[p. 122]

De rare rechter
Scherts in drie bedrijven

Derde bedrijf.

Het Tooneel stelt de zittingzaal uit het eerste bedrijf voor.
Personen:
Politie-Rechter, goedig, grijzend man.
Ambtenaar O.M.
Beklaagde: alias Rare Rechter, alias Snoepie.
Pietje Knut.
Janus Pop.
Toto.
Mr. Stijging.
Veldwachters.
Als het gordijn opgaat, heerscht er een geweldig kabaal. Iedereen gebaart en schreeuwt. De Rechter hamert vuurrood van inspanning. Het O.M. staat geweldig te oreeren. Mr. Stijging klapt van nijd in zijne handen. In het bijzonder Pietje Knut weert zich onrustbarend. Hij staat op de getuigenbank en wijst dreigend naar Mr. Stijging. Janus Pop zit deftig en emotieloos voor zich uit te murmelen. Toto huilt. De veldwachters zitten stom geslagen over zoo'n zitting. Eén slechts is er kalm, de beklaagde. Hij zit schrijlings op het beklaagdebankje en kijkt van den een naar den ander, amuseert zich blijkbaar kostelijk. Rechter en O.M. in ambtsgewaad. Toto in bontmantel. Pietje heeft hèt boordje om. Het heeft echter veel dienst gedaan want het zit als een verkreukelde wrong om zijn hals. Janus is in te lange en te groote groen-verschoten gekleede jas. Beklaagde is in sportcostuum met Schillerkraag of slap boordje. Het lawaai wordt veroorzaakt doordat allen door elkaar schreeuwen.
Rechter
(hamert):

Stilte, voor den donder, stilte! Ik

[p. 123]

schors het proces! Ik laat jullie er allemaal uitgooien! Stilte! Stilte! Voor den donder! Stilte!

Ambtenaar O.M.:

Het is een formidabele leugen! Deze getuige staat onder eede te liegen! Ik overweeg rechtsingang wegens meineed tegen getuige Knut!

Stijging:

Ik protesteer! Ik was volgens de eischen der zede en maatschappelijke gebruiken gekleed! Het is een perfide leugen!

Toto:

O, mijn hoofd, mijn arm hoofd! Wat een herrie! Wat een kabaal!

(huilt).

Janus:

Ik heb niks gezien. Ik heb niks gehoord. Er is dus niks gebeurd!

Knut:

Ik zeg, asdat die ouwe smiecht staat te klesse as een ketter! Ik zeg asdat ie weges meineed de bak in mot! Dat zeg ik!

Rechter
(hamert):

Stilte! Stilte! Stilte!

Het wordt stil.
Knut
(als de eenige die onverstoord door oreert):

Ik zeg, asdat die ouwe kakkerlak in een publiek huis geweest is! Ik zeg, asdat ze 'm daar hebbe uitgekleed! Ik zeg, asdat ie al op zijn bloote jatten en in zijn onderbroek bij ons binnenkwam!

Rechter:

Is het nou gedaan, getuige Piet Knut?

Stilte.
Janus:

Vrieze we dood, dan vrieze we dood.

Rechter
(tegen Janus):

Ja, als nou nog iemand zijn mond open doet, gaat hij wegens ordeverstoring voor een maand achter slot en grendel.

Knut
(nog blazend van inspanning):

Hou, hou! Altijd netjes blijven. Een maand ken niet. Ordeverstoring is hoogstens veertien dage.

Rechter
(met een overweldigende hamerslag):

Wel groote genade, is het nou uit?

Stilte.
Toto
(stil jammerend):

O, mijn hoofd! Mijn hoofd! En die hamer! En het is hier zoo benauwd.

Rechter
(in vertwijfeling):

Och, lieve mevrouwtje...

[p. 124]

doet U mij ten minste het genoegen...

(veegt voorhoofd af)
... Veldwachter, zet de ramen open.

Er is stilte nu. De gebaren zijn echter onverzwakt.
Rechter:

Zie zoo... En nou verzoek ik je vriendelijk, getuige Knut, om zoo kort en duidelijk mogelijk te zeggen, wat er volgens jou gebeurd is.

Knut
(maakt zich gereed tot een omstandig verhaal)

... Kijk'r's, Edelachtbare, het zit zoo. Der is om nou 's zoo te zeggen zoo goed as niks gebeurd.

Rechter:

Is er nou weer ineens niets gebeurd?

Knut:

Nee. Ja, dat wil zeggen, zooas ik zei, om zoo te zeggen. En nou zal de Edelachtbare zich afvrage, hoe komme we dan hier en wat doene we dan hier...

Rechter:

In vredesnaam, manlief, hou je bij de zaak en maak het kort.

Knut:

Ja, as Uwes me nou telkes in de reje valt... Nou heb ik as getuige, Piet Knut, me dat ook afgevraagd en dan heb ik de volgende suppositie. U ken wel zien, asdat die ouwe sprinkhaan een schuinsmarcheerder is...

(pogingen tot protest)
Dat kan iedereen wel zien. Ook ken iedereen wel zien, asdat ie de pik op beklaagde in het. Nou supposeer ik, asdat ie naar een heilige huisie geweest is, asdat ze'm daar uitgekleed hebben, asdat ie toen bij ons binne kwam vluchte, hem zag en de schuld gaf, want toen ie bij ons de deur ope deej was ie al in ze hemd. En nou wil ik maar zegge, asdat ie m'n goeje zede gekwetst het en dat ik hem anklaag weges...

Een oorverdoovend kabaal breekt los.
Rechter
(schreeuwt):

Doe de ramen dicht!

Stijging:

Ik laat het er niet bij. Dat is geen manier om een proces te leiden. Je kunt net zoo goed een kind achter de tafel zetten.

Ambtenaar O.M.:

Ik begrijp niet, dat Uwe Edelachtbaarheid die onzin nog langer wenscht aan te hooren.

Toto:

Schreeuwen jullie toch niet zoo hard. Mijn hoofd barst. Ik kan niet meer.

Rechter:

De hemel sta me bij! Stilte! Stilte!

Het wordt stil.
[p. 125]
Knut
(de eenige, die nog geluid geeft in een bulderend lachen):

Hohohoho!... U had 'm motte zien, Edelachtbare... spiernakend en klesnat sting ie in de deur te bibberen!

Het kabaal barst weer los.
Ambtenaar O.M.:

Daar moet een eind aan komen. Dat gaat de perken te buiten. Die vent staat te liegen.

Stijging
(klein en timide door de herhaalde beschuldiging):

Dat is toch... Collega, moet ik me zoo aan de kaak laten stellen...

Toto:

O, jeetje, met al mijn hoofdpijn moet ik nog lachen. O, daar hebben ze de ramen weer dicht gemaakt. Snoepie, laat ie toch de vensters open doen. Snoepie, zeg toch dat hij de ramen open gooit.

Rechter:

Wat een bende! Wat een troep! Het lijkt wel een gekkenhuis! Stilte! Niemand mag zijn mond meer open doen! Stilte!

