[p. 1]

[Eerste deel]



illustratie

De rare rechter
Scherts in drie bedrijven

Tweede bedrijf.

Het tooneel stelt een kroeg in eene achterbuurt voor. Deuren in de fond en linkerwand. Ramen in de fond. Buffet, orgel, stoelen en tafeltjes.
Avond. Regen gutst langs de ramen. Wind.
Ka en Nelly zitten rugzaal aan een tafeltje en kijken naar buiten. Zoo ook Janus. Moeke zit achter het buffet en slaapt.
Nelly:

Drie weken al... Waar zou ie nou zijn?... Nou is ie al zoo ver weg...

Ka:

Schei uit met dat geteem. De boot was de have nog niet uit of je liep al te tippelen.

Nelly:

Mot ik niet vrete?

Ka:

Zegt toch niemand, maar zit dan niet te klissebissen.

(Pauze.)
Nelly:

Wat een pestavond... Om je te verdoen.

Ka
(trekt de schouders op).
(Pauze.)
Nelly:

Weet je, op zukke avonde ken ik me wel kapot griene.

Ka:

Om wat dan?

Nelly:

Dat is het nou net... om niks... En dan ken ik 't maar niet uit me kop krijge, he... of er een god is of niet.

Ka
(slaat met de vuist op tafel):

Zet een plaat op, Moeke!

Moeke
(schrikt wakker):

He... jesses, wat is er?... Met dat geroezemoes van de regen, was ik ingemaft. Wat mot je?

[p. 2]
Ka:

Geef een mop muziek, want dat kreng zit weer te teemen.

Moeke
(gaat naar het orgel, doet er geld in):

Ja, das alsmaar geef een mop en nog eens een mop, maar het kost mijn me cente.

(Het orgel tingelt een droefgeestig liedje.)
Moeke
(tegen Nelly):

Hê jij weer je regen- en wind-bui?

Nelly
(hoofd tusschen handen):

Och... stik!

(Pauze.)
Ka:

Geef mij der nog eentje... Dat verrekte weer... Geen manspersoon op de baan... Armoe is toch troef...

Moeke
(schenkt een borrel in):

Da's een weer om nog geen politieagent door te jagen... Jesses... Hoor die wind's.

(Allen luisteren, het orgel tingelt.)
Nelly
(springt op):

Laat 'm ophouwe, moeke, laat 'm in godsnaam ophouwe! Ik word er stapelgek van!

Moeke:

Hei! Ken jij wel? Wat binne dat voor kure?

(zet het orgel af).

Ka:

Zij is net as de katte... met de wind de kop op hol. Hahaha! Met zoo'n weer mot je juist lol make!

Janus
(onverstoorbaar, onbewegelijk, als bevroren):

Mijn een borrel voor Ka.

Ka:

Zeg zuip van je eige cente.

Janus:

Binne der niet. 't Mot dus van die van de andere.

Moeke:

Ken 't, Ka?

Ka:

Nou, das dan de laatste. Hij het 'r al drie van me op. De cente groeie mijn ook niet op me rug. Das de gosganselijke dag bruggies-leunen en kringetjes-spugen en rechtszittinge meemake. Dat ie ze poote uitsteekt.

Janus:

Mijn te min en te dangereus.

Ka:

Meneer spreekt Duitsch. En voor de andere, is het voor die dan niet te... te dangereus?

Janus:

Motte zij wete.

Ka:

Lui zwijn.

Janus:

Uw dienaar.

[p. 3]
Nelly:

Pest die vent nou niet. Hij laat der tenminste geen vrouw voor opkrasse.

Janus:

Mijn een borrel voor Nelly.

Nelly:

Goeje.

Janus:

Uw dienaar.

(Pauze.)
Nelly:

Ja maar Janus, je mot toch vrete.

Janus:

Doene we ook... as 't er is.

Nelly:

En as 't er niet is?

Janus:

Dan doene we 't niet. Vrieze we dood, dan vrieze we dood

(telkens als Janus bestelt, brengt Moeke hem 't bestelde of teekent met krijt op een lei het tegoed op).

(Pauze.)
Moeke:

Hoe zou het met Pietje Knut afgeloope weze?

Janus:

Hoog en droog voor een paar maanden schoon opgeborge van weges het uitsteke van ze poote.

Ka:

Ben jij op de zitting geweest?

Janus
(schudt neen):

Vullis. Niet de moeite. Op heeterdaad betrapt. Geen schijn van een kansie.

(Regen en wind.)
Moeke:

Jesses, kinderen wat een weer.

(De deur in de fond gaat open en Pietje Knut verschijnt. Hij is dronken. Hij heeft een veel te hoog boordje aan, zoodat het den indruk maakt, alsof zijn koraalrood hoofd aan een touw hangt. Hij heeft een vuurroode das om, een paraplu in de hand. Leunt tegen den deurstijl.)
Knut:

Koopt en leest de Roode Lantaarn... het zedeschandaal van...

Nelly:

Pietje!

Ka:

Stik, daar hêj'm.

Nelly:

As je van de duivel spreekt...

Moeke:

As een maleier.

Ka:

En wat het ie om ze hals?

Knut:

... het zedeschandaal van twee rechtskundige hier ter stede en één matinee! Koopt en leest het sensatie-proces van hede morge...!

[p. 4]
Nelly:

Wat zie je der uit, Pietje?

Ka:

Wat heb je om je hals?

Knut:

Ik ben as heer... zooveel as heer...

Moeke:

Hij het ze eiges vermomd as gentlemen. Hahaha!

