
Wacht 'n oogenblikje...
Liever beneden, als je 't goed vindt.
Je hoort het...
Goed mijnheer
4e Tooneel.
Neen, neen... alsjeblieft niet, Leo... Ik kom dadelijk.
Maar kindje.
Ik kom.
Wat is dat nu?
Ik kom.
Renée, Renée... wat ben je nu kinderachtig.
Ik kom.
5e Tooneel.
Ja...
De ochtendbladen, mijnheer.
Merci... leg maar op tafel.
Alstublieft
6e Tooneel.
Heb je je verkleed?
Ja... ja...
Zoo! Waarom?
Ik... ik... zoo maar...
Hé! Waar ik op doelde, had niets met die peignoir te maken.
Neen, daarmee misschien niet... maar dan toch wel met mij, (bitter) die er mee ‘coquetteerde’... Met jouw keuze!
Renée!
Denk jij dan, domme, domme man, dat ik me nu nog in die peignoir op m'n gemak zou gevoelen. 't Zou mij net zijn... of ik... ja... 't lijkt misschien wat overdreven... iets deed, wat niet comme il faut was...
Ik dacht, dat je mij begrepen hadt... en niet, dat je gepiquéerd zoudt zijn. Maar 't is ook zoo moeilijk voor je dadelijk de gevoelens van iemand als ìk te doorgronden, vooral van iemand, die met zichzelf telkens in botsing komt.
En mij onverdiend van coquetterie beschuldigde. Ik was mij daarvan niet bewust. Als ik misschien wat overmoedig was, dan deed ik dat voor jou. Ik wilde je verrassen en je eigen keuze zoo voordeelig mogelijk laten bewonderen. O, ik vond 't zoo heerlijk... en... nu...
En nu?... Het is ook heel lief van je bedoeld, maar je begrijpt me niet. Dat komt omdat we nog op tweeërlei wijze denken. We hebben nog een andere aanvoeling der dingen. Dat is het wat ons nog wat vervreemdt. Dat is 't. Als je wist, hoe het mij treft, als... och neen, neen, laten we er nu niet verder over spreken.
Leo, Leo, je maakt mij bang, als je zoo spreekt. Wees wat geduldig en toegevend voor mij. Ik ben nog maar 'n onwetend vrouwtje, die zoo graag bij jou steun zoekt.
Zeker, zeker.
Als je eens wist, hoe zalig het is, dat jíj, mijn man, mij beschermen kan... en wil.
Maar dat wil ik toch...
Lieve, lieve jongen... laat mij niet alleen... Jij, jij moet mij met raad en daad bijstaan... jij moet mij helpen... altijd... Ja, jij!!!!... Weet je wel, dat je 'n heele taak op je genomen hebt, om mij te leiden? Ik wil zoo graag veel, heel veel van je leeren... 'n Klein beetje meer geduld en je kunt me zoo in-gelukkig maken... Ja!... Kom hier, neen, neen, nog meer naar voren... Daar
Ja... zeker... Neen, neen, niet pruilen... 't Is waar, je hebt gelijk... 't Is niet goed vanmij, dat ik je zoo teleurstelde... 't Is niet goed... maar,... maar... ik kan nu eenmaal niet altijd zijn, zooals ik dat eigenlijk zelf zou willen. O... Renée... Je weet niet, hoe ik soms wordt geterroriseerd door een steeds in mij strijdend dualisme. Dat is 'n ware foltering... 'n Voorbeeld, als 't je niet hindert: Soms, tegelijk met de innige behoefte je teederheid te bewijzen, weerhoudt mij den drang daartoe, omdat de lichamelijke aanraking de innige bedoeling van die teederheid soms vulgariseert. 'n Eeuwigdurende tweestrijd... 'n conflict tusschen de lagere en de hoogere... hoe zal ik het noemen... gevoelsbegeerten, die bezig blijft mijn harmonie te verstoren, en...
En die nu pas tot uiting komt?
Renée!
Neen, neen... 't Is vreeselijk... vreeselijk...
Renée, huil niet, wil je?...
Is dat 't nu? Is dat 't nu?... Kun je dat verantwoorden? Je wist toch wat ik was. Een dwaas, dom schepseltje, hé? Zeg 't maar.
Kindje... kindje...