Het wordt weer stil.
Knut
(tegen Janus):

Zie je 'm? Spier! Hohohohoho!

(geeft Janus een slag op zijn schouder, dat deze in de knieën doorzakt)
Wat een bak, he? Wat zeg je van me boordje?

Janus
(woest):

Je mot me niet aanraken, verstaan! Dat wil ik niet!

Rechter:

Stilte! Stilte!

Toto:

Snoepie, laat ie nou niet zoo met die hamer slaan. Ik heb zoo'n hoofdpijn.

Rechter:

Bij de hel en vagevuur! Stilte!... Ik zie af van verder verhoor van getuige Knut. Wenscht het O.M. deze getuige nog iets te vragen?

Ambtenaar O.M.:

Dank U, Edelachtbare. Deze getuige staat zoo zonneklaar te liegen, dat ik eene aanklacht wegens meineed overweeg.

Knut
(smalend met een wuifgebaar tegen Ambtenaar O.M.):

Daaaaag!

Rechter:

Stilte!

Knut
(in plotselinge razernij):

Ik heb geen donder met je stilte maken. Want nou wou ik wel 's wete, as ik dan hier zoo zonneklaar sta te liegen, waarom mot ie dan die aanklach

[p. 126]

weges meineed nog overwege? Waarom verzoekt ie dan niet onmiddellijke inhechtenisname?

Beklaagde
klapt onder buiginkjes geluidloos tegen Pietje in de handen.
Rechter
(verbaasd):

Ja... ik wil de officier van Justitie daar alsnog gelegenheid voor geven.

Ambtenaar O.M.
(zeer in de war):

Dank U... ik... uh... ik zal er geen gebruik van maken.

Knut:

O, zoo! Ga je gang maar weer Edelachtbare.

(Tegen Janus):
Was ie goed?

Janus:

Ik weet niks! Maar het schijnt een meesterlijke zet.

Rechter
(tegen beklaagde):

U hebt zelf als Uw verdediger wenschen op te treden, hebt U getuige Knut nog iets te vragen?

Beklaagde
(zeer minzaam):

Dank U, Edelachtbare.

Rechter:

Getuige Janus Pop.

Janus
(staat deftig op):

Altijd Uw dienaar.

Rechter:

Beroep?

Janus:

... Klaplooper.

Uitroepen:

Ja, maar dat gaat toch te ver! Wat een schooier! e.d.

Rechter
(een en al verbazing):

Ben ik hier nou in een gekkenhuis beland of hoe zit dat?

Janus:

Daar hoef U niet zoo stomgeslage voor te zitte, Edelachtbare. Per slot van rekening scheelt 't niet veel met U. Wij leven beiden van Pietje. U leeft van 'm as 'm een inbraak niet lukt, ik leef van 'm as 'm een inbraak wel lukt. Er is alleen dat verschil, dat U hem mot late hale en ik wach tot ie bij me is.

Knut:

Das sakkerdju sterk. Dan ben ik de eenige die iets uitvoert.

Rechter:

Ja... ik heb, gezien het bijzondere van het misdrijf, geen enkel oogenblik de illusie gehad, dat dit proces normaal verloopen zou, maar op zoo'n onzin had ik toch niet gerekend.

Janus:

Altijd Uw dienaar, maar alle mensche, dokters, apothekers, slagers, bakkers en zoo profiteeren van de beroer-

[p. 127]

digheid van de andere, ik ben de eenige, die van hun plezier leeft.

Rechter:

Beste man, ik begrijp heel goed, dat je je leeglooperij een zeker cachet wenscht te geven, maar daar hebben we hier toch niets mee te maken.

Janus:

Altijd Uw dienaar, maar me eer is me eer. Er is in mijn vak net zoo goed een strijd om het bestaan as in het uwe. Alleen U mot zorge op een gegeven oogenblik niet te weinig en ik niet te veel te krijge. En van leeglooperij gesproke, voor mijn genre zijn er twee kapkaciteiten noodig, die ik nog bij geen enkele van mijn collegoo's aan de andere kant heb opgemorke, omdat ze zoo lastig en vermoeiend binne en dat is luistere en wachte. Altijd Uw dienaar.

Knut
(tegen Toto):

Wat een rare sausneger, hè?

(slaat haar op de schouder)
Hoe vindt je me boordje?

Rechter
(boos):

Ja, ben je nu bereid om met die onzin op te houden en je verklaring af te leggen, ja of nee.

Janus:

Ik ben bereid.

Rechter:

Maak het dan kort.

Janus:

Niks! Korter ken het niet.

Rechter:

Wat niks?

Janus:

Ik heb niks gezien, ik heb niks gehoord, er is dus niks gebeurd. Vrieze we dood, dan vrieze we dood!

Rechter
(ziedend):

Dus je weigert te getuigen?

Janus:

In geenendeele... mijne verklaring is... niks!

Rechter
(staat op, een zenuwtoeval nabij):

Als jullie me een beroerte willen bezorgen, doe het dan snel... Ik stik hier!...

(gooit raam open).
Nooit heb ik zoo'n stel gekken bij elkaar gezien! En het vervloeke is, dat ze allemaal voor een gedeelte gelijk hebben. Hoe kom ik in vredesnaam uit die affaire...
(kordaat, achter de tafel weer):
Getuige Janus Pop.

Janus:

Altijd Uw dienaar.

Rechter:

Was jij op de nacht van 10 op 11 Mei in de gelagkamer van perceel 45 Overzijdswal?

Janus:

Altijd Uw dienaar.

Rechter:

Wat beteekent, dat nou voor den donder, dat altijd Uw dienaar?

Janus:

Dat ken alles beteekenen. In dit geval, ja.

[p. 128]
Rechter:

De hemel geve me geduld. Heb jij daar beklaagde ontmoet?

Janus:

Met drie borrels en vier broodjes met kaas, ja.

Rechter:

Heb je daar getuige Knut ontmoet?

Janus:

Met drie borrels en een broodje met kaas, ja.

Rechter:

Heb jij gezien dat getuige Stijging met deze dame daar binnenkwam?

Janus:

Zonder borrel en zonder broodje met kaas, ja.

Rechter:

Ben jij verder tegenwoordig geweest bij het voorval waarvan in de dagvaarding sprake is?

Janus:

Ja.

Rechter:

Ja maar, getuige, zie je me dan voor een idioot aan. Zoo even beweer je, dat er niets gebeurd is en nu zeg je er bij tegenwoordig geweest te zijn. Dat is toch in lijnrechte tegenspraak.

Janus:

Altijd Uw dienaar. Dat ik er bij tegenwoordig gewees ben, dat zeg niks. Ik had kenne ligge maffe as een turk, dan was ik derbij geweest en was der voor mij toch niks gebeurd. En nou heb ik inplaats van door de maf wetes en willes me ooren en oogen dicht gehouden en erges anders aan gedacht.

Ambtenaar O.M.
(met iets valsch):

En waar heeft zoo'n individu als jij dan toen wèl aan gedacht? Dat wou ik dan wel eens weten?

Janus
(met haat):

Laat het je genoeg zijn, dat ik niks gezien, niks gehoord heb, verstaan? Begrepen?