(Allen lachen, behalve Janus).

Knut:

Koopt en leest de Roode Lantaarn, de beruchte vrijspraak van hede morge...!

Nelly:

Ben je dan vrij gesproken?

Janus:

Ken niet. Hebbe 't proces verdaagd.

Knut
(kijkt Janus met dronkemansstarheid aan):

... Zoo?... Ken dat niet?... Zoo?

Janus:

Jou geval is volges de wet drie maande.

Knut
(vijandig):

... Zoo..? Volges de wet..? Drie maande..? Zoo..? Sakkerdju..! En as ik nou 's bij Riche gedineerd heb... heelemaal binnen in... en as ik nou 's een sigarenaanstekertje gekoch heb... he?

(toont een revolversigarenaansteker)
... En 'n paraplu van weges de rege... en asdat me... me boordje en de Edelachtbare niet nat zouwe worde... ken 't dan nog niet?

Nelly:

Ben je dan werkelijk der door geglipt?

Knut
(spreidt in wanhoop de armen):

Ja... ik ben vrijgesproke... sakkerdju!

Ka:

Nou, proficiat.

Nelly:

Wat een bof.

Knut
(geschrokken):

Bof? Wat nou bof!? Niks bof? Zei ik, dat 't bof was? Niks hoor. Das vast!

Janus:

Wat was het dan wel?

Knut
(met een lal-lachje):

Ja, wat was 't dan wel... das sakkerdju nie makkelijk te vertelle... Het ging poppie gezien, kassie dich... Maar ik bin vrijgesproken... das vast, hardstikke vast, en... en... en het was sakkerdju geen bof!

Ka:

Nou, Pietje, daar neme we der eentje op.

Knut:

Nee, niks!... Ja... da wil zegge... je ken der voor mijn as heer een neme, maar niet op de vrijspraak, niet op de vrijspraak...

Janus:

Je ken tegen mijn smoeze wat je wil, je ken mij bedondere zooveel as je wil... ijskoud... vrieze we dood, dan vrieze we dood. Maar twee agenten sleepen 'm uit de gang met de bulletjes nog in ze hand. Jij bent veroordeeld!

[p. 5]
Knut
(met ingehouden gift):

Kijk 'r's... wa je zei, da'k drie maande volges de wet had motte hebbe,... das waar..! Da'k nie vrijgesproke had kennen worde,... das ook waar... maar...

(wankelt)
ik loop nou dan toch maar los rond, hè, en ik probeer hier nou dan toch maar te staan, hè... en das toch ook waar!

Janus:

Je stond het 12e op de rol. Je ben der nog nie an te pas gekomme.

Knut:

Voor ik nou heer af ga weze, voor wij nou mot same krijge... voor ik je een tik voor je slabek geve ga, wil ik je nog wel effe zegge, dat alles nie gewoon in ze werk gegaan is... vat je? Ik... uh... ik heb ze naar me hand gezet... begrijp je wel... want geheime binne geheime... en ik... uh... ik heb wat je zou kenne noeme de wet geforceerd... Koop en leest de Rooje Lantaarn, het zedeschandaal van twee rechtskundige en één matine...

Janus:

Je bent bezope.

Ka:

Nee, das kles, Pietje.

Moeke:

Ja, die slampamper zal de wet na ze hand zette.

Nelly:

Ze zullen 'm met ze hand zien ankomme.

Knut:

Wel sakkerdju! Ik heb gezeg, van getuige mot ik niks hebbe en as jullie me niet sebiet vrijspreke... zonder verhoore, vat je wel?... zonder verhoore... dan doe ik me boekie open... en toen hebbe ze mekaar angekeke, werden bleek om derlui neuze en zeije... nou ga dan maar.

Janus:

Hij het 't delirum tresis.

Uitroepen
(onder gelach):

Hij is gek! Wat een branie! Wat een bruggespijker!

Knut:

Wel zoo'n gosliederlijk krapuul. Ik heb hem personeel meegebracht! Daar dan!

Janus:

Wie?

Knut:

Zijne Edelachtbare, sakkerdju!

(Allen schateren.)
Ka:

Pietje met de politierechter op stap.

Moeke:

Ga je roes uitmaffe, jong.

Nelly:

Hij en de wet arm in arm.

Knut:

Nou zal ik jullie 's een ding zegge... We wazze heelemaal niet van plan in zukke... minne gelegenheden te

[p. 6]

komme as hier... we wazze op stap van de eene fijnigheid naar de andere... Maar ik zeg, wach effe Edelachtbare... ik ga ze effe genavend zegge...

(Men kijkt hem in een stilte verbijsterd aan.)
Janus:

Tegen wie zei je dat?

Knut:

Tegen de politierechter, sakkerdju.

Moeke:

En waar is die dan nou?

Knut:

In de rege... buite... Ik had hem eers nie an zuk... minderwaardig volk wille presenteere, want we binne vlak midde in de deftigheid vandaag... maar nou jullie nie geloove, da'k vrijgesproke bin... nou jullie me alsmaar veraffrenteere... nou zal ie 't getuige... Das nie meer as billijk... En daarbij hangt ie me al ellenlang de keel uit... Je heb nooit zoo'n rare sijs gezien... Ik zal hem jullie late kijke... maar jullie magge hem niet voor de gek houwe...

(roept in de deur)
Hei!... Edelachtbare..! Kom der 's in!

Snoepie
(verschijnt in de deur, kletsnat).
(Allen zijn opgestaan en staren hem verwonderd aan.)
Snoepie
(allerminzaamst buigend):

... Goeden avond, dames en heeren.

