[p. 22]
De verloren zoon
Ik word teruggevoerd in eenen vroegsten staat:
kinderen gaan hand aan hand over de boerderij;
ik ben daar bij, ik weet het groote paard,
de hond, de koestal en het melkgerei;
dit is het huis mijns vaders, dat niet meer vergaat.
's Morgens wanneer ik mijn bed verlaat,
steunen de bruine wanden mij
en ik word opgenomen in het koel beraad,
dat in de deuren en open oogen staat
van dit het huis mijns vaders, dat nu weer voor mij
zijn diepe teugen ademhaalt.
G. Achterberg