Rechter
(geschrokken):

Hei, hei, je hoeft niet zoo op te stuiven.

Janus
(boos mokkend):

We waren der allemaal bij. Voor zullie is het wel gebeurd en voor mij niet, begrepen? En nou zeg ik geen stom woord meer, nooit meer!

(wendt zich mokkend af).

Rechter:

Ja... je kunt net zoo goed een knalsigaat rooken als die vent ondervragen. Ik zie van verder verhoor af. Heeft het O.M. nog iets te vragen?

Ambtenaar O.M.:

Dank U. De wijze van voorstellen door deze getuige spreekt voor zich zelf.

Knut
(dreigend langzaam):

Ik zou wel 's effe wille wete, waarom asdat het O.M. geen rechtsingang tege getuige Pop

[p. 129]

anvraagt, as die z'n voorstelling zoo voor zich zelf spreekt...

Ambtenaar O.M.:

Ja... uh... zoo kunnen we wel aan den gang blijven...

Knut
(tegen Janus):

Hij staat met ze smoel vol tande, dat zie je.

Janus:

La me met rust.

Knut:

Het woord is weer an U, Edelachtbare.

Rechter
(met een woesten hamerslag):

Wel groote genade, nou heb ik veel van jullie gedaas door de vingers gezien. Maar dat zijn toch brutaliteiten, die niet door den beugel kunnen. Jullie schijnen niet te weten, waar jullie zijn. Jullie zijn hier niet in jullie modderkrotten, in jullie dieven-kroegen. Jullie zijn hier in den tempel van het recht, dat...

Bij het moord, recht, barsten Janus, Knut en de Beklaagde in een daverend gelach uit.
Rechter
(buiten zich zelf):

Pak hem vast! Sleur getuige Knut er uit! Gooi hem de straat op!

Veldwachters nemen Pietje beet.
Knut:

Eén ding, as ik der uit gegooid word, loop ik van hier regelrecht naar de officier van Justitie van het kantongerecht en klaag die ouwe vliegevanger an weges naaktlooperij en het O.M. weges vervalsching van procesverbaal en dagvaarding.

Stilte.
Ambtenaar O.M.:

Deze getuige is een van de meest perfide vlerken, die... een...

Knut:

Je zuster...

Rechter
(verbijsterd):

Hoe wenscht de Ambtenaar van het O.M. daarop te reageeren? Ik wil onmiddellijke inhechtenisname bevelen.

Ambtenaar O.M.
(kan van opwinding bijna niet spreken):

Ik... uh... ik ben van meening, dat wij de eigenaardigheden van deze getuige...

Beklaagde:

Hm!... Hm!

Stilte.
Rechter
(kijkt van den een naar den ander):

... Nee...

[p. 130]

ga eens zitten, Knut... Dat... dat is op zijn minst raadselachtig... Ik vermoed, dat er hier in dit proces meerdere en andere motieven werkzaam zijn dan er uit de dagvaarding af te leiden zijn... en daarom wil ik de heeren even iets zeggen... Ik ben hier aangesteld om te oordeelen en ik zal oordeelen, welk kabaal de heeren ook gelieven te maken. En gelachen hoeft er niet meer te worden als ik het woord recht uitspreek, want ik zal mijn plicht doen volgens het begrip dat ik er van recht en geweten op na houdt en niet naar dat van de heeren. En in verband met die andere motieven wensch ik nu haarfijn uitgemaakt te zien, wat er die bewuste avond gebeurd is. Beklaagde! U bekent in de nacht van 10 op 11 Mei met dit voorwerp hier eene dreigende houding aangenomen te hebben, aldus den indruk vestigende...

Janus:

Opwekkende.

Rechter:

Mond houden!... Aldus den indruk... uh... opwekkende over een revolver te beschikken. Daardoor zijn getuige Stijging en de hem vergezellende dame verplicht geweest hunne momentelijke bezittingen af te leggen, terwijl Stijgings kleeding in een dergelijke toestand is gebracht, dat levensgevaar althans groot lichamelijk letsel waarschijnlijk werd. Bekent U dat, beklaagde?

Beklaagde:

In geen enkel opzicht, Edelachtbare. Dat is eene voorstelling van den gang van zaken, die beneden ieder blijk van gezond verstand blijft.

Rechter:

Hoe... hoe stelt U die gang van zaken dan voor?

Ambtenaar O.M.:

Voor Uwe Edelachtbaarheid zich bezig gaat houden met de opvatting van beklaagde, wensch ik U te wijzen op het rapport van den psychiator, die beklaagde kenschetst door volkomen verstooring van het zedelijke inzicht, absoluut gebrek aan maatschappelijke waardebepaling, amoreel en in alle opzichten ontoerekenbaar.

Beklaagde
(boos):

O.M., ik heb drie weken lang als politierechter je redeloos gebazel moeten aanhooren en ik wensch er als beklaagde nu van verschoond te blijven, verstaan? Wat het gebeurde betreft, het is volkomen onmogelijk Edelachtbare, met een sigarenaansteker eene dreigende houding aan te nemen. Hoogstens eene belachelijke.

[p. 131]
Rechter:

Daar getuigen de gedragingen van Mr. Stijging anders niet van.

Beklaagde:

Ja, wou U mij soms verantwoordelijk stellen voor het feit, dat Stijging zwakzinnig is?

Geweldig kabaal.
Knut
(ligt op de getuigebank op zijn buik te bulderen van het lachen)

Hohoho!

Ambtenaar O.M.:

Ik verzoek U, Edelachtbare, beklaagde het woord te ontnemen.

Stijging:

Ik protesteer. Ik word beleedigd. Hij is gek. Het psychiatrisch rapport!

Toto:

O, hemeltje, de goeje ouwe Stijging. Mijn hoofd, mijn hoofd.

Rechter
(hamert):

Stilte! Stilte!

Stilte.
Rechter:

Ik moet U verzoeken, beklaagde, U in Uwe terminologie te matigen. Ik kan zulks niet toestaan. In alle geval vast staat, dat U getuige Stijging verplicht hebt...

Beklaagde:

Dat gaat te ver. Dat is al te gek. Als U op klaarlichten dag met een vriend op straat loopt, Uw vriend blijft plotseling staan, wijst op een lantaarnpaal, krijgt een hallucinatie en schreeuwt: ‘Zie je dat kanon daar op me gericht!’ dan kunt U daar toch bezwaarlijk de gemeente electriciteitswerken voor verantwoordelijk stellen. Net zoo min kunt U mij de schuld geven van het feit, dat die idioot geen revolver van een sigarenaansteker kan onderscheiden.

Rechter
(boos):

Dat is toch geen vergelijking. Een lantaarnpaal lijkt niet op een kanon en ieder normaal mensch zal deze sigarenaansteker wel voor een revolver houden, hetgeen...

Beklaagde:

Hetgeen door de feiten flagrant tegengesproken wordt, want zij had van het begin af in de gaten, dat het een speeldingetje was.

Janus:

Ja, dat zag ik nou ook sebiet.

