[p. 125]

Stemmen uit de redactie

Kwakzalverij.

- Het is niet de bedoeling hier de vraag aan de orde te stellen, waarom in onzen tijd de kwakzalverij op allerlei, en in het bijzonder op politiek en economisch gebied zoo welig tiert. Wij hebben de kwakzalverij in eigenlijken zin, die op medisch gebied, op het oog. Maar deze beperking is toch niet absoluut, want nagenoeg alle kwakzalverij ontspruit uit denzelfden wortel. En dat is gebrek aan geloof en vertrouwen. De menschen kunnen niet wachten en willen resultaten zien.

De boer weet, dat hij, wanneer hij het zaad aan den akker heeft toevertrouwd, wachten moet. Wanneer de akker goed besteld is, komt de wasdom later zonder zijn toedoen. Maar de door ziekte geplaagde mensch en de onder de gevolgen van de crisis lijdende menigte zijn veelal niet zoo verstandig. Zij stellen zich er niet mee tevreden, dat de omstandigheden naar beste weten zoo zijn bereid, dat verbetering met de grootste waarschijnlijkheid zal intreden. Zij willen, dat de verbetering ‘gemaakt’ wordt en dat van vandaag op morgen. Het gevolg is een zich vastklampen aan iedere stroohalm, een geloof schenken aan allerlei hocus pocus en holle leuzen, veelal onder invloed van massasuggestie.

In zekeren zin is zelfs dit schamele geloof een kracht en kan het opheffen uit lethargie en leiden tot een op zich zelf heilzame activiteit. Maar heilzamer is een beter gerichte activiteit. En wie een blijvend geloof in de goede machten als levensbezit meedraagt, behoeft de spasmodische onder suggestie optredende lichtgeloovigheid niet.

Maar wij dwaalden af en dachten aan andere gebieden. Wij zouden het hebben over kwakzalverij op medisch gebied. Wij werden op het onderwerp gebracht door een drietal circulaires van de Vennootschap v.d. Graaf, Co. De eene droeg tot op-

[p. 126]

schrift ‘Wat wilt gij, bloed of verf in uw aderen?’ ofschoon de zonderlinge suggestie ‘verf’ niet nader werd toegelicht.

De tweede luidde als volgt:

KENNISGEVING

Van 1924 tot 1928 voerden wij te Hilversum strijd voor een Leerstoel in de Natuurgeneeswijze en Homoeopathie. Van 1929 tot 1931 werd zoo goed als niet gewerkt en de zaak gereorganiseerd. Van 1932 tot 1933 werd strict onpartijdig gewerkt, waarbij noch de officieele, noch de fabrieksgeneeskunde werden aangevallen.
Als belooning voor onze 4 jarige neutraliteit werden wij door de Medische Trust, belasterd, gesaboteerd en bestolen, - waardoor thans zaken doen bijna onmogelijk voor ons is geworden. Dientengevolge zijn wij genoodzaakt ons te verzetten, met alle middelen waarover wij beschikken en zoo noodig een blijvenden strijd te voeren.
Wij schreven een Open Brief getiteld: ‘Wij beschuldigen de Medische Trust’ - groot 63 bladzijden en zonden daarvan een exemplaar aan de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, Keizersgracht No. 327 per aangeteekenden brief MET HET VERZOEK:
den laster en sabotage stop te zetten en ons rustig en neutraal te laten werken, onder dezelfde voorwaarden als andere firma's en instituten op gebied van geneeskunde en geneesmiddelen.
Stemt zij daar niet in toe, zou zij daarmede toonen vijandig te staan tegenover onzen persoon en zaak.
Wij bevelen u dezen brief A. dringend ter lezing aan en ons verzoek te ondersteunen, opdat de onzinnige wraak van een paar uwer Leiders niet tot gevolg zal hebben, dat brief A. en andere drukwerken op groote schaal verspreid, en uw stelsel en zijn beoefenaren op een wijze bekampt zullen worden, zoo fel, zooals Nederland nog nooit meegemaakt heeft.
Het is onze oprechte wensch, neutraal te blijven werken, maar gelooven niet, dat uw leiding voldoende gezond verstand bezit, om van haar wraakgevoelens afstand te doen.
VENN. v.d. GRAAF & Co. Directie van: Nederl. Instituut voor Diaetetiek en Biologie. Mr. P.N. Arntzeniusweg 15

P.S. Ook de R.K. artsen vereeniging (Utrecht) en de Ned. Mij. t.b.d. Pharmacie te A'dam - ontvingen een expl. Brief A.

Deze kennisgeving is merkwaardig. Wij weten maar één ding aan haar zijde te stellen. En dat is een circulaire, die wij jaren geleden lazen. Deze begon ongeveer ‘De laster waarmee ik sedert jaren vervolgd word, moet nu eens ophouden. Ik zal het niet langer dulden. Ik zal de lasteraars voor den rechter dagen.’ Het bleek dan, dat de man confectiepakjes verkocht; de ‘lasteraars’ waren kleermakers, die zeiden, dat maatwerk beter was. Nu, dat voor confectie op zoo'n toon reclame wordt

[p. 127]

gemaakt, daar zal men, dunkt ons, niets tegen hebben. Maar dat tegen de medische wetenschap en tegen de gemeenschap der Nederlandsche medici op deze wijze van leer getrokken wordt, is ontstellend. In zekeren zin kan men zich verheugen, dat de propaganda wordt gemaakt in een zóó onwaardigen vorm, en denken, dat het beste voorbehoedmiddel tegen het zich toevertrouwen aan de stellers van de ‘Kennisgeving’ is, deze laatste zooveel mogelijk te verspreiden. Ieder ook nog maar zoo weinig beschaafde moet onmiddellijk voelen, dat zoo geen wetenschappelijk onderzoeker spreekt, ook niet als hij door ernstige onderzoekingen tot de conclusie zou gekomen zijn, dat de medische wetenschap, zooals die aan onze Universiteiten gedoceerd wordt op een dwaalspoor zou zijn geraakt.

