[p. 227]

Treurwilg in de Lente

 
Zoals de vlechten van een meisje van zes jaar
 
Dat Elsje heet en kijkt met warme ogen
 
Als zomerbloemen, hangen over 't stille watervlak gebogen
 
De tressen van de treurwilg, lang en evenwijdig aan elkaar,
 
 
 
Soms even onderdomplend, door de zon doorschenen
 
Stralend geelgroen, met vlinderende strikjes,
 
In een provinciestadsplantsoentje, waar de wandelstokketikjes
 
Der renteniers autorisatie aan de rust verlenen.

F.W. van Heerikhuizen