Knut:

Wat een kles, dat ziet toch iedereen.

Toto:

Heusch, meneer de Edelachtbare, ik heb geen enkel oogenblik gedacht, dat het een revolver was.

[p. 132]
Beklaagde:

Wij kunnen dus besluiten, dat Stijging aan eene lichte maar accute hallucinatie leed, waarvoor ik niet verantwoordelijk gesteld kan worden. Nu weet ik wel, dat onze strafwet in dergelijke gevallen niet voorziet, maar mijns inziens is er alle aanleiding om een onderzoek naar zijne geestvermogens te doen instellen en hem als lijdende aan eene voor hem zelf en de maatschappij gevaarlijke graad van stompzinnigheid naar Meerenberg te transporteeren.

Door deze verrassende redeneering ontstaat eene verbijsterde stilte, welke Knut breekt door:
Knut:

Geef me me jas en me hoed maar, veldwachter, het is afgeloope.

Toto:

Ja, zouden we er nou maar niet mee uitscheiden. Laten we liever ergens gaan tea-en.

Ambtenaar O.M.:

Wel verdomme... dat is het toppunt.

Rechter
(overrompeld, met open mond):

... O... Uh... ik geloof, dat ik niet erg lekker ben... Waar zijn we nou eigenlijk toe beland?

Stijging
(zeer timide):

Ik... ik geloof, dat hij denkt, dat ik het ben, die gek is.

Rechter
(tegen beklaagde):

Als ik me niet vergis... is U toch nog altijd de beklaagde.

Beklaagde:

Ja, Edelachtbare, ik ben nog altijd de eenige hier die te beklagen is.

Janus
(tegen Pietje):

Nou, gaan we?

Rechter:

Hei, hei, wacht eens even een oogenblikje... Zijn jullie nou eens even stil... Wat U daar zegt... ik kan niet ontkennen,... een zekere schijn van waarheid...

Stijging
(bekomen, nu in drift):

De theoriën van die kerel zijn bizar. Het gaat niet aan met zijne opvattingen rekening te houden. De wetenschap heeft hem zelf reeds gek verklaard, gek, gek, gek!

Ambtenaar O.M.:

Afgezien van het feit, dat de psychiatrische wetenschap de opvattingen van beklaagde onherroepelijk gebrandmerkt heeft, zijn zij voor een leek in dit opzicht reeds volkomen verward. Wij kunnen dus niet anders doen, dan deze uit te schakelen. Wij houden ons aan de feiten

[p. 133]

en concludeeren, dat, hoe en op welke wijs dan ook, beklaagde de getuigen bestolen, beroofd heeft van een portefeuille inhoudende 234 gulden,...

Beklaagde:

Die ik gerestitueerd heb.

Ambtenaar O.M.:

Hetgeen de berooving niet ongedaan maakt. Laten wij echter dat gestolen geld om verdere verwardheden van de beklaagde te voorkomen buiten beschouwing, dan blijven toch nog een paarlencollier en een gouden horloge ontvreemd, dan blijft toch nog het feit, dat beklaagde getuige Stijging op de meest misdadige manier lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem zich te doen ontkleeden en toen op straat te smijten in regen en wind, hetgeen getuige Stijging eene levensgevaarlijke bronchitis heeft bezorgd, waardoor hij drie weken bedlegerig is geweest.

Stijging:
(hoest).
Rechter:

Ja, het geld is teruggegeven en dat zal de strafmaat...

Beklaagde:

Strafmaat? Je moet me niet kwalijk nemen, Edelachtbare, maar je bent bepaald niet goed snik. Er is geen schijn van kans, dat je me veroordeelen kunt. Drie getuigen a décharge en de eenige getuige a charge imbecile! Hahaha! Ja, als er twee getuigen als Stijging waren, als bij voorbeeld het O.M. dien bewuste avond ook van de partij geweest was, ja dan,... maar daar is nu niets meer aan te veranderen. En wat nou dat lichamelijk letsel betreft, ik heb getuige met geen vinger aangeraakt. Ik heb tegen hem gezegd: Ga op straat. En het feit, dat hij het gedaan heeft, is toch volkomen en enkel en alleen van hem zelf afhankelijk geweest, net zoo goed als het feit, dat zij op precies dezelfde woorden binnen gebleven is, terwijl zij nog niet eens uitgekleed was.

Rechter
(tegen Toto):

Is U dan niet op straat gegaan?

Toto:

Nee, waarom zou ik? Om die stomme sigarenaansteker soms?

Beklaagde:

Aha! Daar hoort U het. Waarom zou ik? Om die stomme sigarenaansteker soms. Zij heeft gereageerd op mijn houding en woorden als een normaal mensch. Dat Stijging zich dus niet als een normaal individu gedragen heeft, daar kan ik toch niets aan doen. En nu weet ik weer

[p. 134]

wel, dat onze strafwet een zekere graad van domheid en lafhartigheid niet strafbaar stelt, maar daarom hoef ik er nog niet de schuld van te krijgen, dat Stijging nog steeds op vrije voeten is. Het zou wat moois worden om de een verantwoordelijk te stellen voor de abnormaliteiten van de ander.

Stijging
(bevend):

Als ik veroordeeld wordt, vraag ik clementie!

Ambtenaar O.M.:

Dat druischt tegen de heele wereldorde in. Dat negeert de grondvesten van ons bestaan, dat spreekt de wet van oorzaak en gevolg tegen. Maar met al die perfide drogreden zijn en blijven dan toch het paarlencollier en het horloge weg.

Beklaagde:

Met die juweelen heb ik niets te maken, want die heeft zij zelf uit vrijen wil weggegeven.

Rechter:

Aan wie dan?

Stilte. (Knut is zenuwachtig).
Beklaagde:

Daar wensch ik het antwoord op schuldig te blijven.

Ambtenaar O.M.:

Dan zal ik het geven. Aan die boef daar! Aan die dief!

Knut:

Aan je tante zal je meenen. Ik heb de dingetjes angepakt, op de tafel gelegd en er verders niet meer naar omgekeken.

Rechter:

Hebt U de juweelen weggegeven, mevrouw?

Toto:

Ja, natuurlijk, als Snoepie het toch zegt.

Rechter:

Aan wie?

Beklaagde
(dreigend):

Toto!

Toto:

Je hoeft niet te Toto-en, want ik weet het waarachtig niet meer. Het was zoo'n gekke avond en... en...

Janus:

Een meesterlijke zet. Uw dienaar.

Knut:

Das sakkerdju sterk.

Rechter:

Ja maar, dat is toch volkomen onmogelijk. Juweelen, die een waarde vertegenwoordigen van 12000 gulden, weggeven en dan nog niet eens weten aan wie.

Knut:

Wat zeg U? 12000... Sakkerdju, sakkerdju... hohohohoh, tof... tof!

Janus
(geeft hem een hand):

Altijd Uw dienaar. Ik reken straks wel met je af!

