[p. 348]

Buitenlandsch overzicht

Het eenig lichtpunt
24 November 1933.

Hitler heeft het fiat dat hij wenschte, verkregen. Aankondiging van een voornemen tot herbewapening is er niet op gevolgd. De mogendheden die in den Volkenbond zijn gebleven kunnen, zoo zij willen, hun ontwapeningsbesprekingen voortzetten, en daarmede Duitschland nopen, zich uit te spreken omtrent het bereikt resultaat. Duitschland heeft voor en na verzekerd, slechts te verlangen dat de anderen vóórgaan, en de gedwongen ontwapening, indertijd aan Duitschland opgelegd, door eigen vrijwillige ontwapening doen volgen. Nooit zonder proeftijd en contrôle, hebben de anderen gezegd, en hierop is Duitschland's uittreden uit den Volkenbond gevolgd.

Kunnen nu Engeland en Frankrijk met de zaak voortgaan, of moeten zij haar eveneens opgeven?

Wij willen doorgaan, heeft Sir John Simon in het Lagerhuis gezegd, en niemand daar verklaarde er zich tegen. Aandrang dus van Engeland op Frankrijk, om zich tot eenigerlei concessie aan Duitschland bereid te verklaren. Maar tegelijk een spel van Hitler: alleen door directe besprekingen met Duitschland kan de spanning tusschen dit land en Frankrijk verminderen. Frankrijk dus opgewekt tot voortzetting der staatkunde van Briand, tegenover een Duitschland evenwel waarin Stresemann door Hitler is vervangen.

Frankrijk is met de zaak uiterst verlegen. Hitler afstooten lijkt gevaarlijk: men zal hem tot den gevangene maken van zijn eigen leuzen uit Mein Kampf. Concessiën doen aan

[p. 349]

Hitler? Proeftijd en contrôle opofferen? Kan men dan Hitler waarlijk vertrouwen? Kan men in zijn vredesbetuigingen iets anders dan een tactische manoeuvre zien?

De Petit Parisien, met onthullingen van onbewezen geloofwaardigheid, werkt de Duitsch-Fransche toenadering tegen. Of de medegedeelde stukken authentiek zijn in dezen zin, dat werkelijk op het oogenblik, of voor eenige weken, Duitsche propaganda-agenten in den vreemde van Berlijn uit worden (werden) geïnstrueerd gelijk het Parijsche blad het voorstelt, is wel niet zonder belang, maar toch niet van beslissende beteekenis. De tegenstrijdigheid tusschen den vredes-Hitler voor buitenlandsche en den oorlogs-Hitler voor binnenlandsche consumptie bestaat, en blijft bestaan, ook al mocht bewezen kunnen worden dat de propaganda-instructies door den Petit Parisien afgedrukt van A tot Z onecht zijn. Den Hitler van het interview met den Matin aan zijn woord te houden beteekent, hem den Hitler van Mein Kampf, den Hitler ook zooals de millioenen die tot vreugdetranen over zijne dictatuur bewogen zijn zich hem voorstellen, te doen verloochenen. Het is niet gelukkig dat Frankrijk ten uiterste wantrouwend blijft, maar het is o! zoo begrijpelijk.

Het is niet waarschijnlijk dat Hitler voor het oogenblik op oorlog aanstuurt. Hij legt het zichtbaar op iets anders aan: op het losser maken der banden tusschen de mogendheden die een eenheidsfront tegen hem hebben willen vormen, en aanvankelijk heeft hij hierin succes. De Volkenbond weet zijn figuur niet anders te redden dan door het oogenblik waarop zijn stem zou moeten klinken gedurig te verdagen. Polen twijfelt of zijn belang gebiedt zich nog langer eng aan Frankrijk gesloten te houden, en Mussolini afficheert zich weer eens als wonderdokter voor Europa's nooden, wat hij altijd pleegt te doen zoodra Frankrijk in zijne actie van hegemonievoerend land is vastgeloopen. Het ziet er met die Fransche hegemonie - en met de Fransche schatkist - bedenkelijk uit. Sarraut daareven weer gevallen, na Daladier, en over een nog onnoozeler lijkend struikelblok. Fransche premiers van dezen tijd schijnen weinig geneigd hun politieke leven met hand en tand te verdedigen; zij zijn virtuozen in het heen gaan met stille trom. Is het niet mede ook uit besef

