[p. 116]

In memoriam Jan Toorop.

Geen schip kan zonder ballast varen. Ook het grootste en snelste schip welks bouw door ondervinding en kennis vooràf wiskunstig is vastgesteld, ook dàt schip kan niet veilig zee kiezen zonder ballast, want ballast geeft diepgang aan de kiel en vastheid aan den scheepsromp, varend dwars door hooge golfzeeën naar verre kusten, waar het doel der reis op is gericht.

Ieder kunstenaar, ook de zeldzame die waarlijk groot is van aanleg, heeft aan den rijkdom zijner gaven niet genoeg, wanneer hij niet ook heeft het overwicht,- dat alleen de voorhanden geestelijke en maatschappelijke waarden van zijn tijd en de levende traditie hem kunnen geven.

Eerst dàn, wanneer hij dien kostbaren ballast medevoert, zal hij in staat zijn het schoone land van zijn droomen te bereiken.

Wel gelukkig waren de groote kunstenaars van vroeger eeuwen, daar zij niet alleen die rijke begaafdheid bezaten, maar wijl hun geestelijke ballast bovendien stee-vast gestouwd kon worden, zoodat zij veilig zee kozen, om vaak nog schooner kusten te bereiken, dan die zij hadden verwacht.

Dat wij, die verplicht zijn den ballast voor onze schepen bijëen te zoeken uit den rommel van waarden die hot en hèr in de loodsen en op de kaden van het moderne leven liggen opgetast, dat wij, onvast gestouwd daarmede, wankel en zwalkend, vaak zelfs de kusten niet in zicht krijgen waar onze hoop op was gericht, dat maakt den tocht zeker niet gemakkelijker, maar welaan, de zee blijft toch de heerlijke zee, het varen blijft altijd een lust, en het is goed werk met een moedig hart te tornen tegen wind en golven, koersend naar kusten die wellicht onbereikbaar zullen blijken.

[p. 117]

Maar dat een zoo compleet en een zóó rijk begaafd kunstenaar als Toorop, die niet één gave, noodig voor het volledig bereiken, ontbeerde, dat hij, die zeker tot het hoogst denkbare in staat ware geweest, dat hij juist dit ééne, dat niet van hem zelf afhankelijk was, het over-wicht dat de tijd alleen geeft, moest missen, dat is meer dan spijtig: het doet als een onrecht aan.

Peinzend over en tegelijk schattend, wat de grootste kunstenaar's uit vroeger tijden tot stand hebben gebracht, wordt het steeds duidelijker, dat Toorop even als zij, tot het bereiken van het allerhoogste in staat zou zijn geweest, hij alléén, van alle hollandsche kunstenaars der laatste eeuwen, zoo slechts de tijd hem niet het over-wicht had onthouden, daar het aan den tijd zelf ontbrak.

 

* * *

 

Toorop's leven toont ons een prachtig voorbeeld van het bezielde kunstenaarschap, dat ondanks den tegenstand voortkomend uit nog onvolgroeide verhoudingen en het bij hem al vroeg intredend physiek lijden, steeds vurig, werkzaam, hooggericht, bewegelijk en onversaagd is gebleven tot het einde, tot het oogenblik, dat zijn allerlaatste krachten, aan den rand van den ouderdom eindelijk ineen stortten.

Zoo gezien blijft er naast het gevoel van dankbaarheid en grooten eerbied, nauwelijks plaats voor droeve gedachten. Want zijn leven was een rijk en prachtig leven, en hij stierf eerst toen zijn werk was volbracht.

Gedurende bijna een halve eeuw is zijn geest het gist geweest der Hollandsche kunst.

Waar iedere saâmbindende kracht ontbrak, daar heeft Toorop van de bewegelijkheid een deugd gemaakt. Bereid als hij altijd was tot nieuw avontuur, heeft hij alle mogelijkheden onderzocht en uit de vier windstreken van het geestelijk leven kwam hij steeds met zeldzame vondsten terug.