[p. 135]
Ambtenaar O.M.:

Deze vrouw staat te liegen. Deze vrouw legt valsche verklaringen af. Men handelt hier volgens afspraken. Het geld is teruggegeven, de juweelen heeft deze getuige zelf weggeschonken, iedereen kon zien, dat het geen revolver was, afspraken, niets dan afspraken. Eén ding blijft er dan toch nog over! Het gouden horloge van getuige Stijging, waar is dat dan?

Knut:

Goud? Doublé zal je bedoelen.

Ambtenaar O.M.:

Goud.

Knut:

Doublé.

Rechter:

Getuige Stijging, was het horloge van goud of doublé?

Stijging:

uh... Ik... bedoel... het was... ik weet het niet.

Rechter:

Weet U dat ook al niet? Ik word hier van alle kanten geloof ik voor de mal gehouden?

(snauwend)
Hoe komt het getuige Stijging, dat U niet weet of dat horloge van goud of doublé was?

Stijging:

Uh... ik... uh... ja... een erfstuk... nooit laten onderzoeken...

Rechter:

En hoe komt het getuige Knut, dat jij wel precies weet, dat het van doublé was?

Knut:

Dat noemt zich rechter. Dat zie ik toch zeker op een kilometer afstand.

Ambtenaar O.M.:

De getuige Knut staat weer te liegen! Ik handhaafd mijne bewering, dat deze getuige op het oogenblik in het bezit is van juweelen en horloge.

Knut
(ziedend):

Heb je nou ooit zoo'n gosliederlijke klier gezien! Dat wordt mij te fors! Als ik zeg dat ik ze niet heb, dan heb ik ze niet! En nou zal ik 's me beruchte boekie ope doen. Die ouwe knar, Edelachtbare, weet niet precies of het van goud of doublé was, omdat ie het horloge nog nooit in zijn jatte gehad het!

Uitroepen:

Wat is dat? Wat een onzin! Wat zeg hij?

Rechter:

Stilte voor den donder!

Knut:

Omdat ie het nog nooit gezien het, omdat het niet van hem is, omdat het procesverbaal vervalscht is, omdat de dagvaarding vervalscht is, omdat de initialen van het O.M. in die snertkast gegraveerd stingen!

[p. 136]
Zeer pijnlijke stilte.
Rechter
(kijkt allen verbaasd aan):

... Stonden de initialen van het O.M.... in de kast?... En zie jij dat door die kast heen ook op een kilometer afstand, getuige Knut?

Knut:

Nee, Edelachtbare, maar wel as de persoon in kwestie vlak bij me is en U mot niet uit het oog verlieze, dat het tot me vak behoort zoo 's af en toe naar horloges en zoo te kijken. En toen het O.M. die avond keek hoe laat het was...

Rechter:

Het O.M.?... Dien avond?

Beklaagde:

Het spijt me verdomd, O.M. Het heeft niet aan mij gelegen en ik had het je willen besparen.

Rechter:

Ik word hier voor den donder omringd door geheimen en raadselachtige toespelingen. Wat had U het O.M. willen besparen?

Beklaagde:

De onaangenaamheden, die voor hem voort zullen vloeien uit het feit,... ja, groote genade, ik kan het niet helpen... dat de dagvaarding eenzijdig is, het procesverbaal onvolledig en... ja, dat die stommeling er dien avond ook was, zich ook uitgekleed heeft en ook pas van een bronchitis genezen is.

Rechter:

Dus U is in de heele zaak ten nauwste betrokken? Als ik het dus goed versta, dan hebt U de politie zoo weten te beïnvloeden, dat Uw naam in het procesverbaal niet genoemd is, hebt U de dagvaarding zoo ingericht, dat de ontvreemde voorwerpen voor eigendom van Mr. Stijging doorgingen. Daarom reageerde U zoo zonderling op de insinuaties van de getuigen. En dat alles deed U om...

Beklaagde:

Om in de mogelijkheid te zijn inplaats van als getuige hier als O.M. op te treden, het requisitoir zoo eenzijdig mogelijk te kunnen houden en de eisch zoo hoog mogelijk te stellen.

Pietje:

Wat een uitgecijferde smiecht, hè?

Rechter:

Ja, dat is... dat is...

Ambtenaar O.M.:

Niet anders dan te waardeeren. Ik kan niet nalaten Uwe Edelachtbaarheid er op te wijzen, dat het mij geenszins ontgaan is, dat U van het begin af de beklaagde hebt willen sauveeren. En dat het in deze taktiek

[p. 137]

past nu mijne zoo goede bedoelingen te miskennen. Inderdaad ben ik dien bewuste nacht eveneens de dupe geworden van de abnormaliteiten van beklaagde... Ik heb het mij desniettemin als mijn plicht gerekend, mede terwille van de eer en den goeden naam der rechterlijke macht, niet meer vreemden in deze onverkwikkelijke zaak te betrekken dan noodig was. Ik heb gemeend persoonlijk in deze zaak als O.M. te moeten optreden om de zaak zooveel mogelijk te sussen en in een billijke eisch de wet en het recht toch gestand te doen. En nu nog dit. Ik ontveins mij geenszins de mogelijkheid, dat Uwe Edelachtbaarheid de waardigheid mijner bedoelingen miskent. In dit geval zal er voor mij geen enkel motief zijn mijne voor ons allen en voor den beklaagde in het bijzonder zoo gunstige houding te handhaven. Dan zal ik Uwe uitspraak afwachten en hooger beroep aanteekenen. De zaak worde dan een publiek schandaal, dat ten eerste en ten tweede zal ik dan naast Mr. Stijging voor den kantonrechter getuigen, in welk geval U zich er van verzekerd kunt houden, dat de hoogste strafmaat zal worden toegepast.

Rechter:

U noemt Uwe houding rechtvaardig en waardig. Zal ik U eens zeggen, hoe ik Uwe houding noem... Ik...

Ambtenaar O.M.:

Ik moet Uwe Edelachtbaarheid dringend verzoeken zijne persoonlijke meening buiten spel te laten. Hoe het ook zij, het kan niet ontkent worden, dat het feit, dat ik niet als getuige optreed, zeer in het voordeel van beklaagde werkzaam is.

Beklaagde:

Dat is gemeenheid ten top, Edelachtbare! Zijn stommiteit wenscht hij hier als zijne verdienste uit te geven. Onmiskenbaar heeft het O.M. er toch op gerekend de getuigen Knut en Pop te diskwalificeeren, terwijl hij er vast van overtuigd was, dat Toto tegen me zou pleiten.

Ambtenaar O.M.:

Daar kan ik geen enkel oogenblik van overtuigd zijn geweest, want het was mij toch bekend, dat deze dame beklaagdes betaalde bijzit is.

Beklaagde:

Terwijl, om in de kiesche terminologie van het O.M. te spreken, hij zich niet geneerde om, als ik naar Tom Mix was, van mijn centen te profiteeren!

[p. 138]
Kabaal.
Rechter:

Wat is dat nou weer? Schandaal op schandaal! Een gemeenheid zonder weerga.

Knut:

Ik heb 't gezien, sakkerdju, ik heb 't gezien!

Toto
(tegen O.M.):

Valsche, vuile, vunzige verrajer!