(Men kijkt elkaar even verwezen aan. Dan bulderen allen van het lachen.)
Snoepie
(even vertrekt zijn gezicht zeer pijnlijk. Hij strijkt met de toppen der vingers even over zijn voorhoofd, blijft dan glimlachend wachten tot het stil is.)
Knut:

Wat een paljas, he?... Nee, schei nou uit met dat gegrinnik. Dat ken ie nie hebbe... Het binne hier geen dames en heeren, Edelachtbare.

Snoepie:

O... neemt U mij niet kwalijk.

(Allen worden verlegen en stil.)
Knut:

En nou zulle we 't ze 's effe late hoore.

(als een kermisklant, die een automaat demonstreert)
... Edelachtbare... ben ik van morge voor geweest... ja ofte nee?

Snoepie:

Uh... Ja...

Knut:

Mooi... Edelachtbare... had ik volges de wet drie maande 't bankie motte hebbe... ja ofte nee?

[p. 7]
Snoepie:

Ja... ik geloof het wel.

Knut:

Mooi... Edelachtbare, ben ik van morge vrijgesproke of ben ik sakkerdju niet vrijgesproke?

Snoepie:

Ja... je bent vrijgesproken.

Knut:

O zoo...

(Stilte.)
Knut:

En nou zeg ik maar niks anders as... Koopt en leest de Rooje Lantaarn, het zedeschandaal van twee rechtskundige en één matine...

Janus:

Nou, al staan morge de huize op der kop... altijd Uw dienaar... vrieze we dood, dan vrieze we dood... Mijn een borrel en een broodje met kaas voor Pietje.

Knut
(met een wijdsch gebaar):

Ken ie hebbe!... Ja, ze douwe Pietje zoo maar voor drie maande de bak in, ja!... Och man, zonder getuige... zonder verhoore... sebiet afgeloope... Nou ja, wete jullie veel, maar... uh... protectie is in onze kringe alles... protectie en geheime...

(ploft in een stoel, dommelt mompelend half in).

(Ka en Nelly hebben Snoepie aangekeken alsof hij eene rariteit was, wenden zich nu af.)
Nelly:

Wat een lieve kerel, he?

Ka:

Een stapel krankjoreme gek, dat ie met zoo'n geboefte op stap is of ie mot zelf wat op ze kerfstok hebbe.

Moeke
(bedient).
(Het feit, dat niemand zich met Snoepie bemoeit, is erg pijnlijk voor hem. Hij staat hulpeloos te glimlachen.)
Ka
(over haar schouder keen):

... Kom je niet effe bij ons zitte, schat?

Snoepie
(gaat tusschen de vrouwen in zitten):

Als U het goed vindt, graag.

Nelly:

Geef je een biertje weg, liefde?

Snoepie:

Ja, juffrouw als U...

Ka:

Zeg zit ons nou niet te bedondere met je juffrouw. Je doet alsof je nog nooit een vrouw van het leven voor je gehad hebt.

Snoepie
(lachend):

Jawel, dat heb ik natuurlijk wel, maar ik zie geen motief...

[p. 8]
Knut:

Laat 'm in gosnaam niet met ze motieve en zoo beginne want dan is ie om op te spuge...

(Allen lachen. Snoepie lacht zuurzoet mee.)
Moeke:

Is U werkelijk politierechter?

Snoepie
(plukt aan zijn das):

Ja... ten minste van morgen was ik het nog.

Moeke:

En is U het dan nu niet meer?

Snoepie:

Nee, ik moet mijn ontslag nemen.

Moeke:

En komt dat door dat stuk gannef daar?

Snoepie:

Nee, nee, dat moet U niet denken. Dat komt door... heel iets anders.

Moeke:

Ik heb er niks mee te maken, maar je doet niks goed, jonge, door met die vent op stap te gaan. Das geen portee voor jou. Je vergooit je heele toekomst.

Snoepie:

U is erg vriendelijk, maar aan die toekomst is toch niet veel verloren.

Ka:

Hoe kom je dan aan die zakkeroller?

Knut
(springt op):

Wel sakkerdju, das me eer te na, dat het me nog niemand gezegd. Je mot wete tege wie je zakkeroller zegt. Ik loop niet achter de menschen in derlui zak te friemele. Edelachtbare, getuig het. He'k je voor een cent bejat?

Snoepie:

Nee, ik geloof het niet.

Nelly:

Hoe komen jullie dan samen op het pad?

Knut:

Hij het me vrijgesproke en toen,... toen heb ik gezegd, zet het uit je hoofd, Edelachtbare, en neem 's 'n verzetje en toen hebbe we samen de heele dag een verzetje genomen. Maar wat we nou uit ons hoofd moste zette, waarom we nou een verzetje neme moste, dat binne onze geheime en dat raakt niemand. Wat jij, Edelachtbare?

Snoepie:

Ja, ja, dat is zoo.

Knut:

Hij het me te ete gegeven, heelemaal binnen in Riche en hij het me zooveel as een boordje gekoch en... dat speeldingetje...

(toont sigarenaansteker)
... en een paraplu. Maar nooit zegge we, waarom we dat allemaal gedaan hebben, niet, Edelachtbare, nooit!

Janus:

Een borrel en een broodje met kaas voor de Edelachtbare.

[p. 9]
Snoepie:

Nee, het is beter het niet te zeggen.

Knut:

Of... zouwe we het toch maar zegge?

Snoepie:

Nee, nee, liever niet, dat zijn toch dingen...