Hij bezat den overmoed die opwekt, omdat hij zoowel droom als durf inhield, en hij had de ironie die behagen er in schiep, de dommelaars en loome herkauwers op te schrikken door zijn vaart.

In alles wat hij tot stand bracht was geestkracht en span-

[p. 118]

ning doch de innerlijke warmte ontbrak daarbij nooit, en nog minder de muzikaliteit, die den ondertoon van zijn zeer gecompliceerd en toch tegelijk kinderlijk wezen vormde.

Hij behoorde tot hen, die het ‘over-wicht’ van den tijd en de groote waarde daarvan voor de kunst ten volle hebben erkend, hij hield niet op het te zoeken, en van het oogenblik af dat hij het in het Katholicisme meende gevonden te hebben, heeft hij heel den rijkdom zijner gaven, al de warmte van zijn hart en zijn volle werkkracht in den dienst van zijn geloof gesteld.

Het Katholicisme van onzen tijd bezit echter niet meer het ‘over-wicht’ dat de ‘zegevierende’ kerk eens bezat, ten tijde dat de Christus figuur in den dom te Monreale ontstond en de Madonna in den Dom te Torcello.

Het zeer groot verschil in over-wicht dezer twee tijdperken, geeft tevens het verschil aan dat tot uitdrukking komt in de kunst van het verleden en het heden, hetzelfde verschil, dat er bestaat tusschen macht en begeeren, tusschen het onaantastbaar hoog bereiken en het zielsverlangen er naar.

Zoo Toorop's groote kunstenaarsgaven in dienst waren gesteld van eene ‘chiesa triumfante’, zouden zij ook voor die zware taak vol-op toereikend zijn geweest, want hij beheerschte den grooten en ruimen vorm maar ook de weergave van het indringend detail; hij begreep de lijnen die het leven der ziel in het gelaat kerven, zoo goed als de dracht der bloeiende kleur en de werking der volumen. Bovendien bezat hij de liefde voor het ambacht en het vermogen tot het zelf-doen, hij heeft het bewezen in zijn eigenhandig geboetseerde en gekleurde grès céramique in de Beurs, hij heeft het bewezen in zijn glasraam te Nijmegen, hij heeft het bewezen in koperdrijfwerk en in lithografie. Ook in dit opzicht was hij vóór-renaissancistisch, hij wist dat de taak van den kunstenaar niet ophield bij het ontwerp, maar dat zij dan pas goed begint. Ook tegenover het edel werkmanschap was zijn houding te hartelijk en te eenvoudig om het bij louter voorschriften van boven-af te laten. Toen zijn phyzieke krachten voorde zware inspanning die de uitvoering van monumentale werken eischt nog ruimschoots aanwezig waren, toen ontbraken hem de opdrachten voor arbeid van deze soort. Dit is hem, - een brief getuigt het - een diepe teleurstelling geweest, die hij overmande door zich te werpen

[p. 119]

op de portretkunst, die hem, altijd snel geboeid, maar steeds afstand-houdend beschouwer van andere persoonlijkheden als hij was, wel moest maken tot den uitvoerder van beeltenissen, die in hun soort onovertroffen zijn.

Hij heeft meesterwerken gemaakt, binnen de mogelijkheden, die hem werden geboden, doch nimmer begon hij deze werken met het vóórop gestelde plan, om een meesterwerk tot stand te brengen; daar was te veel eenvoud en hartelijkheid in zijn wezen om zich tegen wien ook of tegen welk werk ook, in een hoogmoedige houding te plaatsen.

Hij die de veelzijdigste kunstenaar is geweest die Holland sinds eeuwen heeft gehad, was als mensch betooverend, door zijn onopzichtigheid, zijn warmte, en zijn speelschheid van geest.

Hij bezat het wezen dat den waarlijk grooten vaak eigen is, hij had de mildheid die liet zien hoe ruim zijn hart was, hij bezat den eenvoud die bewees dat het bescheiden was ook. Bovendien bezat hij de droomerigheid die deed vermoeden, dat zijn ziel zich vaak op den doortocht wist.

 

R.N. Roland Holst.