Stijging:

Och, Totootje, snoepedousje!

Toto:

Stik, mummie!

Ambtenaar O.M.
(in razende vaart):

Die vent is een dief, een beroover! Hij moet de nor in! Welke gebeurtenissen zich verder ook zullen voordoen, persoonlijke feiten moeten buiten beschouwing blijven. Ik blijf vasthouden aan het verdwenen zijn van het horloge en de juweelen. Het zou een unicum in onze rechtspraak zijn als iemand, die voor 12000 gulden sieraden verduistert, vrijgesproken zou worden.

Beklaagde:

Och, man, wat sta je daar nou voortdurend te kletsen van berooving en verduistering. Het is toch te gek om me te veroordeelen voor iets, dat zij weggegeven heeft en dat ik zelf gekocht en betaald heb. Daarbij is die waarde van 12000 gulden ook nog niet eens heelemaal juist.

Rechter:

Hoeveel waren de sieraden dan volgens U waard?

Beklaagde:

Nou, laat me eens kijken, hoeveel heb ik er destijds voor betaald?...

(denkt na, allen wachten met spanning, in het bijzonder Knut)...
drie ringen... bij... dat was voor... een halssnoer bij... dat was voor... ja, ik denk samen voor een gulden of vijf en twintig.

Verbijsterde stilte.
Rechter:

Hoeveel zegt U?

Toto:

Snoepie...

Knut
(tegen Janus):

Wat zegt ie? Hoor jij ook 25 gulden?

Beklaagde:

Ja, hooren jullie nou eens even, lijfrentes koopen en ook nog juweelen van 12000 gulden, dat gaat niet... die dingen waren natuurlijk valsch!

Stilte.
Knut:

Wat zegt ie? Sakkerdju! Valsch? Dat ken niet, das gelogen!

(haalt de juweelen uit zijn zak).

[p. 139]
Ambtenaar O.M.:

Daar zijn ze! Daar heeft hij ze! Ik had gelijk! Pak hem! Arresteer hem!

Rechter:

Jij bent dus toch de heeler, Knut! Neem de juweelen in beslag. Arresteer hem

(veldwachters doen zoo).

Janus:

Kost hem vier maanden. Vriest ie dood, dan vriest ie dood.

Knut
(volkomen de kluts kwijt):

Wat is dat? Ik weet van geen juweelen! Ik heb geen juweelen!

Rechter:

En je hebt ze in je hand!

Beklaagde:

Os! Ezel!

Knut
(merkt nu eerst welke domheid hij begaan heeft, tegen beklaagde):

Dief! Oplichter! Falsaris! Is dat nou niet om te huilen! Sakkerdju! Daar laat dat stuk ongeluk me drie weken lang met het gevoel van een kapitalist rond wandelen! Daar laat ie me drie weken lang iedereen trakteeren! Daar kom ik iedere avond zelf as een kanon voor thuis! Dat kost me aan jenever alleen al 85 gulden en leg ik er zoo-wiezoo al 60 bij! Ja, zegge jullie nou 's zelf!

Rechter:

Neem hem de juweelen af en zet hem op de bank der beklaagde!

Ambtenaar O.M.:

Ik eisch onmiddellijke rechtsingang wegens heeling en... meineed!

Janus:

Kost 'm twee jaar, vriest ie dood, dan vriest ie dood! Uw dienaar.

Knut
(tegen beklaagde):

Vuile, vieze, smerige kwartjesvinder, gosliederlijke inbreker! Daar spreekt dat kreng me drie weken geleje op de smerigste manier vrij en besjoert me nou op een nog vuilere manier der voor een jaar weer in! Maar nou zal ik je toch een loer draaien, stuk chagrijn, waar je niet van terug hebt, nou zal ik 's in de gauwigheid een verklaring gaan aflegge, waar je van omdondert. Hij het wel met een echte revolver gedreigd, Edelachtbare! We hebbe ons allemaal motte uitkleeje en ik ben ook pas van een bronchitis genezen! Asjeblieft!

(tegen beklaagde):
Gaat U maar zitten!
(doet board en das af, verbergt gezicht)
O! O!

Toto
(heeft met van ontzetting groote oogen alles aangehoord, komt langzaam en dreigend naar beklaagde):...

Snoepie... zijn die dingen werkelijk valsch?

Beklaagde:

Ja, natuurlijk!

[p. 140]
Toto:

Dus jij hebt me een jaar lang met een trots gezicht over straat laten loopen... jij hebt mij tegen al mijn vrienden en vriendinnen laten pronken... jij hebt mij de koningin te rijk laten voelen... met prullen, die valsch, valsch zijn! Ik ben dus voor niks twee keer per week een jaar lang naar de schouwburg geweest! O... dat is... zoo beleedigend... zoo misselijk... zoo...

Beklaagde:

Ja, waarom wordt je daar nou eerst boos om?

Toto:

Nou eerst? Ik merk het toch nou pas!

Beklaagde:

Gos, ik dacht, dat je het allang wist en er nu maar stilzwijgend in berust had. Gos, ik dacht, dat mannen als ik nooit au serieux genomen werden, ook niet wat de kwaliteit van hunne geschenken betreft.

Toto
(staat een oogenblik ziedend, slaat hem dan in het gezicht, zoekt dan troost in Stijging's armen):

Bah... Bah... Daar!

Beklaagde
(zeer ongelukkig):

Ja maar Toto, luister eens... Pietje, jij bent toch...

Knut:

De koors, ellendelaar!

Ambtenaar O.M.
(heeft met open mond alles aangezien):

En dat vind ik nou gemeen, verdomd gemeen, gemeen en ordinair!

Toto
(huilend):

Ja, ja, doe hem de gevangenis in. Ik heb de juweelen niet weggegeven. Hij heeft ze me afgenomen!

Ambtenaar O.M.:

Nee, niet hem vind ik gemeen, maar jou, jou, gemeen en ordinair! Een vrouw, die een man slaat, slaat notabene, dat is bruut, valsch en gemeen! Je bent geen sympathie van me beklaagde, dat weet je, maar ik vind, dat wat je ook gedaan hebt, je zoo'n beleediging in geen enkel opzicht verdiend hebt!

Beklaagde:

Ja, O.M., ik vind het heusch erg aardig van je, maar je hoeft er werkelijk niet zoo verontwaardigd over te zijn. Zoo iets doet ze geregeld eens per week en om de nietigste kleinigheden.

Ambtenaar O.M.:

Dat kan me geen steek schelen! Ik heb het nu gezien, het heeft me nu getroffen! Een vrouw, die een man slaat! Bah! Edelachtbare! Ik wil U er op wijzen, dat deze man al zijn geld voor die vrouw weggegeven

[p. 141]

heeft, dat hij zoo good en lief voor haar geweest is als maar kan, dat deze vrouw hem week in week uit bedrogen en belogen heeft. En al wil ik nu in geenendeele den misdadigen aard van beldaagdes handelingen ontkennen, dan ben ik toch na het zoo even voorgevallene tot de stellige overtuiging gekomen, dat wij allen het geval verkeerd beoordeeld hebben. Ik ben van meening, dat hij inderdaad straf verdient, maar tevens, dat hij die al lang ondergaan heeft, dat de feiten die in zich zelf meegebracht hebben. Concludeerende heb ik dus de eer voor deze beklaagde te vragen vrij...