Ka:

Nou, ons ken je vertrouwen, we hebbe allemaal onze vuiligheidjes.

Nelly:

Nou, as ie het nou liever niet het, misschien is het narigheid.

Knut:

Na!... Ze meissie het 'm met het O.M. bedroge. Nou wete jullie het.

Nelly:

Jesses, wat een kreng!

Ka
(schaterlacht).
Knut:

En ik heb dat bij een krakie gemorke en daardoor heb ik de wet nou zoo naar me hand gezet. Asjeblieft!

Janus:

De beste vrouw is nog drijfzand, Edelachtbare.

Ka:

En wat binne wij dan, stuk chagerijn?

Janus:

Modder.

Ka:

Stik.

Janus:

Altijd Uw dienaar. Nog een borrel voor zijne Edelachtbaarheid.

Moeke:

Ken dat, Edelachtbare?

Snoepie:

Ik zal het erg plezierig vinden, als meneer eenige borrels voor mijn rekening...

Nelly:

Was het je verloofde?

Knut:

Wij in onze kringe hebbe geen verloofde. Het was onze matinee.

Ka:

Wat een dros! Is dat alles? Dan slaat ie der op der facie.

Knut:

Wij in onze kringen slaan niet op facies.

Janus:

Nog een borrel voor Pietje.

Moeke:

Pietje?

Knut:

Ken ie hebbe, ken ie hebbe.

Janus:

Das 'n credit van drie borrels en een broodje kaas. Hou je de rekening bij?

Moeke:

Zal je niks te kort doen, luilak!

Nelly:

Nou, dan laat ie der stikke en neemt een ander.

Knut:

Dat kenne we niet, want we hebbe al onze cente op dat kreng vastgezet... Ja, ze spreke Pietje voor de mop vrij. Haarfijn wist ik alles. Dat vatte jullie zeker nou wel.

[p. 10]
(Het is onder de laatste mededeeling van Knut stil geworden.)
Moeke:

He' jij die meid al je geld gegeven?

Snoepie:

Ja... zoo ongeveer.

Nelly:

Och, jesses, en heb je nou niks meer?

Snoepie
(speelt om zijn verdriet te verbergen met de revolver-sigarenaansteker):

... Nou, niets meer... maar toch niet veel.

Ka:

Das ook verrek stom.

Nelly:

En waarom heb je dat gedaan?

Snoepie
(staart):

Nou... uh... omdat ik... van haar hield.

Knut:

Ja, zoo binne wij in onze kringe.

Moeke
(in een zucht):

Ja... die liefde weet wat.

(Een stilte.)
Ka
(lief):

... Zet je hoed af, kerel.

(neemt zijn hoed af, streelt zijne hand).

Nelly:

Wat zit je haar in de war

(streelt zijn haar).

Knut:

Niet te veel an 'm komme.

Snoepie
(gaat met de handen voor het gezicht zitten).
Knut:

Nou motte jullie 'm late zitte, want as ie zoo ze smoel bedekt, krijg je het eerste half uur geen stom woord uit hem. Ik ken dat. Heb ik vandaag al een keer of zes meegemaakt.

Janus:

Nog een borrel voor Pietje.

Knut:

Ken ie weer hebbe.

Moeke:

Ze moeste zoo'n slet opsluite.

Knut:

Nou ja, wie laat zich nou ook Snoepie noemen?

Ka:

Wat zeg je?... Verrek! Snoepie, hahaha, Snoepie, hahaha!

Nelly
(glimlachend het hoofd schuddend):

Nee, das geen naam voor een man.

Ka:

Wat een snertvent! Hei, Snoepie, hahaha, Snoepie!

Knut:

Hij is goed, he?

Moeke:

Nee, nou motte jullie hem niet ook nog voor de mal houwe.

Snoepie
(slaat woest met de vlakke handen op tafel, springt op):

Nee, laat ze hun gang gaan, hahaha, ik zou het

[p. 11]

waarempel missen, als ze het lieten.

(tegen Ka)
Hoe heet jij?

Ka:

Koekie, Snoepie, hahahaha!

Allen
(lachen).
Knut:

En wete jullie hoe ze meissie heette?... Toto.

Uitroepen:

Wat een vent! Wat een snertkerel! Toto! Hê je ooit!

Snoepie
(plotseling in volle drift):

... Als het nou maar uit is. Ik wil het niet meer. Verstaan! Begrepen!?

(Door die onverwachte uitbarsting plotselinge stilte.)
Snoepie:

Is hier wijn in dat krot?

Moeke
(timide):

Ik geloof, dat ik in de kast nog...

(verroert niet).

Snoepie
(snauwend):

Haal hier! We zullen er een dronkemansbende van maken, dat ze er in de hel gegeneerd over zijn! Hahahaha!

Knut:

Nou slaat ie me sakkerdju op hol... en in mijn maag ken geen druppel meer bij.

(De verlegenheid door Snoepie's uitval houdt aan.)
Snoepie:

Waar blijft die wijn nou? Ik betaal. Zooveel heb ik nog. Jullie hoeven daarvoor niet bang te zijn. Vooruit! Schiet op!

Moeke
(timide):

Ja, ja, ja...

(af).

Snoepie:

Wat staan jullie me daar nou allemaal zoo aan te gapen?

Janus
(die alles volmaakt onbewogen aangezien heeft):

Een borrel en een broodje met kaas voor zijne Edelachtbaarheid.

Snoepie
(snauwend):

Wat is dat nou? Jij bestelt steeds maar broodjes met kaas voor een andermans rekening. Is dat een collega van je, Pietje?