Je wist toch vooruit, hoe en wie ik was? Kan ik 't helpen, dat ik niet ben als jij? Mag jij me dat verwijten?... Mij daarmee gedurig kwellen?... Nu, na onzen eersten huwelijksdag? Ik kan er toch niets aan doen... Dat is toch mijn schuld niet... Toe, toe, mannie... geduld... geduld... Je zult ondervinden, dat ik mij zal inspannen om je heelemaal te begrijpen. Toe Leo... ik ben nu zoo alleen met jou. Ik wil immers leeren. Ik wil toch begrijpen. Als er iets was, wat ik niet begreep, heb ik 't toch ook altijd geprobeerd - zooveel mogelijk mijn best gedaan? Heb geduld met me. Ik word zoo bang! Ik voel me zoo alleen, als je me zoo dadelijk van je afstoot.
Klein, naïef vrouwtje... Toegevend zijn, natuurlijk. Ik weet wel, voor een klein vrouwtje, als jij, is het heel onaangenaam en lastig, iemand als ik naast je te hebben, als je nog niet tot het wezen van zijn gevoels-leven bent doorgedrongen. Maar je leed doen, je pijn doen, ligt ver buiten mijne bedoeling, hoor! Jou, als jonge vrouw, moet het toch helder worden wat voor een mensch de man is, met wien jij bent getrouwd.
Idealen...
Begrijp me goed, Renée. Door de absolute vrijheid, die ons sedert de laatste 24 uur is toegestaan, is de illusie tot een tastbaar bezit geworden en zoo openlijk, zoo onbedekt, dat wij niets meer voor elkaar behoeven te verbergen of te verzwijgen, ook omdat wij elkaar, vanaf dit moment, een zeker recht verschuldigd zijn - een recht, dat in zijn consequenties ons droombeeld 'n zoo direct bereikbaren vorm heeft gegeven... dat we 't maar hebben te begeeren om het te bezitten. En dat is het nu, m'n kind, dat de illusie kan schaden, als wij niet onze vrijheid tegenover elkaar tot 'n blijvende levens-fantasie maken.
Nu?
Ik meen de kunst, om onze wederzijdsche intiemere levens-vreugden alle oprechtheid te doen behouden, zonder dat de niet-zinnelijke ook maar iets van de bekoring verliezen, die al onze daden, dus ook de intieme, zoo noodig hebben!
En?
Er zijn maar twee mogelijkheden voor ons, gehuwden: of die schoonheids-cultus, of, bij afwezigheid daarvan, het fatum.
Alleen maar 'n klacht.
Juist... een klacht alleen, die ik tegen jou uit, omdat ik gelukkig bemerk, dat jij begrijpt hoe ik enkel constateer met 't doel tegenover elkaar rechtvaardig te zijn.
Zie 'ns hier, Renée. 't Is jou natuurlijk evenmin ontgaan, dat 't huwelijk, 't samenzijn, bedoel ik, iets,... hoe zal ik 't zeggen... dikwijls iets schendt...
Renée, we werken nu aan ons geluk...
Ons geluk?
Straks wou ik je hetzelfde zeggen en het spijt me dat ik er niet toe kon komen dan door 't maken van futiele opmerkingen... die jou pijn moesten doen en... toch maar uitsluitend den banalen kant der kwestie raakten. En dat alleen uit vrees je te kwetsen.
En om tot dat inzicht te komen, kwetste je me niet minder.
Je hebt gelijk, maar als je wist, Renée, hoe hevig die schoonheids-drang op elke eigen daad van lichaam en geest reageert.
Tot zelfs op onzen huwelijks-morgen.
O lief, best kind, jij kent dien verfijnden vorm van grof egoïsme nog niet...
Tot heden neen
Dat gevoels-despotisme vervreemdt me van alles en iedereen. En ik kan mij niet verzetten... Telkens word ik teruggedrongen tot mijn eigen atmosfeer, 'n atmosfeer van zuiver gevoels-egoïsme. 't Belet elke verzoening met het dagelijksch menschengebeuren.
En je al verloren wist... dezen morgen... nà ons huwelijk.
Verloren niet...
Verloren niet...
Je hebt mij toch góéd begrepen?
Nu heb ik begrepen...
Nu dan!...
En niet alleen begrepen wat jij méént verloren
te hebben, maar ook begrepen wat ik ter wille van m'n liefde voor jou zeker verloren heb... Dat heb ik nu begrepen: mijn schoonheids-ideaal...
Dat is onschendbaar, Renée.
Houd op. Jouw ‘aesthetica’ is de alles-eischende fantasie van een altijd naar bevrediging-zoekenden decadent.
Van 'n mensch...
