[p. 302]

Bloei.

 
.... Morgenzon, wereldver;
 
lichtrozen reegnen in den vochten einder.
 
Maar op 't ontwakend eiland onzer aarde,
 
in een klein dal van stilte en prille glans,
 
een menschenpaar -
 
 
 
En machtig keert een droom-staat die verging.
 
En in uw schoot, bedwelmd van zonnebloei
 
weet ik uw zegenende zachte handen
 
rondom mijn hoofd, en stort mij gansch in U.
 
Diep in uw oogen glanst vergiffenis
 
voor een stormachtig, somber oud bestaan,
 
en inniger dan ooit omvangt uw leven
 
het mijne en voert het uit zijn wild begoochlen
 
voorgoed terug naar stout, helder geluk -
 
 
 
Theun de Vries.