Knut:

Doe me een lol. Draag ik een boordje of draag ik geen boordje.

Snoepie:

Hei, juffrouw, stop die vent vol met broodjes met kaas, hahaha! Honderd broodjes met kaas voor mijne rekening.

Janus:

Dank U. Ik zal er deze keer niet van profiteeren. Altijd Uw dienaar, maar ik neem nooit iets voor niks aan.

[p. 12]
Snoepie:

Die vent is gek. Hij heeft tot nu toe nog niets anders gedaan, dan alles voor niets aannemen.

Janus:

Pardon, Edelachtbare, ik ben klaplooper en ik werk voor mijn brood.

Allen
(lachen onder uitroepen van):

Die is goed! Lui zwijn! Hij werke!

Janus:

Zij snappen dat niet Edelachtbare. Mijn werk is de heele dag met alle aandacht gesprekken van zuk soort mensche anhoore. Vandaag, geen schijn van een gelegenheid om een bestelling te plaatse tot voor een kwartier geleje. Dat is het vermoeiende van me vak, je mot de heele dag as de bliksem oplette om het goeje moment voor je bestelling uit te pikke. Dat was met me laatste broodje met kaas niet het geval. Daarom ken ik het niet accepteeren. Ik ben geen bedelaar. Altijd uw dienaar. Vriezen we dood, dan vriezen we dood.

Snoepie:

Ik ben hier in een uitgelezen gezelschap. De dief, de klaplooper, de vrouw, de rechter, de heele maatschappij! Laat het orgel janken! Er past verdikkeme muziek bij!

Moeke
(heeft de wijn in kopjes geschonken, zet het orgel aan).
(Allen hebben een kopje in de hand.)
Snoepie:

Nou, alle heil voor... Toto... en het O.M.

(De deur in de fond gaat open. In avondtoilet verschijnen: Toto, Mr. Stijging en de Ambtenaar O.M.)
Ambtenaar O.M.:

Hier! Hier zullen we nog een kijkje nemen.

Stijging:

Ik amuseer me kostelijk. We zijn aardig aan de rol, zeg. In zoo'n natuurstaat krijg je ze voor de balie niet.

Toto:

Muziek! Hier gaan we dansen!

(Allen hebben hun kopje leeggedronken en kijken naar de binnenkomenden.)
Snoepie
(heeft het kopje aan den mond gezet, blijft bij de stem van Toto doodstil staan, draait zich dan langzaam om).
Toto
(gaat uitbundig naar hem toe):

Hallo! Daar heb je Snoepie. Op z'n eentje aan de boemel.

[p. 13]
Knut:

Sakkerdju, wat een bak!

Nelly:

Is ze dat?

Ka:

Dat geeft lekkere mot.

Moeke:

Jesses, kindere... me zaak.

Snoepie
(tegen Toto):

Kom niet bij me en blijf waar je bent!

Ambtenaar O.M.:

Dat treft bliksems ongelukkig.

Stijging
(lachend):

Soort zoekt soort.

Ambtenaar O.M.:

We gaan, menschen, kom.

Snoepie
(brengt zijn hand langzaam naar zijne zak)

... Je verzet geen stap O.M.... Pietje, sluit die deur af.

Knut:

Dank je... Vrijheidsberooving. Kost me veertien dage. Doe het maar zelf.

Snoepie
(sluit de deur af).
Ambtenaar O.M.:

Wat is dat? Wat moet dat?

Stijging:

Ik sommeer U direct die deur te ontsluiten! Direct!

Toto:

Snoepie, wat is dat nou, jongen? Wat doe je nou? Ben je boos?

Snoepie:

Wat ik doen ga? Hahahaha! Wat moet ik nou met ze doen, Pietje? Op der smoel timmere! Nee... hahaha, ik heb iets veel beters... Pietje, hoor je de regen en wind, kameraad. Wat een plezierige longontsteking zou dat geven!

Ambtenaar O.M.:

Kunnen we nou weg gaan of niet!

Stijging:

Dat is een ongehoord schandaal! Dat is een perfide brutaliteit!

Snoepie:

Komen jullie hier in de nachtkroegen om ons, het gemeene volk, te zien? Wij, leden der rechterlijke minderheid, tegen wie jullie gezegd hebben, dat mag niet? Geldt dat ook voor de slaapkamers van andermans vrouwen O.M.? Of mag daar alles?

Ambtenaar O.M.
(bonst tegen de deur):

Ik wil die deur open! Ik schreeuw om hulp!

Stijging:

Is er geen achteruitgang, vrouwtje? Ik heb geld! Ik heb veel geld!

Toto:

Wat is dat nou toch allemaal voor onzin, Snoepie!

Snoepie
(sigarenaansteker uit zijn zak):

Als iemand nog een kik geeft, als iemand nog een stap verzet, leg ik hem neer!

[p. 14]
Ambtenaar O.M.:

O!... Dat is... Wij zullen U uitleggen... U zult begrijpen... U...

Stijging:

Laat hem dat wapen weg doen! Laat hem die revolver in zijn zak steken!

Knut:

Hohohohoho! Die is goed! Sakkerdju, die is goed! Daar doe ik me boordje bij uit.

Allen
(lachen):

Wat een mop! Verrek! Een revolver!

Snoepie:

Had jij nou gedacht, Pietje, toen we samen dat dingetje kochten, dat we daar nog zooveel plezier van hebben zouden?

Stijging
(in giftige haat):

Ik sommeer je dat wapen weg te doen! Ik sommeer je die revolver weg te doen! Doe de deur open! Ploert! Schooier!