'n Man, die zijn vrouw, in zijn ontaard egoïsme, den morgen na haar huwelijk, weer als meisje wil weten. Denk jij dan, dat ik het gevoel niet ken, dat steeds hoogere schoonheidsbehoeften schept, naarmate ik van iemand houd?
Gelukkig, eindelijk begrijpen we elkaar.
Leo, Leo, je weet niet wat je hebt aangericht.
Ik dacht niet, dat je me nu nog zou misverstaan.
Ik versta je, zooals je verstaan moet worden. Nu wordt het mij klaar wat jij ‘aesthetica’, ‘schoonheidsbesef’ noemt... Koesteren van eigen egoïstische zelfgenoegzaamheid, 't coquetteeren met een schoonheidsmanie, omdat jij gewoon bent in je dubbelhartig egoïsme, naast de vrouw van vleesch en bloed, een andere voor je fantasie te cultiveeren.... Dat komt, omdat jij zonder eenig zelfbedwang van jongsaf aan op het leven bent losgelaten. En nu verberg je achter een schoonheids-vernisje de waarheid, dat je... verzwakt, vermoeid als je bent, je geen levende vrouw meer kunt verdragen, maar 'n wezen, dat, wanneer jij dat verkiest, vrouw en ilusie, of tegelijk of afzonderlijk kan zijn.
Zoo moet 't, Renée!
Weet jij wat vrouwelijke aesthetica is? Ken jij ‘de schaamte’. Als je nog niet geheel de slaaf bent van een schoonheids-willekeur die je belet me hierin te begrijpen... als je nog niet decadent genoeg bent om jou geëxalteerde opvatting van wat rein en waarachtig is te wijzigen, zou je met meer ‘aestetisch’ begrip tegenover 'n... vrouw... staan, die jij, ten koste van zooveel echte pijnen, geweld aandeed. Jij,
zoolang hij aan die sensatie behoefte heeft. Komt het 'n oogenblik in je op, hoe onaesthetisch die grofheid voor my is...? Begrijp jij hoe ik lijd onder het onschoone dáárvan? En weet jij, hoe jij dat hebt opgewekt, jij, die mijn blijdschap om jou te behagen minachtend ‘coquetterie’ noemt! ‘Coquetterie’, nu ik na ons huwelijk pas vrij, los van veroordeelen en zelfbedwang... mezelf durf te zijn... eindelijk mezelf, om geheel voor jou te widen wezen! Coquetterie!? Heb jij niet evengoed behaagziek en coquet voor me gestaan!... Ja, ja zeker... maar jouw coquetterie voor mij blijkt niet anders te zijn geweest dan een middel om nog eens ‘de charme’ van de... zooveelste verovering te ondergaan... de emotie van den veroveraar,
Bedrog! -
... zèlf-bedrog dan, toen jíj mijn illusies... Begreep jij dan iets van mijn schaamte, van 't onaesthetische van ons vertrek gedurende het diner.... Heb jij ook maar even nagevoeld hoe, ontdaan van alle schoonheid, dat voor mij was... om angstig met jou te gaan in die vreemde kamer... daar... Hoe onaesthetisch mijn illusies door jou geweld werden aangedaan... naakt als ik mij voelde onder mijn bruidskleed?
Hoe banaal, Renée.
Niet van mij houdt je... je hebt 't zelf gezegd, niet van mij, maar van jouw ideaal, waartoe ik als vrouw jouw verbeelding inspireerde...
Kom tot jezelf, Renée.
Nu eerst ben ik tot mijzelf gekomen. Ik heb het gevoel, dat jij mij bedrogen hebt en jezelf bovendien... Jij hebt zoo weinig begrip van werkelijk schoonheids-bewustzijn
... dat je mij niet eens dit débacle besparen kon...
Débacle? Débacle?... Voor jou 'n débacle, die nu misschien pas begrijpt...
... wat schoonheid is... wat absolute schoonheid is...
Beoordeel ons samenzijn niet verkeerd. Ik verwacht, dat nu tusschen ons...
Alles in 't reine zal komen?
'n Schande is het zooiets te zeggen, Renée!
Voor mijn liefdesgevoel heb je mij een schaamte-gevoel in de plaats gegeven. Jij hebt me voor mijzelf doen schamen... en ons... samenzijn... daardoor onmogelijk gemaakt. Jou schoonheids-honger heeft het schoonste tusschen ons bezoedeld.
Luister, Renée!
Wat wil je nu nog?
Wat ik wil?
Er wordt geklopt.
7e Tooneel.
Ja!
Ontbijt is gereed.
Dank je, we zouden juist...
DOEK.
johan schmidt