[p. 161]
[Tweede jaargang, No. 3]
De Prins weergekeerd
Deze titel, ontleend aan een gedicht van A. Roland Holst, meenen wij te mogen plaatsen boven de volgende verzen, waarmee wij op onze beurt aan de Oranje-hulde deelnemen. Wij zijn laat, maar onze bijdrage, door een mysterieuze hand op het Forum geworpen, heeft een zoo authentiek accent, meenen wij, en klinkt zoozeer als een slotwoord, dat wij, ook zonder spiritist te zijn, geloven aan een inspiratie van den Prins zelf, op zijn beurt wellicht door het rapport der drie hooggeleerden inzake de vergissing van Prof. Colenbrander geïnspireerd.
(Red. Forum.)
Wilhelmus van Nassouwe
Verschyne ick weer cordaet:
Godt sond my, te mistrouwen
Der professooren raedt.
Myn prinslijckheyt d'Orange
Clonck veer niet nationael,
Van Eyck en
Geyl, sans frange,
Spreecken een andre tael!
Pirenne en
Colenbrander
Armsalich saemgherot
Maeckten my tot een ander
Dan 'ck emmer was voor Godt.
Wat heete ick dan beswaddert
Voor dees ghelegentheyt,
Wen dwase leughen fladdert
Drij eewen door den Tyt?
De Heer sond my, te spreecken
Myn eighen woort fideel,
Myn swijghen selfs te breecken
Int roemloos gekrakkeel.
Vree sy des Colenbranders
Ghefoltert syelement,
Hy die niet looch yet anders
Als leughen lang-volendt.
[p. 162]
Oorlof myn arme schapen,
Ick laet weer myn verleen
Aen wie hun faem sich schrapen
Daeruyt, de ghift is cleen.
Aen Godes voet gheseten
Huegt my gheen sterflyck feest,
Drij eewen van vergheten
Maecken een suyvre Gheest.
Neemt Geyl en Eyck vereenicht
Tot pronckhelt vant festyn,
En d'aer, met smaet ghesteenicht,
Gheeft oock een beecker wyn!
Het sap, oock soo ghedroncken,
Smaeckt soet wen 'tis betaelt,
Wat verder heeft ghestoncken
Vergheet het op de vaelt.