Knut:

Hou, hou! Altijd netjes blijve! Altijd heer blijve! Niet schelde!

Ambtenaar O.M.
(sidderend):

Nee, collega, we moeten kalm blijven! Kalm blijven! Vooral geen verzet! Geen verzet!

Toto:

Maar lieve jongen, wat scheelt je nou toch? Ben je dronken?

Snoepie
(driftig):

Ik wil geen woord meer hooren of zoo waar ik leef, ik haal die haan over!

(Stilte. Allen kijken elkaar en de sigarenaansteker aan.)
Knut:

Zeg 's, Edelachtbare,... weet je wel zeker, dat 't dat dingetje is, wa we gekoch hebbe, dat je daar in je hand hebt?

Snoepie
(staat hijgend van emotie, bekijkt de sigarenaansteker):

Ik weet niets meer zeker!

Knut:

Hij heeft sakkerdju een echte proppeschieter in zijn jatte!

(wijkt).

Ka:

Dat ie der voor der test schiet, de stinkmadam!

(wijkt angstig terug).

Nelly:

He, jesses, nee, ik ken geen bloed zien!

Moeke:

Kinderen... een moord... in me zaak!

Janus
(tot nu toe de kalmte en onbewogenheid zelf, staat sidderend op):

Ik wil effe meedeele, asdat er hier om zoo te zegge niks gebeurt. Ik zie niks, ik hoor niks, er gebeurt voor mij niks!

Stijging:

Doe dan die deur open en roep de politie!

[p. 15]
Janus
(sidderend van haat):

Ik zeg, dat er voor mij niks gebeurt, versta je! Niks! Niks! Niks! Als ik het niet wil, wil ik het niet, wil ik het niet!

Snoepie
(ziet de emotie van Janus voor kameraadschappelijkheid aan, neemt hem bij den arm):

Ja, ja! We trappen ze samen dood! We knijpen ze samen kapot!

Janus
(rukt zich in heftige angst los):

Nee, nee! Ik wil niet! Er gebeurt niks! Ik wil niet! Ik stop me vingers in me ooren en hou me oogen dicht.

(doet zoo, gaat zitten)
Er is niemand meer. Ik ben alleen! Er gebeurt niks! Vries ik dood, dan vries ik dood!
(blijft zoo de volgende scêne zitten).

Snoepie
(zeer nerveus):

Alleen dan maar, alleen dan maar!... Pietje, kameraad, heb jij wel eens een berooving gezien?... Nee... Dan zul je der nu een fijne meemaken!... Hoeden af en overjassen uit!

(O.M. en Stijging doen zoo)
Pak aan, Pietje!
(tegen Toto)
Halssnoer en ringen uit!

Toto:

O, jongen, ik wil met alle plezier mee in die comedie spelen. Als je maar weet, dat ik niet bang ben voor wat je daar in je handen hebt.

Snoepie:

Halssnoer en ringen uit!... Zie zoo... Geef aan... Nee, juweelen is voor vrouwen te gevaarlijk. Steek in je zak, Pietje!

Knut:

Sakkerdju, dat is voor kapitalen!

Snoepie:

Portefeuille, horloges, alles uit jullie zakken!

Stijging:

Ik protesteer...

Snoepie:

Alles uit je zak, zeg ik!

Snoepie
(tegen Nelly en Ka):

Pak aan, jullie.

Ka:

Dank je, ik verdien me geld op een eerlijke manier!

Nelly:

Gos, as me man het wist...

Snoepie
(tegen Pietje):

Pak aan, jij!... Zie zoo... En nou... boorden en jassen uit!

Knut:

Wat zeg ie?

Stijging:

U hebt ons nu beroofd! Ik had niet meer verwacht! Maar laat het nou genoeg zijn!

Ambtenaar O.M.:

Me dunkt, dat het nou voldoende is!

Snoepie:

Boorden en jassen uit of moet ik het zelf komen doen?

(O.M. en Stijging doen zoo. Toto staat alles glimlachend aan te kijken.)
[p. 16]
Snoepie:

Vesten uit!... Kousen en schoenen uit!

Knut:

Hij gaat ze nakend uitkleeje, spiernakend, let op!

Ka:

Daar ga ik bij zitte.

Nelly:

Gewoonlijk motte wij ons voor hun uitkleeje, nou doen zij 't voor ons. Is ie effe gekloft!

(gaat zitten).

Moeke:

Kijk's, wat een fijn ondergoed, die ouwe an het.

Snoepie:

Hoor je de regen en die wind? Pietje!... Uitkleejen kan zoo bliksems koud zijn!... Pantalons uit!

Ka
(hartstochtelijk):

Hun hempie ook, Snoepie, alles hoor! Fijn!

Nelly
(lachend):

Ik lach me 'n breuk.

Ambtenaar O.M.:

O!... Uh... Dat is... Nooit!.., Nooit!

Stijging:

Ik... Nooit! Nooit!

Snoepie:

Maken jullie me niet driftig. Het zou kunnen dat het beven van mijn vinger die trekker overhaalt!

(O.M. en Stijging doen pantalon uit)
En nou, Pietje, zet wagewijd de deur open!
(Pietje doet zoo)
Vooruit! Nou! De deur is ontsloten! De straat op! Vooruit!

Ka
(fel):

Late we ze de kleere van 't lijf rijte, de sloebers! Late we ze naakt de straat op jage!

Knut:

Brand je poote niet!

Nelly
(houdt Ka tegen):

Ben je bedonderd! Hier!