[p. 350]

van den bitteren ernst der beslissingen, waarvoor een nabije toekomst Frankrijk stellen gaat? Voor Hitler wijken, en de financiën saneeren: dat kan samengaan, maar het een lijkt zoo gevaarlijk als het andere noodzakelijk. Hitler onder den druk van een militair overwicht te houden is óók een politiek, maar eene die eigenlijk niet meer betaald kan worden....

 

Terwijl Europa uit zijn moeilijkheden nog niet den weg weet, is de Pacific-wereld almede in diepe ondergrondsche beroering. Zoo vol argwaan als Frankrijk de excessen van het Duitsche nationalisme volgt, doet Amerika het die van de gelijknamige beweging in Japan. Wanneer Japan werkelijk amok maakt - allerlei teekenen schijnen er op te wijzen dat zijne zenuwen thans hevig gespannen zijn - zal het alleen in medewerking met Rusland afdoende zijn te bedwingen. Met de Sowjet-regeering dus, die de Vereenigde Staten nog niet erkend hadden. Die erkenning heeft deze maand plaats gehad. Het lijkt een gebeurtenis van buitengemeen belang. Mocht ooit Japan het verdrag van 1922 verbreken of opzeggen, dan kan nu Amerika, te Wladiwostok, een veel gunstiger gelegen, moeilijker aan te tasten vlootbasis inrichten dan het indertijd als zoodanig opgeofferde Guam ooit geweest is.

 

Amerika, Rusland, Duitschland, Japan in volle staatkundige actie. Geen van vieren lid van den Volkenbond. Op de positie van dirigeerende macht (wat hij nooit geweest is, en waartoe hij nimmer bewerktuigd werd) heeft deze thans minder kans dan ooit. Maar manoeuvreeren althans, kan hij dàt nog? De tegen 4 December beraamde zitting van de algemeene commissie der ontwapenings-conferentie moest tot een nader te bepalen datum (op of na 15 Januari) worden uitgesteld. Aan de aanneming van Henderson's voorstel tot deze verdaging ‘ging geen enkele discussie vooraf’. Het ware ook te pijnlijk geweest, onderstreept te zien dat het effect van Henderson's dreigement met ontslag nihil is gebleven. Erger nog is, dat de geheele reis van Sir John Simon en Paul Boncour naar Genève even onzeker laat als tevoren, wat nu eigenlijk midden Januari de conferentie bij de hand

[p. 351]

zal kunnen nemen. De bekendmaking van het resultaat der besprekingen van de beide ministers met Henderson is vervat in een werkelijk onnavolgbaren Genève-stijl: ‘Gebleken is, dat in het tegenwoordig stadium de arbeid der ontwapeningsconferentie het best zou vergemakkelijkt worden door parellelle en aanvullende bemoeiïngen tusschen de verschillende staten en volledig gebruik maken der diplomatieke machinerie.’ Alsof machinerie iets vermag bij radeloosheid, en daardoor veroorzaakte werkeloosheid, der machinisten.

De Volkenbond, die aan een vitium originis leed, heeft ons jaren lang met een schijn van vooruitgang en verbetering vertrouwd gemaakt. Het is wel goed dat het rijk der phraseologie thans uit heeft. Achter de omvergestooten décors ontwaart men nu de schromelijkste verwarring, maar toch niets dat den indruk maken kan van werkelijken toeleg op oorlog van eenigerlei zijde. Dit is het eenig lichtpunt; maar het is er een.

C.