Knut:

Man-lief, as je het lef hebt om hem vrij te doen spreken, ik zweer je, ik loop zoo naar het kantongerecht.

Toto:

En ik! Het is een schandaal! Ik hoef me zoo niet te laten beleedigen door de eerste de beste gek!

Rechter:

Groote hemel, non zijn we weer even ver als in het begin. Luister eens menschen... ik ben huisvader van 12 kinderen...

Knut
(woest):

Ja, wat heeft sakkerdju, dat er nou mee te maken? Blijf asjeblieft bij de zaak, Edelachtbare!

Beklaagde:

Daar zal ik nou toch, hoop ik, weer niet voor verantwoordelijk gesteld worden?

Ambtenaar O.M.:

Ja, Edelachtbare, U komt nou al op iedere zitting met die 12 kinderen van U aandragen. Ik zou ze er hier nou maar buiten laten. Het geval is zoo al gecompliceerd genoeg.

Toto:

Twaalf... Hoe krijgt hij ze bij elkaar?

Rechter:

Ja, nu moeten jullie me met zijn allen niet zoo direct aanblaffen. Ik zeg dat van die 12 kinderen om je te bewijzen, dat ik al wat... ouder en... misschien wijzer ben dan jullie. En nou wou ik jullie er op wijzen, dat er op zoo'n manier nooit een eind aan komt. Een uur geleden waren de getuigen vóór de beklaagde en het O.M. tegen hem. Nou is er iets gebeurd, dat het O.M. vóór de beklaagde heeft gemaakt en de getuigen tegen hem. Maar zoo loopen we de kans, dat er binnen een uur weer iets gebeurt, waardoor de zaak weer omdraaid en een uur daarna weer en zoo kunnen we door blijven gaan tot in der eeuwigheid. En dat kan niet, want het gebouw moet dicht, omdat de portier naar huis moet en mijn vrouw me wacht met eten. Als we nou 's als

[p. 142]

een groote familie probeerden allemaal vóór of allemaal tegen hem te zijn.

Ambtenaar O.M.:

Ik geef toe, dat wij in eene impasse geraakt zijn.

Knut:

Op welke manier laat me ijs, as ie der maar ingaat.

Allen gaan knus op de getuigebankjes zitten.
Rechter:

Nou moeten jullie eens luisteren. Laten wij nou verder geen onzin uithalen en laten wij werkelijk naar ons geweten en beste kunnen de zaak bezien en behandelen. Veroordeelen gaat niet, want al heeft hij iets minderwaardigs, misschien iets strafbaars gedaan, jij, O.M., hebt je ook niet bijster netjes tegenover hem gedragen.

Ambtenaar O.M.
(verlegen):

Ik... uh... ik stel geen prijs meer op zijne veroordeeling.

Knut:

Ik wel.

Rechter:

Getuige Knut, jij moet je mond houden, want jij telt niet mee. Jij gaat er binnen een paar weken in een zeer ordelijk proces volgens alle regelen der kunst voor minstens een jaar in.

Knut:

Jawelles, je zuster. As hij vrijgesproke wordt, hoe ken ik dan veroordeeld worde. As hij niet gestole het, ken ik niet geheeld hebbe!

Ambtenaar O.M.:

En je meineed dan?

Knut:

Doe me een lol, asof jij altijd de waarheid gezegd heb, O.M.

Rechter:

In alle geval Knut, heeft hij jou zeker netjes behandeld!

Knut:

Wat zal je daar an liege. Waarom het ie niet sebiet gezeg, dat die dinge valsch ware, waarom het ie me 85 gulde aan jenever late uitgeve? Daarbij het ie me twee maal op de vuilste manier der tussche genomen. Ik sta op ze veroordeeling. De wet is de wet en al kost het me zelf een jaar, alles mot volges de wet!

Rechter:

En jij, Stijging?

Stijging:

Ik... uh... ik ben...

Toto:

Wat ben jij, engel?

Stijging:

Voor de veroordeeling.

[p. 143]
Rechter:

Nou en de juffrouw hoef ik het niet te vragen. Getuige Pop!

Janus:

Der is tot nu toe voor mijn nog niks gebeurd, la me ijs.

Rechter:

Nou, daar zitte we nou, hè? En jij beklaagde, wat ben jij?

Beklaagde
(die afwezig, moe, geluisterd heeft):

Ik?... Ik ben vóór de veroordeeling.

Uitroepen:

Wat is dat nou? Heb je nou ooit?

Beklaagde:

Uh... Ik bedoel natuurlijk, ik ben tegen de veroordeeling.

Het wordt stil, angstig stil, men bekijkt hem en elkaar.
Rechter:

Ja...

Ambtenaar O.M.:

Ja...

Janus:

Ja...

Rechter:

Wat moet je nu met zoo'n man beginnen? Veroordeelen gaat toch niet. Het is zooals hij zegt... Een sigarenaansteker... geld, dat hij teruggegeven heeft... Valsche juweelen, die hij zelf betaald heeft... een horloge met een fictieve eigenaar en abusievelijk als van goud opgegeven... Stijging wel en zij niet in de regen... Alles loopt verkeerd met die man.

Beklaagde:

Ja, dat is het eenige ware gezegde, dat ik tot nu toe gehoord heb.

Janus:

De verstandige das dezukke, waar niks voor gebeurt, de stommeling, das dezukke waar alles voor gebeurt, maar dezukke, waar alles verkeerd voor gebeurt, das... de gek!

Rechter:

De gek...?

Beteekenisvolle stilte.
Rechter:

Wat... uh... wat zei de psychiator er van?

Beklaagde:

Ja, nou zitten jullie al de heele middag te kletsen over een psychiater, maar ik mag ik weet niet wat krijgen als ik zoo'n vent gezien heb.

Rchter:

Is er geen psychiator bij je geweest?

Ambtenaar O.M.:

Heb je er geen gezien?

Beklaagde:

Nee.

[p. 144]
BeteekenisvoUe stilte.
Beklaagde:

Ja, wat zitten jullie me nou zoo aan te gapen?

Rechter:

Uh... Heb je dat meer in den laatsten tijd?

Beklaagde:

Wat?

Rechter:

Dat je je af en toe iets niet meer herinnert?

Ambtenaar O.M.:

Nou ja, we bedoelen er niets ergs mee.

Beklaagde:

Ja, is er dan een psychiator bij me geweest?

Rechter:

Op advies van het O.M. en op last van mij is er een dokter...

Beklaagde:

O, een dokter. Ja. Was die idioot psychiator? Die vent heeft me eerst op een stapelgekke manier in mijn oogen zitten te kijken met gefronst voorhoofd en heeft toen niks anders gedaan dan onzin kletsen. En toen werd ie boos omdat ik het niet met hem eens was.