Stijging:

Ik wil niet!... Het is mijn dood!... De regen!...

Snoepie
(ziedend van drift):

Moet ik jullie der uit slaan?

Ambtenaar O.M.:

Kom, collega, kom, voor er erger gebeurt!

(beiden af).

Snoepie
(tegen Toto):

Jou moest ik naakt de wind in sturen. Maar de menschen zullen meer dan genoeg weten wie je bent, als ze je zien met die twee in hun onderbroek. Schiet op!

Toto
(wandelt naar binnen):

Dank je. Het regent me te erg.

Ka
(ongerust):

Ik smeer hem...

Nelly:

Daar komt mot van! Saluutjes!

(af met Ka).

Janus
(zit nog steeds met oogen dicht en vingers in de ooren.)
[p. 17]
Moeke:

Het is een schandaal... zukke fijne heeren in derlui ondergoed. Daar komt schandaal van. Ik ga sluiten, als de bliksem sluite... en 't licht mot uit

(sluit en doet 't licht uit, ruimt gejaagd op).

Snoepie:

Zie je Pietje, zoo is het heele leven. Als je een sigarenaansteker in je hand hebt, dan zweer je dat het een revolver is en als je een revolver bezit, dan weet je er niet meer mee te doen dan met een sigarenaansteker. De eeuwige vergissing...

Toto
(gaat zitten):

Die ik nooit gemaakt heb, want ik heb altijd wel geweten, dat jij nooit een revolver, maar altijd een sigarenaansteker in je hand had.

Knut
(onderdanig):

Pardon... juffrouw... mevrouw... het is in ons vak geen gewoonte... ziet U... maar de juweelen ken U wel terug krijgen.

Snoepie:

Nee, Pietje, zij geeft je die cadeau... als vergoeding voor de mislukte inbraak en voor den val...

Knut:

Mevrouw?

(kijkt angstig naar de deur).

Toto
(trekt de schouders op).
Knut:

Dank U, mevrouw... as Uwes het goed vindt... dan... dan ga ik nou maar. D'r is vuil weer an de lucht.

Snoepie:

Kruip jij ook al, Pietje... dief? Vriend van een dag?... Lid van de minderheid?

Knut:

Ja, Edelachtbare... een vrouw is een vrouw en... en dan zoo vlak bij

(af).

Moeke:

En nou moet je make dat je weg komt, meneer. Ik wil met de politie niks te make hebbe

(af met glazen).

Toto
(begint te huilen):

Je bent een nare misselijke jongen om me zoo te compromiteeren. Zoo gemeen te behandelen, terwijl ik het heelemaal niet aan je verdiend heb! Wat bezielt je? Je hebt mijn heele avond bedorven.

Snoepie:

Je heele nacht.

Toto:

Nacht?

Snoepie
(met tranen in de oogen):

Hoe heb je 't kunnen doen, lieveling? Hoe heb je 't over je hart kunnen verkrijgen om mij, die niemand anders... om mij... die... die... om me zoo gemeen te behandelen en... te bedriegen?

Toto:

Bedriegen? Ik jou?

Snoepie:

Ja, met het O.M.

[p. 18]
Toto:

O!... Is het daarom... En waarom doe je daar nou eerst vandaag zoo mal om?

Snoepie:

Omdat ik het vandaag eerst te weten ben gekomen.

Toto:

Vandaag eerst..? Gos, ik dacht, dat je het allang wist.

Snoepie
(valt in een stoel):

Allang wist? Ben je stapelgek geworden? Het leven en de waarheid...

Toto
(gehinderd):

Nou niet doen alsof het een revolver is, Snoepie, want het is maar een sigarenaansteker.

Snoepie:

Zeg 's, jij doet alsof het niet meer dan billijk en natuurlijk is, dat je me bedriegt.

Toto:

Ja maar, dat is het dan toch ook lieveling. Nou ja, niet met die lummel; dat is eerst van de laatste week, maar ik dacht werkelijk, dat je het al maanden wist, dat ik je bedroog en dat je het nu maar stilzwijgend toeliet en goed vond, omdat je inzag, dat het toch niet anders kon. Ik heb dat juist zoo erg in je gewaardeerd. Ik vind het erg jammer, hoor, Snoepie. Ik kan het niet helpen. Ik had je wijzer gedacht.

Snoepie
(volkomen de kluts kwijt):

Als... als ik het goed begrijp, dan is je bedoeling te zeggen, dat ik het ben, die tegengevallen is.

Toto:

Ja, natuurlijk.

Snoepie:

Een oogenblikje. Die gedachtegang is me wat erg vreemd. Ik heb een lijfrente voor je gekocht...

Toto:

Ja, hoor 's, Snoepie, dat is nou verschrikkelijk onkiesch. Het feit, dat ik je bedrogen heb, is juist het bewijs, dat ik je niet om die lijfrente genomen heb, maar dat ik van je hou.

Snoepie
(verwezen):

Dat je me bedroog is het bewijs, dat je me niet om het geld... maar dat je van me houdt...

Toto:

Natuurlijk. Als ik me door je gekocht had gevoeld, dan was ik je terwille van het geld, dat ik natuurlijk niet verliezen wou, trouw gebleven. Ik heb echter geen enkel oogenblik aan dat geld gedacht. Ik heb me gevoeld en gedragen als je vrouw.

Snoepie:

Ja, maar... als mijn vrouw had je me juist niet moeten bedriegen.