Maar nu komt het aller ontstellendste van de ontstellende zaak: Het derde papier bevatte een lijst van attesten van ‘Bekende Nederlandsche Intellectueelen’ die het instituut, waarvan de ‘Kennisgeving’ uitgaat, aanbevelen. En die lijst bevatte inderdaad de namen van eerwaarde mannen, te goeder naam en faam bekend. Wisten deze heeren, wat in de ‘Kennisgeving’ stond, waarvoor hun naam ter aanbeveling zou strekken? Kenden zij ook de bloed of verf-circulaire, waarin o.a. de zinsneden voorkomen ‘uw arm kind wordt als vies insect behandeld. Het wordt “wettig” ingespoten met vergif, ziek gemaakt en gehouden ten behoeve der medische werkverschaffing’ en ‘Vivisectie zijn proefnemingen op levende dieren en op levende menschen in hospitalen en ziekenhuizen’. En gaven zij bewust hun naam ter dekking van deze schandelijke insinuaties? Zoo ja, dan zijn zij wel zéér verblind.

Wanneer men de lijst nagaat, vindt men er vele predikanten en R.K. geestelijken en hoogleeraren der Nijmeegsche universiteit onder. Nu, het was wel bekend, dat in kerkelijke kringen een aantal personen gevonden wordt, die afwijzend staan tegenover een deel van, of misschien zelfs tegenover de geheele medische wetenschap. Maar het is toch verbazingwekkend, dat bij een tegenstelling met aan den eenen kant de ernstige, hardwerkende medici, die zich met hart en ziel, en dikwijls met groote verstandelijke vermogens, aan hun zware taak voor de lijdende menschheid geven - en ik ken er velen zoo en schat hun aantal in Nederland op vele duizenden - en aan

[p. 128]

den anderen kant de man van ‘Wij schreven een Open Brief getiteld ‘Wij beschuldigen de Medische trust - groot 63 bladzijden’ er één weldenkend man gevonden wordt, die een oogenblik twijfelt aan welken kant zijn plaats is.

De verklaring van die anti-medische neiging in kerkelijke kringen is waarschijnlijk het voortleven van een traditie, ontstaan in de vorige eeuw, toen een aantal medici antireligieuze propaganda maakten en zich tot ook philosophisch absoluut onverdedigbare materialistische uitspraken lieten verleiden. Maar die strijdbijl kon nu al wel lang begraven zijn. En het is geen bewijs van kracht, wanneer men zijn houding zoozeer door zijn tegenstander laat bepalen.

De man, die Nederland wil vergasten op het gezicht hoe hij de ‘Medische Trust’ bekampt op een wijze ‘zoo fel als Nederland nog nooit gezien heeft,’ moge dat doen. Maar geen predikant en geen Nijmeegsch hoogleeraar behoort aan zijn zijde te staan, alleen omdat 50 jaar geleden een atheistisch geneesheer een dwaze uitspraak gedaan heeft.

Idealisme zonder financiering.

- Nadat, zoo melden ons de couranten, de havenarbeiders te Zaandam geweigerd hadden, een met een hakenkruisvlag getooid schip te lossen, hebben zij bij nader inzien den volgenden dag besloten door te werken ...., nadat de vertegenwoordiger van het N.V.V. had medegedeeld, dat dit lichaam niet in staat was, een eventueele havenstaking te financieren.

Het vurig idealisme dezer brave lieden bleek zonder financiering niet houdbaar. Een teeken des tijds overigens. Door de moeilijke financieele omstandigheden - laten wij er den goeden kant toch ook eens van zien - komen de gaten in veler idealistische kleedij aan 't licht. Onder duchtige bescherming en officieele tolerantie bracht immers bijna geen enkele meeningsuiting eenige onaangename consequentie of gevaar mede, terwijl het een ‘revolutionnair’ al uiterst ongepast voorkwam, wanneer het door hem aangetast staatsorganisme zich verdedigde tegen zijn ondermijnende aanvallen; de Staat immers diende ‘neutraal’ te zijn en diende zich dus rustig te laten aantasten en ondermijnen. De revolutionnairen vergaten

[p. 129]

echter daarbij, dat door zulk een eisch te stellen zij niet alleen den Staat zelve, doch ook de heusche opstandigheid aantastten.

Wat blijft er over van den revolutionnair, die boos is als hij risico's moet loopen?

Zoo bleef van de ‘overtuiging’ der anti-hakenkruisers te Zaandam niet veel over, toen het bleek, dat zij van die overtuiging zoowaar nog last zouden moeten krijgen ook. Zij waren niet van het hout gesneden waarvan martelaren worden gemaakt en aangezien het bloed der martelaren het zaad der kerk is, vraagt men zich af, wat er van die kerk wordt, als het N.V.V. niet meer financiert!