[p. 117]

Buitenlandsch overzicht

Hitler en Europa
25 September 1933

De Nederlandsche troonrede van 1933, minder schroomvallig in de keus der bewoordingen dan zoo menige harer voorgangsters, erkent de mislukking der economische conferentie; of er van de ontwapeningsconferentie nog iets terecht te brengen is, zal men nu te Genève, in besprekingen met von Neurath, beproeven. Engeland, Frankrijk, Italië en de Vereenigde Staten, die tegenover Duitschland een eenheidsfront willen vormen, schijnen het eens te zijn omtrent de volgende voorwaarden, Duitschland aan te bieden:

1.Proeftijd van vier jaar gedurende welke niemand zijn bewapening zal versterken.
2.Internationale contrôle op de naleving van het voorgaand artikel.
3.Principieele bereidverklaring tot geleidelijke ontwapening volgens het plan-Mac Donald, uit te voeren na die vier jaar.
4.De vervaardiging van chemische strijdmiddelen onmiddellijk in alle landen verboden.

Dit beteekent dus dat Duitschland houden mag wat het heeft, maar de anderen óók: nog vier jaar lang. Dit is volstrekt niet wat Duitschland onder rechtsgelijkheid verstaat, doch bij het bestaande wantrouwen in Duitschlands bedoelingen willen de anderen niet verder gaan. Zal Hitler hiermede genoegen nemen? Door haar uitingen tot dusver heeft zijn regeering er het publiek zeker niet op voorbereid.

 

In Oostenrijk een dictatoriale regeering, die Oostenrijk hand-

[p. 118]

haven wil als ‘socialen Christelijken Duitschen Staat onder sterk autoritair gezag’. Tot uitoefening van dit autoritaire gezag beveelt zich, bij brieven aan zijn aanhangers, prins Otto van Habsburg aan.

Mussolini bespreekt in den Berliner Boersen Courier het non-agressie-pact, 2 September jongstleden door Italië met Sowjet-Rusland geteekend. ‘Wat Rusland aangaat, ik ben er van overtuigd, dat het juist is het behulpzaam te zijn bij de bevrijding uit zijn isolement, en het in nauwe samenwerking met de westersche mogendheden te brengen voor het algemeen welzijn der beschaving en voor den vrede.’ Zoo bejegenen omgekeerd de constitutioneele monarchie Engeland en de democratische republiek Frankrijk het fascistische Italië. ‘Ieder kent den ander het recht toe, de hem het meest geschikt lijkende politieke instellingen te kiezen, en geen enkele zal zich mengen in de binnenlandsche aangelegenheden van den ander’.

Zal men eerlang ook met het nationaal-socialistische Duitschland op dien voet kunnen leven? Daartoe is noodig dat Duitschland èn van herbewapening èn van het afdwingen der aansluiting van Oostenrijk afziet. Het is de vraag, of Hitler dit tegenover de menigte die voor hem en zijn bewind is opgezweept, wagen durft. Hij zal vermoedelijk te kiezen krijgen tusschen moeilijkheden van buiten en moeilijkheden van binnen.

 

Te Leipzig is men thans in het Rijksdagbrandproces gevorderd tot de vaststelling van den ‘objektiven Tatbestand’. Tot dusver ging de tijd heen aan de zgn. ‘Feststellung der Personalien’. Daarbij is nog niets aan den dag gekomen dat begrijpelijk maakt wat zich op den dag van den brand werkelijk heeft toegedragen. Het zgn. ‘bruinboek’ is er in het geheel niet in geslaagd dit te doen; wel heeft het een aantal vragen gesteld waarop antwoord volgen moet, als de wereld, gelijk wenschelijk is dat zij doen moge, eerbied voor de rechtspraak van het Rijksgericht zal kunnen opvatten en behouden.

C.