Toto
(gaat op zijn schoot zitten):

Och, lieve, domme jon-

[p. 19]

gen. Mannen als jij worden door hunne vrouwen immers altijd bedrogen. Daarom koopen ze als ze getrouwd zijn ook altijd een maitresse. En dat was ik toch niet van jou. Ik was je vrouw en bedroog je. Heusch, onze verhouding zou niet compleet geweest zijn, als ik je niet af en toe naar Tom Mix gestuurd had en... niet zoo lang geduurd hebben.

Snoepie:

Dus... ik moet je als het even wil nog bedanken ook, dat je me bedroog.

Toto:

Bedanken, nee, dat is niet noodig, maar zonder Charly Chaplin en dergelijke had je me heusch zoo lang niet gehouden.

Snoepie
(staat op, zet haar neer):

Mannen als ik worden voor den gek gehouden, mannen als ik worden bedrogen, belogen, uitgelachen. Is er nou ook iets wat mannen als ik niet worden?

Toto:

Ja.

Snoepie:

Zoo! Goddank. Wat dan?

Toto:

Au serieux genomen.

Snoepie
(terneergeslagen):

... O.

(Pauze.)
Toto:

Die lijfrente kan ik je niet terug geven, is het wel?

Snoepie:

Nee, die kun je me niet teruggeven.

Toto:

En... uh... de uitkeering iedere maand bij me komen halen...

Snoepie:

Och... daar komt natuurlijk ook niets van... en dan vind ik dat ook...

Toto:

Wat vind je dat?

Snoepie
(treurig):

Nee, niets... hou het geld maar.

Toto
(springt op zijn schoot):

He, jasses, wat is dat allemaal vervelend. Troost me nou maar eens gauw voor al de narigheid die je me aandoet...

Snoepie
(beschermend):

Jij, lieve goeje Toto.

Toto:

Zal ik maar weer goed op je worden?

Snoepie:

Ja, nee, dat is toch werkelijk al te gek. Al worden mannen als ik dan niet au serieux genomen, het is en blijft toch een feit, dat jij me bedrogen hebt.

Toto:

Nou ja, dat weet ik wel, maar ik ben nou toch een ander geworden. Ik lig zalig.

[p. 20]
Snoepie:

Hoezoo, een ander?

Toto:

Nou, ik bedrieg je nu toch niet meer.

Snoepie
(smalend):

Ja.

Toto:

Alles wat je zoo even tegen me gezegd hebt... heusch, ik beloof het je.

Snoepie
(zet haar recht):

Eerlijk en echt?

Toto:

Nee, nee, me niet los laten. Het is zoo lekker warm zoo tegen je aan.

Snoepie:

Ja, wat is nou ook eigenlijk bedriegen?

Toto:

Wel ja, wat is het ook eigenlijk.

Snoepie
(staart voor zich uit):

Ik hou van je, ik hou zoo vreeselijk veel van je

(begint te huilen).

(Geklop aan de deur. Moeke komt open doen.)
(In de fond-deur verschijnen O.M. en Mr. Stijging met twee agenten. O.M. en Stijging bibberend in politie-cape.)
Stijging:

Daar zit dat individu. Arresteer hem. Doe hem de ijzers aan!

(niest).

Agent:

Pardon meneer, as U zonder verzet meegaat...

Toto:

Jongen, wat is dat? Wat willen ze?

Snoepie:

Verdomd!... Dat ik daar niet aan gedacht heb.

Stijging
(ziet de weggeworpen sigarenaansteker):

Het wapen! Daar! Daar! Neem het in beslag!

(niest).

Snoepie:

Het wapen?... Een sigarenaansteker!

Stijging
(rukt den agent het voorwerp uit de hand):

Wat is dat? Wat is dat? Dief! Schooier! Ik nek je carrière! Je gaat de nor in! Ik maak je toekomst kapot!

(niest).

Snoepie:

Het was maar een grap, heeren... onder vrienden... U ziet zelf...

Agent:

Een grap... ja... ja... Hebt U dan het eigendom van deze heeren nog?

Toto:

Ik heb alles. Er is mij niets afgenomen.

Stijging:

Dat liegt de slet! Dat liegt het wijf!

Snoepie
(heeft angstig rondgekeken):

... Pietje... Nee... het eigendom... dat heb ik niet meer...

Agent:

Ja, meneer, dan spijt het me.

(legt een hand op de schouder van Snoepie).

Snoepie:

Zoo zie je, lieve Toto, dat het toch weer niet waar is, dat een sigarenaansteker niet meer dan een sigaren-

[p. 21]

aansteker is. Op een gegeven oogenblik blijkt het toch weer een revolver te zijn. De werkelijkheid? Ha! Mijne heeren, als een mooie vrouw. Bedrog, niets dan bedrog en tegelijkertijd de zuiverste waarheid! Ik ga mee!

(af met agent, O.M. en Stijging).

Stijging:

Sleur hem door de drukste straten! Ik nek hem! Ik...

(niest).

Moeke
(die de vorige scêne angstig in een hoek heeft aangezien, schudt Janus):

Hei, vooruit! Ze zijn weg! Schiet op!

Toto:

Jeetje, die arme Snoepie... Maar hij komt wel weer vrij.

Janus
(doet de oogen open, de vingers uit de ooren):

Hè... ik schrik... wat ken je met je oogen en ooren dicht mooie dingen zien, hè.

Toto:

Zou U geen auto voor me kunnen halen.

Janus:

Een broodje met kaas voor de juffrouw. Inpakken.

Toto:

Ja, dat is goed, maar ik wou een auto...

Janus:

As ik der straks kasuweel een tege kom, wil ik het hem wel zegge.

DOEK.

a. derfesne