Toto
(met medelijden):

Waarover was je het dan niet met hem eens, arme jongen?

Beklaagde
(springt op):

Ja, hoor 's effe, jullie willen me toch niet voor gek verklaren?

Rechter:

Welnee, wie denkt daar nu aan? Hou je maar kalm. Wat een onzin.

Ambtenaar O.M.:

Zoo iets moet je je uit je hoofd zetten. Daar moet je niet aan toegeven. Hoe was je vroeger als kind, op school...?

Beklaagde:

Als kind, ja... hoe was ik... dat weet ik niet meer.

Rechter:

Dat herinnert hij zich alweer niet meer.

Knut:

Das erg, das heel erg.

Rechter:

Vertel maar eens, waarin was je het niet met de psychiator eens?

Janus
(staat op):

Nou gebeurt er iets!

Beklaagde:

Ja... dat weet ik ook niet meer... ik geloof over de heiligheid van het huwelijk en zoo en dan vind ik het positief onzedelijk en misdadig om meer dan drie kinderen te krijgen...

Rechter:

Zeg eens, jonge man, dergelijke theoriën doen jou geen goed. Jij hebt mijn 12 kinderen...

[p. 145]
Beklaagde:

Daar heb je het gedonder nou toch. Daar word ik nou toch weer voor die twaalf zuigelingen verantwoordelijk gesteld. Hoor 's, het kan me geen laars schelen, wat jullie met me uitvoeren. Als dat proces maar afgeloopen is, want ik ben zoo moe, zoo verschrikkelijk moe van al dat gebazel van jullie... Doen jullie maar met me wat jullie willen. Ik ben voor alles.

Stilte.
Rechter:

Zou... zou je er veel tegen hebben om eens een jaartje in een... sanatorium uit te gaan rusten van al die emoties?

Toto:

Ja, lieve jongen, dat zou erg goed voor je zijn. Ik blijf op je wachten.

Knut:

Ja, zeg nou maar regelrecht, dat we hem naar een gekkenhuis willen sture.

Janus
(sidderend):

Ja, ja, ja!! Verklaar hem gek! Gek! Gek! We zijn allemaal gek! Hihihi! O, nee, nee, ik wil niet! Ik wil niet, dat er iets gebeurt!

(doet oogen en ooren dicht, gaat afzonderlijk staan).
Ik ben alleen. Er is niks. Vrieze we dood, dan vrieze we dood!
(huivert).

Beklaagde:

Zooals ik jullie zei, het kan me niets meer schelen, wat jullie met me uitvoeren. Maar voor ik me dat gek zijn laat aanleunen, wil ik eerst weten, wat jullie daar onder verstaan. Wat is gek zijn?

Rechter:

Ja... uh... gek zijn...

Ambtenaar O.M.:

Ja... uh... kijk eens... gek...

Rechter:

Wie is volgens de psychiator gek?

Beklaagde:

Iedereen die het niet met hem eens is.. Kijk's, ik had zoo het idee, dat jullie woord gek zoo ongeveer hetzelfde beteekent als jullie woord recht.

Kabaal.
Rechter:

Ja, maar, dat zijn toch geen gezonde denkbeelden. Dat kan gevaarlijk zijn.

Ambtenaar O.M.:

Ik ben van meening Edelachtbare, dat er alle aanleiding bestaat om gevolg te geven aan het rapport van de wetenschap.

Stijging:

Ik ook ben de overtuiging toegedaan, dat wij

[p. 146]

dezen man als psychopaat geen goed zullen doen met eene veroordeeling.

Toto:

Och, jeetje, die arme Snoepie...

Janus:
(staat roerloos, oogen en ooren dicht).
Knut:

Edelachtbare, O.M. getuige, ook ik ben van meening, dat men deze man niet meer op de geordende maatschappij kan loslate. Als men in aanmerking neemt hoe die mij het vrijgesproke...

Beklaagde:

He, he! Bleir nou 's niet zoo. Ik bedoel zoo. Gek is net zoo goed een kwestie van hoeveelheid als recht. Als er één mal doet, noemen jullie hem krankzinnig. Als er duizend op dezelfde manier als die eene dwaas doen, dan spreken jullie van eene sekte en als er honderdduizend zich zoo gedragen dan gaan jullie vechten voor geloofsvrijheid...

Een ontzettend kabaal breekt los.
Rechter
(gaat achter de tafel):

Dat is niet te dulden! Dat ondermijnt de samenleving! Dat is gevaarlijk! Dat is krankzinnig!

Toto:

Hij spreekt al wartaal! Hij ijlt al!

Ambtenaar O.M.:

Ik ben van overtuiging dat de weg, die wij met deze beklaagde in moeten slaan door hem zelf onmiskenbaar is aangewezen.

Knut:

Dat is een nihilist! Je mot God er buite late! Ketter! Scheurmaker!

Beklaagde:

Ja, hoor nou 's... ik bedoel zoo...

Rechter
(hamert):

Vonnis sprekend sluit ik mij aan bij het requisitor van het O.M. en verklaar mede naar aanleiding van het rapport van de psychiator beklaagde voor psychopaat en beveel zijne onmiddellijke opzending naar een nader te bepalen rijkskrankzinnigeninrichting.

Men grijpt Beklaagde beet.
Beklaagde:

Nee, dat gaat toch niet! Ik ben mijn geld kwijt, mijn baantje, mijn naam, mijn vrouw, alles, alles. En waarom? Omdat zij mij bedrogen, hij mij beleedigd heeft, mij niemand begrepen! Ik wil niet gek verklaard worden, ik wil niet.

[p. 147]
Knut:

Pak 'm om zijn beenen, slinger je om zijn kop. Pas op! Hij bijt!

Veldwachter:

Hier, gek, een dwangbuis!

Toto
(huilt tegen Stijging aan):

Nee, lieve goeje, arme Snoepie, dat heb ik niet bedoeld, dat heb ik niet gewild.

Beklaagde
(vecht):

Jullie zijn krankzinnig! Laat me nou los! Het is genoeg!... Pas nou op, je rijt me mijn jas van mijn lijf!...

(naam v.d. acteur, die Knut speelt)
... laat me nou los, jij! Hei, ik ben...
(naam v.d. acteur, die Beklaagde speelt)
... Doe me een plezier! Ik heb met het heele geval niet te maken! Ik ben...
(naam van acteur)
maar als jullie met alle geweld van avond iemand gek willen verklaren, haal dan die schrijver van dat stuk hier! Die man weet en kent niets van het leven! Dat geeft hij zelf toe! Hij heeft zelf gezegd, dat dat stuk net zoo goed op tien andere manieren af kon loopen!

Onder de laatste woorden is het voordoek gevallen.
Beklaagde
(is er juist tusschen door geglipt en staat nu voor het voetlicht):

Maar hoe dan ook, steeds zou het getuigen van zijn noodlottige ervaring: een beetje anders dan de anderen te zijn is reeds levensgevaarlijk, want er is geen waarheid, die beschermt, omdat deze voor een ander meestal de grootste leugen is.

EINDE.

a. defresne